blog | werkgroep caraïbische letteren

Nieuw lied op een verlopen kapitein, Die tot Directeur op Curaçao geavanceerd[1] is, so lange als ‘t de Heren[2] belieft.

(Te zingen op de wijs van Een Starke Casteel.)

Gij vrienden wilt eens horen wat ik zingen zal,
Een liedje van Jan Kalis,[3]
Ik wil zeggen Jan Gales,
Hoe hij kwam te pas.

In Friesland, wilt ’t weten en daar hij was kaptein,
Daar most hij door de glazen[4]
En doet niet als razen
Geef kwartier voor mijn.[5]

Na hij hier is gekomen, So schraapt hij veel goed
Van weduwe en van wezen,
Wie hoorden ’t hier voor dezen,
Als die hondsvot[6] doet.

Nu schei uit met zingen van die Friese boer.
Een boer zo zal hij sterven,
De Duivel zal hem erven,
Die verdomde boer.

[Bron: ‘Nieuw lied op een verloopen capitein.’ In: Rutgers, Wim, Het nulde hoofdstuk van de Antilliaanse literatuur. Koloniale poëzie in de Curaçaosche Courant. Oranjestad: Charuba, 1988, p. 15. Rutgers verwijst naar een artikel van S. Kalff, ‘Curaçao’sche troebelen.’ In: De West-Indische Gids 13(1931-1932), p. 80-94.]


[1] Jan Gales, gepromoveerd tot gouverneur van Curaçao (1738-1740). Ontslagen wegens corruptie en vriendjespolitiek
[2] De Heren Tien, de directie van de Tweede WIC
[3] De bijnaam voor een armoedzaaier (kale Jan)
[4] Ruzie maken
[5] Maak plaats voor mij, laat mij mijn gang gaan
[6] Ellendeling

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter