blog | werkgroep caraïbische letteren

Noodzaak voor verder onderzoek van het Sarnámi

Verslag in woord en beeld van het Sárnami congres

 

Deze pagina is geheel gewijd aan de vorige week (5/6 mei 2017)  gehouden Sarnámi-conferentie, gehouden in het Universiteits guesthouse in Paramaribo. Moderatoren tijdens de discussies waren Indra Djwalapersad, Radjen Baldew, Bhola Narain en Maurits Hassankhan. Op deze literaire pagina zijn korte verslagen van de gepresenteerde lezingen opgenomen, gemaakt door Sita Patadien [SP] en Hilde Neus [HN]. Er was ook vertier. In de avonduren werden er baithak gana liederen ten gehore gebracht door Kries Ramkhelawan en zijn gezelschap. Op de tweede dag waren er diverse auteurs die voordroegen uit eigen werk. Ook presenteerde de toneelgroep Hasti Masti onder leiding van Shanti Matai een sketch die mooi aansloot bij het thema van de conferentie: grootouders die moeite hebben om te communiceren met hun kleinzoon, omdat die het Sarnámi niet spreekt. Vastlegging en overdracht is belangrijk bij het voortbestaan van een taal. Voor het Sarnámi is de prognose positief en deze conferentie draagt daar zeker aan bij. Alle foto’s: Michiel van Kempen.

 

 

‘De taal is van ons vaderland, waaruit we nooit kunnen emigreren’ (Inrina Grivina)

 

Een natak door de toneelgroep Hasti Masti onder leiding van Shanti Matai.

Sprekers kunnen ook dansen: v.l.n.r. Narinder Mohkamsing, Bris Mahabier en Jit Narain, Rabin Baldewsingh zingt

Een onderonsje tussen Naushad Boedhoe en Jit Narain

 

 

Rabin Baldewsingh

Bovenstaand citaat vormt het begin en de afsluiting van de presentatie van drs. Rabin Baldewsingh (1962). Hij was hoofdgastspreker tijdens de Sarnámi-conferentie georganiseerd op 5 en 6 mei door de Faculteit der Humaniora van de Anton de Kom Universiteit. Baldewsingh publiceerde zijn eerste verhalenbundel in het Sarnámi: Der hoi gail (2016). Verder heeft hij diverse gedichtenbundels in het Sarnámi op zijn naam staan (Man ki mauni, Yád ke swágat jiwan ke gán, Parwási). Het onderwerp van zijn presentatie was De kracht van het Sarnámi als spreek- en schrijftaal; syntaxis, vocabulaire en literatuurcreatie. Baldewsingh heeft middels voorbeelden getoond dat het Sarnámi de potentie bezit om gebruikt te worden in de literatuur. Hij ging eerst in op de talen die aan de oorsprong van het Sarnámi liggen. Vervolgens sprak hij kort over de spelling, grammatica en fonologie. Zijn voornaamste zorgpunt ligt in de vraag waarom we een Nederlands woord gebruiken, terwijl er een Sarnámi woord voorhanden is. Volgens Baldewsingh moeten we voor het behoud van het Sarnámi veel meer hierin durven te schrijven, omdat de mogelijkheden die de taal ons biedt niet onderdoen voor die van een andere taal.[SP]

 

 

Renata de Bies

De decaan van Humaniora, dr. Renata de Bies, geeft wat overdenkingen bij de samenstelling van een Sarnámi woordenboek. Nu is er wel een lijst, maar die is onvolledig en plaatst de lemma’s (trefwoorden) niet in een context. Elk woord zal worden aangevuld met de uitspraak, aanduiding van de woordsoort, het gebruiksdomein, de stijl, de sociale groep en andere zaken. De Bies heeft de behoefte aan een dergelijk woordenboek in Paramaribo en Wanica onderzocht. Het bleek dat 74% van de Hindoestanen de taal goed verstaat en 71% van de mensen zichzelf een goed spreker vindt. Bij de jeugd liggen die percentages lager: 77% zou een woordenboek wensen voor de betekenis, 77% voor het bekijken van de spelling en 57% ter controle van het gebruik. De vorm van het woordenboek zal worden aangegeven door de gebruiker: wenst die er voorbeeldzinnen in, of bijvoorbeeld de uitspraak en opdeling in lettergrepen?

 

Jong publiek

De Bies gaat uit van een tweetalige gebruiker: Nederlands en Sarnámi, maar wel in dienst van de laatste. Er komen dus twee delen: een Nederlands-Sarnámi, en een Sarnámi-Nederlands. De taal moet ontsloten worden, de receptie en productie moeten bekeken worden, het lexicon (de woordenschat) moet worden vastgelegd en gestandaardiseerd. De Bies gaf ook aan dat op scholen de leerlingen veel eerder moeten leren omgaan met een woordenboek. Vragen die opkomen zijn: wat is de frequentie van het woordgebruik, zaken die zelden voorkomen neem je niet op? Neem je veel oude woorden mee of maak je het hedendaags? Het is een vrij jonge taal, ze gaat dus uit van 2×25 jaar, dus twee generaties. De taalrealiteit telt, en niet de wenselijkheid. Voor rijst zullen bijvoorbeeld verschillende vertalingen komen, omdat rijst in diverse vormen voorkomt binnen de cultuur. En liefst ook nog geïllustreerd met foto’s. [HN]

 

Krish Bajnath

Drs. Krishnedath Bajnath sprak over ‘De geschiedenis en literatuur van het Sarnámi’. Hij gaf aan dat de Hindoestanen een passieve houding hadden in het verleden (volgens Van Lier 1977). Munshi Rahman Khan was de eerste die zijn leven beschreef in het Hindi en zo een stuk cultuur vastlegde. Bajnath geeft aan dat ook in Europa oudere talen meetellen, en verzen of proza in een dergelijke taal op een vernieuwde manier gebracht kunnen worden. Het toneel was een overgangsfase en vooral populair in de jaren ’60. Ondanks de kracht van het joint family system ontstond er rond 1975 een exodus naar Nederland waar een heroriëntatie plaatsvond en nieuwe gezinsverhoudingen ontstonden. Die waaiden weer over naar Suriname, vooral de positie van vrouwen veranderde, wat weer haar neerslag had in de literatuur, zowel wat thematiek en symboliek, als wat auteurs betreft. [HN]

 

Michiel van Kempen. Foto © Indra Hu

Prof. dr. Michiel van Kempen (1957) begon zijn levendige presentatie getiteld ‘Sarnámi literatuur, 31 jaar later’ met een ode aan Jnan Adhin. Ook Nabibaks en Jit Narain kregen speciale aandacht, omdat zij onder andere aan de bakermat van de Sarnámi literatuur hebben gestaan. Thema’s zoals de historische positie van de Hindoestanen, verstoting door India, ‘ontkerking’ door de christenen en later de overplanting naar een ander werelddeel werden voornamelijk belicht in de poëzie. Er kunnen diverse fasen onderscheiden worden in de geschiedenis van de Sarnámi literatuur tot 1929. Klinkende namen zoals Chitra Gajadin, Gharietje Choenni, Cándani en Raj Ramdas ontbraken evenmin. In tegenstelling tot wat Chan Choenni in zijn boek Hindostaanse Surinamers in Nederland beweert over de minimale input van literatuur, geeft Van Kempen aan dat Rabin Baldewsingh juist een voorbeeld is van doorbraak. Ook de recente theateropvoering van Karin Lachmising Ademhalen betekent voor het Sarnámi een positieve waardering. Van Kempen sloot af door een gedicht van Jit Narain te analyseren, waarbij volgens de presentator de dichter zijn thuiskomst bevestigt. Het thema hier is het rurale bestaan van de landbouwer. Als neusje van de zalm droeg Jit Narain zijn gedicht voor aan het publiek: zowel in het Sarnámi als in het Nederlands. [SP]

 

Jit Narain

 

Krishna Autar

Drs. Krish Autar verzorgde een inleiding over onderwijs in het Sarnámi waarbij hij aangaf dat het om een schoolse of buitenschoolse activiteit kan gaan en de keuze voor een cursus of verlengde schoolperiode. Ook moet men kijken of het om een eerste of tweede taal gaat, of om een vreemde taal die eventueel ondersteuning kan bieden aan de schooltaal. Daarnaast moet er aandacht zijn voor identiteitsontwikkeling. Daarvoor is een leerplan nodig, eindtermen en leermiddelen die bestaan uit een boek, handleiding, didactische werkvormen en toetsen. Autar heeft een inventarisatie gemaakt van de reeds bestaande methodes, allemaal ontworpen voor de middelbare school. Draagvlak bij de schoolbesturen, schoolleiders en ouders is noodzakelijk. Kiezen we voor de onderdompelingsmethoden of pakken we het concentrisch aan met steeds herhaling en uitbreiding van de leerstof? Marhé en Damsteegt onder andere hebben reeds aandacht aan een Sarnámi-cursus besteed. Veilig leren lezen zou een goede methode zijn als voorbeeld voor een cursus op lagere niveaus. Autar schetst ook de problemen en geeft een overzicht van de bestaande Hindi-scholen in Suriname. [HN]

 

Nalinie Raghunath-Ramcharan

Nalinie Raghunath-Ramcharan (1969) is geboren en getogen in Nickerie. Zij heeft voor de afronding van haar mo B studie Nederlands (IOL) een vergelijkend onderzoek gedaan naar de grammaticale woordvolgorde in het taalgebruik tussen twee generaties in Nickerie. Uit haar eigen observatie bleek dat mulojongeren (tussen elf en zestien jaar) zinnen gebruiken waarbij de grammaticale woordvolgorde als volgt is “Hum pailin ego cadeau apan verjaardag ke” (Ik heb een cadeau gehad voor mijn verjaardag): hum (ik) is het onderwerp, terwijl pailin (krijgen) de persoonsvorm is. In deze zin is er sprake van een SVO-volgorde (subject-verb-object). Maar de oudere generatie (sprekers tussen 76-94 jaar) formuleren hun zinnen als volgt “ Tu roj catak-matak mange khai” (Je wilt elke dag lekker eten). In deze zin is de grammaticale volgorde: Tu = onderwerp (jij), roj = bepaling (elke dag), catak-matak = lijdend voorwerp (lekker of pittig eten), khai = persoonsvorm (eten). Hier is sprake van een SOV-volgorde, namelijk subject-object-verb. Verder stelt zij ook dat er veel beïnvloeding (85%) is op de taal van de jongeren vanuit het Nederlands en het Engels (zeker de woorden uit de technologie). Hier valt ook het onderscheid te maken tussen de invloed van het Berbice-Engels en het Engels. Zeker in de hoofdplaats Nieuw-Nickerie is dit verschijnsel in het taalgebruik bij de jongeren merkbaar, daar wordt meer Nederlands gesproken door de jongeren. Raghunath heeft voor haar onderzoek video-opnames gemaakt die een rijke bron aan informatie kan betekenen voor haar. Zij heeft slechts één aspect uit deze bron bestudeerd, de syntaxis. [SP]

 

V.l.n.r. Ruben Gowricharn, Nalinie Raghunath-Ramcharan, Krishna Autar

Ruben Gowricharn

Vanuit zijn functie als houder van de leerstoel Stichting Lalla Rookh aan de Vrije Universiteit te Amsterdam met als leeropdracht de studie naar de Hindostaanse Diaspora heeft prof. dr. Ruben Gowricharn (1952) drie korte, doch krachtige antwoorden gegeven op de vraag in zijn presentatie wat de leerstoel kan betekenen ter ondersteuning van het Sarnámi in Suriname. Ten eerste ondersteuning in visieontwikkeling, ten tweede een onderzoeksprogramma helpen opzetten, tot slot het ondersteunen in het begeleiden van dat onderzoeksprogramma. Volgens Gowricharn moet het Sarnámi niet slechts gebaseerd zijn op een taalkundige visie. Een taal is namelijk ook een object van strijd, een politiek instrument en vooral een bron van trots. De hamvraag die beantwoord moet worden volgens hem, is ‘Hoe breng je de taal, het Sarnámi, aan de man?’ Hiervoor is het van belang dat die een maatschappelijke inbedding heeft, de politieke verhoudingen moeten positief zijn, maar vooral krachtig leiderschap is belangrijk. Van het Sarnámi kan gesteld worden dat het een taal is die binnen de gemeenschap gebruikt wordt voor diverse doelen. Voor de acceptatie als een gelijkwaardige taal moet deze een natuurlijk onderdeel worden van de Hindoestanen en moet de taal zichtbaar (en hoorbaar) zijn in diverse manifestatievormen, zoals in de media. Een van de belangrijke vooronderstellingen is dat de spreker het Sarnámi moet beheersen, maar het gebruik hiervan is lastig door een voorkeur voor het Nederlands en Sranan. Een andere is dat er (her)waardering moet komen voor het Sarnámi vanuit de eigen groep en vanuit andere etnische groepen. Want het Sarnámi is geen puur taalkundige kwestie, maar een institutie, welke ingebed is in sociale, culturele en maatschappelijke vlakken. De toekomst van het Sarnámi ligt in de visie die nu geformuleerd en omgezet moet worden in daden. [SP]

 

Narinder Mohkamsing

Dr. Narinder Mohkamsing (1958) hield een presentatie over composita (samenstellingen) in het Sarnámi. Volgens Mohkamsing is het Sarnámi niet voldoende ontwikkeld, omdat men in deze taal geen samenstellingen tegenkomt. In het Nederlands is een kippenei samengesteld uit de zelfstandige naamwoorden ‘kippen’ en ‘ei’. Dit zou niet mogelijk zijn in het Sarnámi, omdat de samenstelling dan zou worden moergie ke anda. De functie van ‘ke’ moet zich verder ontwikkelen willen de composita naar analogie van het Nederlands ‘moergie-anda’ worden. Maar indien dat gebeurt, is het Sarnámi volgens Mokhamsing niet meer puur en zal het zijn eenvoud (en zoetheid) verliezen. [SP]

 

Kirtie Algoe

De pas gepromoveerde dr. Kirtie Algoe heeft een verkennend onderzoek gepresenteerd over het Sarnámi en het Hindoeïsme in Suriname. Algoe heeft zich gericht op de vraag, wat de status van het Sarnámi is. Hiervoor heeft zij een onderzoek op microniveau gedaan naar het taalgebruik van pandits bij de Sanatan Dharm en de Arya Samaj. Hierbij is de focus gelegd op tempeldiensten in het ressort Meerzorg. Ze heeft gekeken naar het curriculum van de panditopleiding bij beide denominaties, waarbij er veel overeenkomsten zijn voor wat betreft de instructietaal binnen de opleiding: Sarnámi en Hindi. Als er een vergelijking wordt gemaakt van de percepties en ervaringen van de pandits zelf blijft de taal van de rituelen en de uitleg daarvan identiek: Sanskriet, Hindi, Sarnámi en Nederlands. Een opvallend verschijnsel is dat bij de Sanatan Dharm er een afname is van Hindi en Sarnámi, terwijl bij de Arya Samaj die talen juist behouden blijven. Tot slot kan geconcludeerd worden dat het Hindi een hogere status heeft dan het Sarnámi, primair vanwege de functie binnen de religie. Maar het belang van het Sarnámi is ook groot, want de vraag naar het gebruik hiervan en het Nederlands bij uitleg is in voldoende mate aanwezig. Bovendien verschilt de perceptie en het gebruik van het Sarnámi van pandit tot pandit. Algoe benadrukte tot slot dat dit voer is voor verder onderzoek. [SP]

 

Jerry Dewnarain

Jerry Dewnarain, literatuurdocent op het IOL, sprak over taalverandering in de poëzie van Raj Mohan en Ramnath Sewdien. Zijn vraag was of dat sowieso voorkomt en hoe daarop wordt gereageerd door zowel de taalkundigen als de samenleving. Zelf ziet hij verandering niet als verloedering en kan een taal niet in verval raken door toedoen van dichters. Is de toekomst van het Sarnámi zorgelijk omdat talige vaardigheden van vooral de jeugd afnemen? Het gebruik van leenwoorden, te weinig aandacht voor taalnormen en een slechte uitspraak, maar ook de status kunnen negatief werken. Voor de toekomst kunnen we op een nieuwe manier omgaan met de taal en veranderingen doorvoeren zoals nieuwe opvattingen, gewoontes, nieuwe instituten, nieuwe literaire genres. Dewnarain is van mening dat het Sarnámi meer aandacht verdient op wetenschappelijk gebied en een respectvollere houding. Hij vroeg Sewdien om een gedicht voor te dragen waaruit taalverandering blijkt. Dat gedicht is hieronder opgenomen. [HN]

 

 

Avinash Hiralal

Avinash Hiralal studeert binnenkort af aan de masters Nederlands van de faculteit Humaniora op een onderzoek naar de verdwijnende retroflexklanken in het Sarnámi. Retroflex houdt in dat de tong terugkrult tegen het gehemelte aan en zo een h-klank produceert, bijvoorbeeld dh of th. Hij ondervroeg een populatie van 82 sprekers (verdeeld in onder 25 jaar, tussen 25-50 jaar en boven de 50 jaar) en constateerde dat deze klank bij jongeren steeds meer aan het verdwijnen is. Voor zijn onderzoek heeft hij geletterden een lijst met honderd woorden laten voorlezen. Voor (vooral oudere) Sarnámi-sprekers die ongeletterd zijn heeft hij posters met afbeeldingen ontworpen en die voorgehouden zodat de respondenten de woorden konden opnoemen. De resultaten transcribeert hij in fonetisch schrift (dus zoals je de uitspraak hoort) en analyseert ze daarna. Zijn verwachtingen zijn dat in de polders van Nickerie er het minste verandering is, dan volgen de randdistricten en in Paramaribo zal het verdwijnen van de retroflex het grootst zijn. Niet verwonderlijk omdat mensen daar veel meer contact met andere talen ondergaan. [HN]

 

Bris Mahabier

Naushad Boedhoe

De heren Naushad Boedhoe en Bis Mahabier hebben beiden – al was het vanuit een andere benadering – een schets gegeven van de ontwikkelingen rondom het Sarnámi en de conservering van de Hindoestaanse cultuur in Nederland. Boedhoe gaf een schets van het ontstaan en de ontwikkeling van de beweging en Mahabier vulde aan met de invloeden van de beweging, niet slechts de feiten maar ook de verschillende ideologieën die een rol hebben gespeeld. Deze twee presentaties zijn erg belangrijk voor de vastlegging van de historiografie van de ontwikkelingen rondom de taal. Vooral Jit Narain blijkt een belangrijke factor te zijn geweest, maar ook de jongerenvereniging Nauyuga. [HN]

 

Dichter en cultuurkenner Jan Soebhag omringd door Sarnami belangstellenden

Jeugdboekenschrijver Effendi Ketwaru luistert, Naushad Boedhoe applaudisseert

Wanita Ramnath

 

Als uitsmijter verzorgde Wanita Ramnath de presentatie van haar mo-B-scriptie Nederlands: Baithak gana: een muzikale en tekstuele tocht met het Sarnámi waarin ze de ontwikkelingen op muzikaal gebied schetst met betrekking tot instrumentarium en bezetting van de verschillende groepen. Van de invloed van andere muziekstijlen liet ze voorbeelden horen en gaf ook aan hoe het gebruik van het Sarnámi evolueerde. Door de vele geluidsfragmenten en filmpjes was het moeilijk voor de toehoorders om rustig op hun stoel te blijven zitten. Dit onderzoek zal ze uitbreiden voor haar masterthesis met gegevens uit Guyana en Trinidad. [HN]

 

Deze 13-jarige stal de show bij het optreden van de kawwali-band van Kries Ramkhelawan

De altijd bevlogen kwwali-zanger Kries Ramkhelawan

 

Radjen Baldew

Indra Djwalapersad

Maurits Hassankhan

 

 

Publiek, met baardjes: Jerry Egger en Maurits Hassankhan, staande sprekend: Radjen Kisoensingh, rechts naast hem Radjen Baldew

Publiek, linksachter met baardje Jit Narain, geheel rechts vertaler France Olivieira

IOL-docenten: v.l.n.r. Hilde Neus, Jerry Dewnarain, Welmoed Ventura

Naushad Boedhoe en Jit Narain in vogelvlucht

Rabin Baldewsingh en Lex Bholasingh animeerden het afscheidsfeest

 

 

Ramnath Sewdien

Ramnath Sewdien leest zijn gedicht ‘Sarnami’

Bhásá

Hindi ká tamáshá
bigar gail bháshá:
lángá-lángá doro-doro
huku habará linkskánti
tweede hoge neuten ghar
Khus to huá Ráju
Soc men pará Sádhu:
Ehi hai Sarnám ki hindi
Jise Ramnath kahtá Sarnámi

Bron: Sewdien R. (2011, p. 23) [Hindi]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter