blog | werkgroep caraïbische letteren

Noem het toeval*)

Dodenmasker van A.B.J.Wong Lun Hing, huisarts te Roermond, gemaakt door diens zoon Dolf, foto @ Henk Bril

 

door Rolf van der Marck

Is het toeval dat de arts die mijn moeder bij mijn geboorte bijstond Surinamer was? In feite heb ik het antwoord direct klaar, want ik ben en blijf van mening dat alles op toeval berust en al helemaal in dit geval, waar in de verste verte niet enige aanleiding om anders te veronderstellen te verzinnen valt. Die arts, Dolf Wong Lun Hing, was afkomstig uit Albina, had in Nederland medicijnen gestudeerd en werd aan het begin van de eerste wereldoorlog garnizoensarts in Roermond, waar hij een Nederlandse trouwde en na de oorlog een huisartsenpraktijk begon. Hij kreeg negen kinderen, waarin je – naar zijn eigen zeggen – bij allemaal negroïde kenmerken kon terugvinden.**) Ik heb ze gekend en kan het beamen.

De vraag naar toeval is gelegen in de omstandigheid dat ik inmiddels tien jaar in Suriname woon en er aan het land en aan de mensen verknocht ben geraakt. Is toeval daarvoor afdoende verklaring? Behalve dat ik destijds met één van de Wong-kinderen goed bevriend ben geraakt, heb ik in mijn jonge jaren verder geen andere Surinamers gekend, tenminste als je deze tweede generatie nog Surinamer mocht noemen. In de eerste twee decennia na de tweede wereldoorlog waren in Nederland Surinamers – zeker in de provincie – een zeldzaam verschijnsel, toen nog door bijzonderheid onderscheiden.

Toen ik eind jaren vijftig voor een stage naar Amsterdam ging, had ik het geluk van zoon Dolf Wong een kamer te kunnen overnemen, die deze er had aangehouden als pied à terre maar nauwelijks meer gebruikte. De kamer was gelegen aan de Courbetstraat # 2/III, in het keurige stadsdeel Nieuw-Zuid bij het Minervaplein. De hoofdhuurder verbleef in het buitenland, zijn zoon woonde op de ‘dienst’verdieping erboven en verhuurde de derde etage om zijn opleiding plastische chirurgie te bekostigen. Wat bij het betreden van de woning onmiddellijk opviel was de uitpuilende boekenkast in de hal, die aan de hoofdhuurder bleek toe te behoren: Lou Lichtveld ofwel Albert Helman.***)

Zo’n vijftien jaar later kwam ik in de Bijlmermeer te wonen. Groots opgezette, ruime flatwoningen tussen weldadig groen, maar toen al in verval. Het projectplan dateerde nog van vóór de oorlog maar is eerst lang nadien gerealiseerd, echter zonder de bijbehorende infrastructuur en daarom met alle rampzalige gevolgen vandien. De woningbouwcoöperaties dropten noodgedwongen hun prijzen en dat hebben ze geweten. In de kortste keren was de Bijlmer tot een getto verworden. Toen begin jaren zeventig de grote trek van Suriname naar Nederland begon, hebben veel Surinamers daar hun (eerste) woonplaats gevonden. Toen ik op de avond van 25 november 1975 naar mijn huis in Kempering terugkeerde, liep ik vast in de feestvierende menigte Surinamers en werd ik onmiddellijk uitgenodigd hun feest mee te vieren, een uitnodiging waaraan ik met veel plezier gevolg heb gegeven.

Mijn laatste woonplaats vóór mijn emigratie naar Suriname was Dordrecht. Een mooie oude stad, bekend (en berucht) vanwege de Dordtse Synode, maar die het al eeuwen geleden heeft moeten afleggen tegen Rotterdam. Een van de aardige, kleine evenementen in Dordrecht was het jaarlijkse Schrijvers Tennis Toernooi, waar Nederlandse en Vlaamse auteurs voor deelname werden uitgenodigd. En behalve dat er werd getennisd, werd elk jaar één van de deelnemers gevraagd een klein verhaal te schrijven dat tijdens het toernooi werd gepresenteerd. Regelmatig terugkerende gasten waren ondermeer (in alfabetische volgorde) Jan Fontijn, Mensje van Keulen, Kester Freriks, Nicolaas Matsier, Guus Middag, Hugo Pos. Al snel bereikte mij het verzoek die uitgave te sponsoren, hetgeen ik een aantal jaren met veel plezier heb gedaan. Eén van die verhalen was van de hand van Hugo Pos, maar dat boekje – met opdracht – is helaas bij mijn verhuizing naar Paramaribo verloren gegaan. Toen ik tijdens dat toernooi met hem in gesprek kwam, bleek hij in Amsterdam te wonen aan de Courbetstraat # 2/II, een etage lager dan waar Helman (en ik) had gewoond. Toeval?

Foto rechts: Hugo Pos

Nu hier in Suriname vraag ik me af of er nog ergens een spoor te vinden is van Helman naar Wong en van Helman naar Pos. Zo is bijvoorbeeld bekend dat Lou Lichtveld op zeer jonge leeftijd een korte tijd op het Klein Seminarie van het Bisdom Roermond heeft gezeten, maar helaas zijn er geen mensen meer die mij zouden kunnen vertellen of hij in die tijd Wong heeft gekend en ontmoet. Destijds heb ik er niet naar gevraagd, nu is het te laat. Noem het toeval.

*) met dank aan Henry Roth, Call it Sleep, New York 1934.

**) zie Frans Wong, Engeltjesmaker (“Het heeft me nogal wat rekenwerk gekost om er achter te komen welke van opa’s achtereenvolgende vrouwen oma was. Zij heette Catharina Esther Elía, elf jaar jonger dan hij. Wanneer ik ernaar vroeg, verklaarde de een dat ze een Indiaanse was, de ander dat ze van Pools-Joodse afkomst was. Mijn onzekerheid hierover duurde tot ik die oude foto vond. Vanaf dat ogenblik wist ik met zekerheid dat oma een volbloed negerin was met kroeshaar en een markant, lief Porgy’s Bess-gezicht.” pag. 10), Amsterdam 1998.

***) zie Tony van Verre ontmoet Albert Helman (“Het was een heerlijke woning in Amsterdam, die wij voor Suriname moesten verlaten.” pag. 40), Bussum 1980.

1 comment to “Noem het toeval*)”

  • Hi! Ik ken wel een net gepensioneerde psychiater: Fred Wong Lun Hing, hij woont in Nederland, in Breda. Hij heeft ook een eigen website. Google zijn naam maar eens.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter