blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Nicaragua of hoe ideologisch blind links kan zijn, toen en nu

door Walter Lotens

Nu het stof even gaan liggen is rond de betwiste presidentsverkiezingen in Nicaragua kan de schade opgemeten worden die ze internationaal in linkse kringen heeft aangericht. Dat is geen nieuw fenomeen (zie hier). De pro’s en contra’s rond Daniel Ortega en zijn regime lijken me alleen nog wat groter geworden. Ook intern want hét sandinisme bestaat niet meer: er is de oude versie van de jaren tachtig en het sandinisme 2.0 dat nu ook orteguisme wordt genoemd.

Ik wil hier niet ingaan op de uitslag en de zwaar gekleurde berichtgeving daarrond en dat niet alleen van de usual suspects van de rechterzijde met de VS op kop, want ook ter linkerzijde werd er gesmeten met termen als ‘desinformatie’, ‘fake news’ en ander ideologische dooddoeners zonder nieuwswaarde of exacte terreinkennis. Dat is zeer verwarrend en vooral zorgwekkend voor de linkerzijde. Gelukkig hebben wij in Uitpers ‘Sandino vive’ aan het woord gelaten, een solidarititeitswerker die jarenlang in Nicaragua heeft gewoond en gewerkt en die nu in het getraumatiseerde land rondtrekt en daarvan onder schuilnaam verslag uitbrengt.  (Klik hier.)

Warm en koud op dewereldmorgen

Ik beperk me tot het vermelden van enkele bijdragen over de verkiezingen die in de voorbije dagen op www.dewereldmorgen.be zijn verschenen. Ze blazen warm en koud en zijn daarom behoorlijk representatief voor de controverse binnen links en de solidariteitsbeweging met Nicaragua. Katrien Demuynck van o.m. Cuba Socialista die gedurende zes jaar in Nicaragua gewerkt heeft, schrijft op de site een artikel onder de kop ‘Daniel Ortega wint omstreden verkiezingen in Nicaragua met ruime meerderheid’. In haar intro positioneert zij zich duidelijk aan de kant van Daniel Ortega: ‘Sinds Nicaragua in 2007 brak met de neoliberale koers doet de VS er alles aan om het land te destabiliseren en een regimewissel door te voeren. Ondanks die grote druk is de regerende president, Daniel Ortega, er in geslaagd om met een grote meerderheid de verkiezingen te winnen.’ In de community ruimte van dewereldmorgen,   een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren, wordt zij bijgetreden door een zekere Professor Herman Van de Velde, die als professor aan de universiteit UNAN-Managua werkte en die al sinds 1983 in Nicaragua woont. Volgens hem braken in 2018 vanuit de VS aangestuurde onlusten uit met het oog op het omverwerpen van de verkozen regering. Sedert Daniel Ortega president is doet volgens hem de VS er alles aan om een regimewissel door te voeren. Hij schrijft onder meer: ‘ Na de mislukte staatsgreep in 2018 waren degenen die voorstander waren van buitenlandse inmenging uiteraard niet tevreden. Zij slaagden erin fondsen te werven om opnieuw gewelddadige ongeregeldheden uit te lokken. De Nicaraguaanse regering heeft echter lessen getrokken uit de gebeurtenissen van 2018. Ze heeft passende wettelijke maatregelen genomen om een eind te maken aan gewelddadige bedoelingen die het Nicaraguaanse volk alleen maar meer leed zouden berokkenen.’

Stefaan Declercq, die 15 jaar in Nicaragua werkte als vertegenwoordiger van Oxfam-Solidariteit en niet van rechtse sympathieën kan worden verdacht, schrijft in dezelfde community ruimte van dewereldmorgen net het omgekeerde onder de titel ‘Nicaragua, de verkiezingsfarce van 7 november 2021’: ‘De opstand van april 2018 met straatprotesten van brede bevolkingslagen was geen poging tot staatsgreep, zoals door Daniel Ortega wordt beweerd. Daar is consensus over bij de internationale analisten. Ook zijn broer Humberto Ortega, lid van de regering en vroegere legergeneraal in de jaren ‘80, bevestigde dit publiek. Het was een reactie van het volk (in het begin enkel door de studentenbewegingen), dat de vele misbruiken door de regering beu was; de algemene controle van de bevolking, de corruptie, de vervolgingen en moorden. De reactie van de regering was massaal, repressief, en disproportioneel. In deze civiele en ongewapende opstand werden meer dan 320 burgers gedood en plus minus 2000 personen gewond, voornamelijk jongeren, studenten, vrouwen en kinderen.

Internationaal

Ook (inter)nationaal wordt er door links warm en koud geblazen. Enkele voorbeelden. Bernard Leterme van het Franstalige CETRI zet zich in zijn commentaren en analyses in ‘Alternatives Sud’ voluit achter de oppositie tegen het Ortega-regime en dat doet ook William I. Robinson die nu hoogleraar professor sociologie en Latijns-Amerika studies is aan de Universiteit van Californië in Santa Barbara. Hij werkte in de jaren tachtig in Managua bij het Nicaragua News Agency en het Nicaraguaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. . Een bekende verdediger dan weer is Maurice Lemoine, ex-hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique, die zeer uitvoerig en met veel eruditie analyseert welke nefaste invloed de VS op het binnenlands beleid van Nicaragua heeft en die van daaruit het repressieve beleid van de Ortega-regering als het ware legitimeert. Ook het Spaanstalige alai.net neemt – enigszins verwonderlijk, zo lijkt mij – een artikel op over de recente verkiezingen in haar digitale  nieuwsbrief van Mauricio Ferolla ( Nicaragua: triunfo sandinista e injerencia internacional) dat duidelijk vanuit een pro-Ortega houding is geschreven. (1) En dan heb ik het uiteraard nog niet over facebook waar de internationale pro’s en contra’s in alle talen rond je oren vliegen.

Selectieve blindheid

Links tegen links dus. Verdeeldheid alom. Hoe kan dat toch? ‘De Pro Ortega sympathisanten halen twee belangrijke elementen aan om hun politieke opstelling te verantwoorden. Er wordt ten eerste verwezen naar de sociale programma’s die door Daniel Ortega zijn geïntroduceerd toen hij in 2007 weer aan de macht kwam en die Nicaragua volgens hen op socialistische weg hebben gehouden. Ten tweede wordt er zeer uitdrukkelijk verwezen naar de Amerikaanse financiering voor een aantal Nicaraguaanse organisaties die banden zouden hebben met de anti-sandinistische oppositie.

Een deel van de linkerzijde weigert dus om de interne tegenstellingen en de repressie van de Ortega-clan te analyseren en schuift alle schuld daarvoor in de schoenen van de yankees.

De mensen die  deze stelling verdedigen zijn volgens mij selectief doof. Dat is erg, maar wat nog erger is dat die selectieve doofheid  geen nieuwe kwaal is waaraan een deel van de linkerzijde lijdt. Die selectieve blindheid van sympathiserende fellow-travellers heeft zich in de golfbewegingen  van de internationale solidariteitsbeweging wel vaker voorgedaan. Ik schreef daarover al in 1998, met Nicaragua als voorbeeld, in ‘Deuken in Sandino’s hoed’. De zogenaamde piñata, een uitdeelfeestjedat plaats vond tijdens de regimeverandering van 1990 waarbij sommige sandinisten, waaronder de gebroeders Ortega, aanzienlijke eigendommen hadden verworven die tot het collectieve patrimonium van de revolutie behoorden, was een zeer veeg teken aan de wand. In de jaren tachtig trokken de negen comandantes naar buiten toe aan één zeel, maar de piñata toonde een minder voorbeeldige kant van enkele vooraanstaande sandinisten. Het was de voorbode van die tweespalt in het sandinisme, maar velen sympathisanten vingen die signalen niet op. Ze bleven er blind voor.

 Die blindheid wordt veroorzaakt door een vorm van doorgeschoten ideologisch denken met een hoog utopisch gehalte. Utopisch denken kan zeer inspirerend zijn maar kan ook als een tweesnijdend zwaard werken. Ik baseer me daarvoor op Hans Achterhuis die in zijn filosofische werken vaak verwijst naar de grote mogelijkheden, maar ook waarschuwt voor de grote gevaren die aan dat denken verbonden zijn. “Als het om utopisch denken gaat,” zo zegt hij, “staat er maatschappelijk veel op het spel. Enerzijds is er sprake van idealen en hoop op maatschappelijke verbeteringen die vaak hun neerslag vinden in utopisch denken, anderzijds is er de verleiding en het gevaar van dit denken dat vaak met zijn protago­nisten op de loop gaat.” Juist omdat er in de utopische benaderings­wijze zoveel dromen, hartstochten, verwachtingen en belangen zijn geïnvesteerd, is er sprake van bijziendheid en blindheid voor bepaalde – vaak minder aangename – aspecten van de utopische werkelijkheid. Dat gebeurde trouwens in al die landen en continenten waar de revolutie zogezegd voor de deur stond of gaande was. Achterhuis verwijst naar een aantal historische voorbeelden en laat daarbij ook de namen van Jean-Paul Sartre en Simonne de Beauvoir vallen. “Het gaat dan vaak om bezoekers, vaak westerse linkse intellectuelen, die in de periode van het toenmalige ‘reëel bestaande socialisme’ van de Sovjet-Unie en China tot Cuba en Albanië geen enkele maatschappelijke misstand konden ontdekken. Integendeel, zij prezen de socialistische samenlevingen die zij bezochten bijna de hemel in. Het egaliserend maatschappijproject fascineerde en daarom nam men het paterna­listisch top-down-model er zonder veel kritiek bij.

Het is een beetje als met de figuur van comandante Tomás Borge, die stormenderhand de Europese auditoria veroverde. Het solidaire publiek luisterde geboeid naar de literaire zeg­gingskracht van deze dialectisch geschoolde intellectueel. Dat achter deze kleine olijf­groene gestalte ook een gehaaide sabelvreter schuilging die de jarenlange reflexen van een verticalistische voorhoedebe­weging in zich draagt, werd niet opgemerkt of voor lief genomen. Het leninistische gedachtegoed als politieke vertaling van het marxisme met onder meer de rol van de ‘wetende’ voorhoede en van het zogenaamd democratisch centralisme heeft in de 20ste eeuw tot heel wat miserie geleid. Van de USSR tot Cambodja bijvoorbeeld.

Kleine en grote goedheid

Zo kwam de Russische schrijver Vasili Grossman, ooit de beroemdste oorlogscorrespondent van de Sovjet-Unie, wegens ‘antirevolutionair’ gedrag in aanvaring met Stalin. Zijn grandioze roman ‘Leven & Lot’ over de belegering van Stalingrad tijdens de Tweede Wereldoorlog werd echter in de USSR niet gepubliceerd omdat de auteur, op eigen moreel kompas laverend tussen goed en kwaad, er volgens Stalin een afwijkend ideologisch potje zou van gemaakt hebben. De eens zo gelauwerde journalist die tijdens de oorlogsjaren de heldendaden van de dappere USSR beschreef, werd ineens tot een subversieve auteur gebombardeerd. Hij had een zeer ernstige faux pas gezet in zijn beschrijvingen en benaderingen van goed en kwaad. Volgens Vadertje Stalin maakte Grossman zware ideologische fouten. Hij maakte de verkeerde morele keuzes, want onder een totalitair regime zijn die immers ondergeschikt aan de ideologische doelstellingen van de partij. De persoonlijke moraal moet wijken voor de ideologie. Het gaat dan uitsluitend over ‘Hun moraal en de onze’, zoals de titel van een boek van  Leon Trotski luidt. Moraal en ideologie leven onvermijdelijk op gespannen voet met elkaar. Het morele handelen is noodzakelijkerwijze een individuele aangelegenheid terwijl een ideologie een min of meer afgerond systeem van gedachten en strevingen is die richtinggevend zijn voor het sociaal-politiek handelen.

Grossman beschrijft in zijn boek onder meer dat een Russische vrouw een homp brood geeft aan een Duitse gevangene terwijl hij verwacht gelyncht te worden. Mocht dat wel? Was die vrouw wel te goeder trouw? Het bleek een gevaarlijke passage, want deze kleine goedheid paste niet in het ideologische plaatje van de USSR onder Stalin. (2) ‘Brood geven aan een vijand, dat doe je toch niet. Dat is een staatsvijandige daad. ‘Goed’ is immers wat het doel van het moment dient, met name en naar keuze in te vullen: een heilsleer, de revolutie, of een of ander  -isme met een zeer hoog abstractiegehalte. De ‘kleine goedheid’ krijgt geen laveerruimte binnen het kader van de ‘grote goedheid’.  De bekoring van het ‘goede’ kan zich uiteindelijk ten kwade keren. (3) The road to hell is paved with good intentions.

Van Kampuchea naar Killing Fields

Neem nu het verhaal van Gunnar Bergström. Deze jonge Zweedse maoïst trok in 1978 met twee kameraden naar Cambodja om er een reportage te maken over het revolutionaire werk van de Rode Khmers en het ‘democratische’ Kampuchea. Hij kwam terug met foto’s van lachende en goed doorvoede Cambodjanen, die welgezind stuwmeren, bruggen en wegen maakten. De genocide van het Cambodjaanse volk was toen nota bene al drie jaar aan de gang. Geen linkse haan die daar toen naar kraaide. Beelden van dat ideologisch verzwegen drama zag ik enkele jaren geleden zelf in Phnom Penh. Ik bemerkte de angst in de ogen van de slachtoffers, meestal partijgenoten, – ook vrouwen en kinderen – van wie de persoonsgegevens voor hun dood zorgvuldig in kaart werden gebracht. Het regime ging grondig te werk. Dat deden ook de nazi’s. De zwartwit foto’s van deze lugubere boekhouding zijn intussen de wereld rondgegaan. Ze hangen in Toul Sleng, een voormalige Franse middelbare school omgevormd tot folterplaats, en nu een museum. Van daaruit ging het richting killing fields, naar een knekelveld om nooit meer te vergeten.

Dertig jaar later kwam Gunnar Bergström met zijn propagandafoto’s terug naar Phnom Penh en naar Toul Sleng om zijn verontschuldigingen aan te bieden aan het Cambodjaanse volk. Het heeft lang geduurd voordat hij de eigen ideologische blindheid wist toe te geven. Ongeveer twee miljoen Cambodjanen, een vierde van de totale bevolking, werden vermoord gedurende het bijna vier jaar durende schrikbewind van Pol Pot. Het was de bedoeling van de nummer een van het regime een ruraal socialisme te vestigen en daarvoor moest elk spoor van twintigste-eeuws leven uitgeroeid worden. Tachtig procent van de Cambodjaanse leerkrachten en vijfennegentig procent van alle dokters werden vermoord, samen met alle geschoolde burgers. Cambodja werd, zoals Pol Pot het uitdrukte, teruggevoerd naar het jaar zero.

Oorspronkelijk kwamen de berichten uit Phnom Penh amper door in het Westen. Ter linkerzijde verkeek men zich oorspronkelijk op de situatie. In ons land reageerde het toenmalige AMADA even gevaarlijk naïef als Gunnar Bergström. Het maoïsme heeft wel vaker ideologische beoordelingsfouten gemaakt. Onder Ludo Martens – en ook later nog – werden totalitaire regimes als dat van Mobutu en Kim Jong-il de hemel in geprezen.

Onder het ideologische deksel

‘Omdat de bewoners van Utopia geacht worden in volstrekte harmonie met elkaar te leven, borrelt en kookt het voortdurend onder het glad gepolijste deksel waarmee de geïnteresseerde buitenstaander in eerste instantie kennis maakt. Alleen wie geen buitenstaander wil blijven, krijgt de kans om onder het deksel te kijken.’ (2) Dat schrijft Hans Achterhuis zeer terecht. Politieke fellow travellers zijn vaak niet de beste bron en er zijn maar weinigen die aan die selectieve blindheid ontsnappen.. (3) En dat is nog steeds zo. Wie zich links noemt, moet  onder het deksel van de ideologie durven en kunnen kijken. Niet alleen remmende externe factoren, maar ook interne problemen moeten bij een analyse worden onderzocht. Kritiek geven op een links regime speelt in de kaart van rechts. Dus zwijgen maar in naam van de ‘goede zaak’? Mon oeil! De niet zo fraaie was buitenhangen kan noodzakelijk zijn en dat vraagt wat meer guts dan alle zonden van Israël door te schuiven naar de VS, want zo wordt een regime als dat van Ortega bevestigd in haar oorverdovend grote gelijk. Repressie is volgens die rechtlijnige logica dan noodzakelijk om de verworvenheden van de revolutie te behouden. Het yankee-gevaar wordt dan als passe-partout gebruikt om wettelijk kogels te kunnen gebruiken tegen een binnenlandse oppositie die gemakshalve in de grote zak van  buitenlandse agenten of toch minstens handlangers ervan worden gestopt. Ideologische verblinding kan moorddadig worden. Dat is een les die links intussen zou moeten geleerd hebben uit haar eigen bloedige geschiedenis. 

(1)-William I. Robinson, Crisis in Nicaragua I: is de regering Ortega-Murillo links? www.grenzeloos.org van 29 augustus 2021 en William I. Robinson, Crisis in Nicaragua II: probeert de VS de regering Ortega-Murillo omver te werpen? www.grenzeloos.org van 29 augustus 2021
– Maurice Lemoine, Vol d’hypocrites au-dessus du Nicaragua, 1 juli 2021
Mauricio Ferolla, Nicaragua: triunfo sandinista e injerencia internacional https://www.alainet.org/es/articulo/214335

(2) La petite bonté noemt de Franse filosoof Levinas zo’n handeling die van een individuele mens naar zijn naaste uitgaat

(3) Todorov, Tzvetan. (2002). Herinnering aan het kwaad, bekoring van het goede. Amsterdam/Antwerpen: Atlas.

(4) Hans Achterhuis, De Erfenis van de utopie,  1998, p.24

(5) Hans Achterhuis vertelt hierover een typerende anekdote: ‘Tijdens een treinreis die Sartre en de Beauvoir door China maakten, stapte op een bepaald station een Chinese arbeider in. Toevallig kwam hij in de coupé van het illustere Franse filosofenduo terecht. Daar ontspon zich direct een hoog intellectuele conversatie over Sartres Critique de la raison dialectique. Over deze abstracte en extreem ingewikkelde studie maakte de eenvoudige arbeider een aantal behartigenswaardige opmerkingen. Jammer genoeg moest hij er bij een volgend station uit. Sartre en De Beauvoir concludeerden echter enthousiast uit deze korte ontmoeting dat dank zij het onderwijs dat op een ongemeen hoog niveau lag, de nieuwe socialistische mens die praktijk en theorie wist te verenigen in China al aanwezig was.’ (Achterhuis, 1998, p. 38-39)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter