blog | werkgroep caraïbische letteren

Nalatenschap Boeli van Leeuwen in Letterkundig Museum

De literaire nalatenschap van mr. dr. W.C.J. (Boeli) van Leeuwen (1922–2007) is toevertrouwd aan het Letterkundig Museum (LM) in Den Haag. Op zondag 15 december werd door het LM de zorg voor deze bijzondere aanwinst publiekelijk onderstreept met de opening van een kleine expositie uit de nalatenschap. Bij die gelegenheid hielden de bezorgers van de nalatenschap, Aart G. Broek en Klaas de Groot, elk een praatje, dat hierbij wordt opgenomen.

De jurist Van Leeuwen kreeg op zijn geboorte-eiland Curaçao en in Nederland vooral bekendheid als auteur. Zijn boeken worden nog steeds herdrukt door uitgeverij In de Knipscheer, zoals de romans De rots der struikeling (1959), Schilden van leem (1985) en Het teken van Jona (1988), essays als in De taal van de aarde (1997) en de verzameling columns Geniale anarchie (1990).    

Terug naar de bron

door Aart G. Broek

‘Met een enkele lezer ben ik niet tevreden,’ liet Boeli van Leeuwen mij eens weten in een gesprek en hij vervolgde: ‘Hoe meer mensen mij lezen hoe liever het mij is.’ Op woensdag 28 november 2007 overleed Willem Cornelis Jacobus (Boeli) van Leeuwen, vijfentachtig jaar oud. In maart 2012 overleed ook zijn vrouw, Dorothy Debrot, drieëntachtig jaar oud. Van hun dochters – Elisabeth en Ana – kreeg ik enkele maanden later het verzoek om mij over de literaire nalatenschap van hun vader te ontfermen. Meer in het bijzonder ging het om de archivalia die in de mahoniehouten ‘kast van Boeli’ lagen opgeborgen. De gelukkige omstandigheid deed zich voor, dat ik dit verzoek kon oppakken samen met Klaas de Groot. We ordenden de inhoud. Geselecteerde stukken mochten we meenemen voor nadere bestudering en, zo was het verzoek, onderbrengen in een geëigend openbaar archief voor duurzaam beheer. Dat werd het Letterkundig Museum in Den Haag. Juist omdat Van Leeuwen niet tevreden was met ‘een enkele lezer’.   In de tweede helft van de twintigste eeuw wortelde het Nederlands in de eilandelijke samenleving van Aruba, Bonaire en Curaçao. Er ontstond een gewaardeerde literaire productie. Hieraan zijn vooral de namen verbonden van Boeli van Leeuwen, Tip Marugg, Frank Martinus, Cola Debrot en Jules de Palm. Hoewel er nog steeds in het Nederlands wordt geschreven, krijgt de literaire productie in het Papiaments steeds meer gewicht. De Nederlandstalige literatuur op de eilanden zou langzaam maar zeker tot een historische periode kunnen gaan behoren.

Waardering

Voor Van Leeuwen was de waardering vanuit Nederland voor zijn werk van cruciaal belang. Niet alleen huisde in Nederland zijn uitgever, eerst Van Kampen (Amsterdam), vervolgens Flamboyant (Rotterdam), daarna en tot nu toe – inmiddels meer dan dertig jaar! – In de Knipscheer (Haarlem). In Nederland werkten de critici die zijn romans, essays en columns lovend bespraken. In Nederland woonde het grote aantal lezers waarnaar hij op zoek was. De gunstige ontvangst aan de Noordzeezijde van het Koninkrijjk was voor hem een levensbron. Die voedde hem en inspireerde hem tot nieuw werk. Van Leeuwen was dan ook bijzonder geroerd door de toekenning van een ‘eregeld’ van de zijde van het Nederlands Letterenfonds kort voor zijn overlijden: een overrompelend gebaar van moederlandse waardering. Hoe eigenzinnig hij zich ook opstelde bínnen de Nederlandstalige letteren, Van Leeuwen wilde er vooral deel van uitmaken. In lijn hiermee wordt de nalatenschap ondergebracht in het Letterkundig Museum: het mausoleum bij uitstek voor Nederlandstalige literaire nalatenschap. Natuurlijk is hiermee niet aangegeven, dat de kracht van Van Leeuwen en van zijn werk exclusief afhankelijk was van het ‘moederland’. Zeker niet, hij was een yu di tera: een Curaçaoënaar in hart en ziel. Van Leeuwen heeft dikwijls en op uiteenlopende wijzen zijn verbondenheid met het eiland onderschreven en beschreven. Ook in zijn nalatenschap komt die verbondenheid weer prachtig in beeld.  

Schrijven

Hoe het ook zij, de Nederlandse taal kwam níet van zijn geboorte-eiland: die taal is eigenlijk wezensvreemd aan de eilandelijke samenleving. ‘Papiamentu is mijn moedertaal,’ benadrukte Boeli me in het eerder aangehaalde gesprek. ‘Wij spraken thuis altijd Papiamentu, ook toen ik van 1936 tot in 1946 met mijn moeder in Nederland woonde. In het Papiamentu SCHRÍJVEN is echter een heel andere zaak!’ Voor het schrijven verkoos Van Leeuwen het Nederlands.                

We brengen zijn Nederlandstalige nalatenschap naar de bron waaruit Boeli dronk – gulzig dronk. Het Letterkundig Museum maakt een eerste kennismaking met de nalatenschap mogelijk in een bescheiden expositie. Hoe meer mensen er kennis van nemen hoe liever het Boeli zou zijn geweest! Weer en weder dienende vinden we een manier om ook zijn eilandgenoten ermee te laten kennismaken.  

Een machtig schrijverschap

door Klaas de Groot

In de literaire nalatenschap van Boeli van Leeuwen trof mij in het bijzonder de aanwezigheid van een exemplaar van het poëtisch debuut van Van Leeuwen. Tempels in woestijnen heet die bundel, gepubliceerd in 1947. Zoals vele, meer of minder bekende auteurs bekeerde Van Leeuwen zich na een poëtische start tot het proza. Maar gelukkig niet geheel. In de eerste roman De Rots der Struikeling, bijvoorbeeld, duikt op een gegeven moment een gedicht op. Het heet ‘In dit licht’ en het is zijn bekendste gedicht geworden. Het komt ook terug in een fotoboek dat Van Leeuwen maakte met de Curaçaose fotograaf Carlos Tramm. Misschien interessant is het feit dat Tramm en Van Leeuwen doende waren om tot nog zo’n boek te komen, waarin fotografie en poëzie samenkomen. Hierin zouden gedichten uit Tempels in Woestijnen worden verwerkt. In Een vreemdeling op aarde, de tweede roman, staan twee gedichten die binnen de prozatekst duidelijk te onderscheiden zijn. Een, alleen in de krant gepubliceerd, gedicht is ‘Patriarch met trio’. Dat is een ode aan de muziekfamilie van Curaçao: de familie Palm. Deze gedichten zijn, samen met een licht scabreus gedicht te vinden op de blog Caraïbisch Uitzicht van de Werkgroep Caraïbische Letteren. Daar staan ook gedichten gemaakt door bewonderaars van Van Leeuwen.  

Verhaal

De drukgeschiedenis van de bundel Tempels in woestijnen heeft een prachtig verhaal opgeleverd. Dat verhaal heet ‘Onkel Patrice’, het staat in Geniale Anarchie. Een hilarisch detail in dat verhaal is het feit dat Van Leeuwen sommige gedichten moest herzien, omdat er niet genoeg loden letters op het eiland voorradig waren. Een treffend voorbeeld van de macht van de techniek over de kunst. Of dit gegeven waar is, doet er niet toe. Het past bij alle andere verhaalelementen waarmee de auteur zijn verslag lardeert. Het Letterkundig Museum mag trouwens erg blij zijn met het geëxposeerde exemplaar. De oplage bedroeg vijftig exemplaren, waarvan er tien mislukten. Van de resterende veertig verkocht Van Leeuwen er acht. Tien gingen er naar vrienden en de overige verdwenen ten gevolge van aanvallen door tropisch ongedierte. Dit vertelt Van Leeuwen ook. U zult begrijpen dat anderen weer iets anders vertellen.                

In het tijdschrift De Parelduiker (2013 / 5) zijn nu twee gedichten uit de bundel opgenomen, waaronder het sonnet ‘Moeder van mijn moeder’. Hierin de majesteitelijke zin: ‘Een vorstin wordt niet gedwongen maar zij gaat’. Waarmee de moeder zich toch de meerdere toont van de dood die haar komt halen. Hier zijn wij bij de eschatologie, een geliefd onderwerp voor Van Leeuwen: het einde der tijden.

Krachtig

Opvallend in Tempels is het epische gedicht ‘Isla di Makuaku’. Ooit verklaarde Van Leeuwen dat hij dit gedicht als zijn beste beschouwde. Dat gedicht gaat over een louterend bad in zee en over bepaalde mythische elementen die in verband met dat eilandje met fregatvogels in de Sint Jorisbaai verteld worden. In de bundel staat het als één geheel. Toen ik het eens anders wilde lezen, zette ik spaties tussen de veertig zinnen waaruit het bestaat en het gedicht leek overzichtelijker te worden. Het lag als een Caribisch rif, zo mooi, uiteen. Hoe Van Leeuwen al meteen in zijn vroegste werk aanwezig is, blijkt uit het gedicht ‘Soldaten’. Aan het eind van het eerste kwatrijn staat: ‘en mijn droom verschijnt’. Dan volgt er een visioen. Deze werkwijze is Boeliaans. Dat weten we nu, na al zijn romans. Tekenend in dit verband is het feit dat de eerste vijf woorden van het eerste gedicht al helemaal Van Leeuwen zijn. Ik ben die ik ben, was een adagium. Het luidt: ‘Ik ben zoals ik ben, nauwelijks denkend aan de duizend wonden, / En soms onnoemelijk bezeerd om één verloren traan. / Ik zie de pijn niet in het verborgen zwoegen der gezonden, / Maar de hand die brak het broodgeworden graan.’ Een krachtig begin van een machtig schrijverschap.

2 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter