blog | werkgroep caraïbische letteren

Musea tonen koloniaal verleden steeds meer vanuit verschillende perspectieven

Hoe gaan musea om met de geschiedenis van kolonialisme en slavernij? En hoe kunnen ze hun tentoonstellingen inrichten op een manier die beter aansluit bij de samenleving van nu? Erfgoeddeskundige Sarike van Slooten onderzocht dit aan de hand van museumtentoonstellingen in verschillende landen wereldwijd. Op 3 februari verdedigt ze haar proefschrift. ‘Het prikkelen van verschillende zintuigen kan helpen het koloniale verleden tastbaarder te maken.’

Louise van Panhuys, Gezicht op plantage Alkmaar aan de Commewijnerivier vanaf Nijd en Spijt. Het bijzondere is dat zij eerst de slavenverblijven schilderde en die later met een beschilderd papiertje afdekte. Te zien op de expositie Plantage Alkmaar – Alkmaar in Suriname 1745-heden. Foto © Michiel van Kempen

Van straatnamen tot standbeelden, en van gebouwen tot erfgoedcollecties: het maatschappelijke debat over de omgang met het koloniale verleden strekt zich de laatste jaren uit over allerlei facetten van het culturele en openbare leven. Ook musea worden erdoor uitgedaagd om opnieuw na te denken over de manier waarop ze het koloniale verleden laten zien.

Om meer te weten te komen over hoe musea daarmee omgaan, onderzocht Sarike van Slooten in Nederland, Curaçao, het Verenigd Koninkrijk, Ghana en de VS tentoonstellingen rond kolonialisme en slavernij. Ze sprak met deskundigen uit de musea zelf, observeerde de tentoonstellingen en vroeg bezoekers naar hun ervaringen. 

Horen, ruiken en voelen

In de jaren waarin de promovendus haar onderzoek uitvoerde, zag ze veel veranderen. ‘Musea komen steeds meer los van het traditionele narratief, waarin het verhaal werd verteld vanuit de mensen die de macht hadden. Ik zag in het Tropenmuseum en het Rijksmuseum bijvoorbeeld grote verschillen tussen tentoonstellingen in 2017 en in 2020-2021. De teams van curatoren zijn in die paar jaar tijd diverser geworden, de exposities zijn het verleden vanuit meer perspectieven gaan belichten en de bezoeker heeft een actievere rol gekregen.’ Veel exposities zijn vooral gericht op het hoofd, terwijl blijkt dat bezoekers meer op zoek zijn naar een emotionele belevenis.

Beeld bij het slavernijmuseum in Gambia. Foto © Michiel van Kempen

Toch is er nog altijd ruimte om tentoonstellingen beter te laten aansluiten op de samenleving van nu, stelt Van Slooten. ‘Grote musea werken vaak nog vanuit de oude manier van representatie, met een route die je moet volgen, kunstwerken die aan de muur hangen en begeleidende teksten erbij. Zulke exposities zijn vooral gericht op het hoofd, terwijl blijkt dat bezoekers meer op zoek zijn naar een emotionele belevenis. Het prikkelen van verschillende zintuigen – horen, ruiken, voelen – kan helpen het koloniale verleden tastbaarder te maken.’

Niet alleen geschreven bronnen

Als voorbeeld noemt de promovendus het hedendaagse kunstwerk La Bouche du Roi (zie foto onderaan), dat het Rijksmuseum vorig jaar toonde als onderdeel van de tentoonstelling Slavernij. Met geuren, geluiden en jerrycans verbeeldt het werk een schip met tot slaaf gemaakten. Van Slooten: ‘Je kunt eromheen lopen, je hoort mensen zingen en gillen, en je ruikt urine en specerijen. Zo krijg je een veel completer beeld van hoe het op zo’n schip was, dan via een schilderij of tekening met tekst ernaast.’

Een andere manier om tentoonstellingen aansprekender en inclusiever te maken, is om naast geschreven bronnen ook mondelinge bronnen en herinneringen (oral history) te gebruiken. ‘Denk bijvoorbeeld aan liederen en rituelen’, zegt van Slooten. ‘Dit type bronnen is lange tijd als minderwaardig beschouwd, maar is juist essentieel om de perspectieven te kunnen laten horen van mensen die niet konden lezen en schrijven. Een goede balans tussen verschillende soorten bronnen is dus belangrijk.’

Feedback van het publiek

Natuurlijk is wat in een tentoonstelling wel en niet werkt ook afhankelijk van de context en de plaats waar het museum staat, stelt de promovendus. Maar waar voor bijna alle musea nog winst te behalen is, is in het betrekken van het publiek. Van Slooten: ‘Door bezoekers om feedback te vragen – hoe ze de tentoonstelling hebben ervaren, wat ze nog missen – kunnen musea waardevolle input vergaren voor huidige en toekomstige exposities. Op dit moment gebeurt dat nog bijna niet.’

Iets anders wat de promovendus opviel, was dat de onderzochte musea in voormalige koloniserende landen (Nederland, Verenigd Koninkrijk) en hun voormalige koloniën (Curaçao, Ghana) de geschiedenis op vergelijkbare manieren bleken te representeren. ‘Ik had verwacht daar grotere verschillen tussen te vinden.’

Maar het Curaçaose museum dat ik onderzocht, Kura Hulanda, toonde het slavernijverleden bijvoorbeeld vanuit een heel Nederlands perspectief. Dat vond ik opmerkelijk.

Promotiegegevens

Sarike van Slooten verdedigt haar proefschrift ‘A Postcolonial Museum?: Legacies of Colonial Histories in Museum Exhibitions in Europe, Africa, North America, and the Caribbean’ op 3 februari. Promotoren zijn Rob van der Laarse en Ihab Saloul.

Kunstwerk La Bouche du Roi in de tentoonstelling Slavernij van het Rijksmuseum (foto: Sarike van Slooten)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter