blog | werkgroep caraïbische letteren

Motyo/hoeren in de literatuur

door Els Moor

Vijftien jaar is het geleden dat De koningin van Paramaribo van Clark Accord uitkwam bij uitgeverij Vassallucci te Amsterdam. De eenendertigste druk is van oktober 2011 bij Nijgh en Van Ditmar in dezelfde stad. Op 31 mei van dat jaar overleed Clark Accord aan darmkanker. Heel triest, een groot verlies voor de literatuur van en over Suriname.

De koningin van Paramaribo is niet alleen in Nederland en Suriname veel gelezen. De roman verscheen ook in andere talen. Vanwaar die grote belangstelling en populariteit? Een belangrijke oorzaak is het onderwerp, de thematiek. Clark laat zien dat een motyo ook een mens is, niet slechts een seksueel object. Een mens met eigenschappen, goede en minder goede, zoals hulp geven aan wie dat nodig hebben en snel agressief worden. Ze was een vrouw die zich in al haar pracht en praal liet zien en haar vak beheerste als geen ander. Ze werd dan ook terecht ‘de koningin van Paramaribo’ genoemd. Accord heeft de gegevens over Maxi Linder tijdens zijn onderzoeksperiode in Paramaribo gebaseerd op mondelinge informatie van veel mensen die haar gekend hebben. Het resultaat is een ontroerend en aangrijpend topboek over een onderwerp dat wereldwijd moeilijk ligt in de literatuur.

De vraag rijst: zijn er meer Surinaamse auteurs die dit onderwerp aandurfden? Die zijn er, niet veel, maar ze geven steeds een ander aspect van het hoerenleven. Dobru (1935-1983), dichter, schrijver en politicus, schreef vanuit een sociaal perspectief. Zijn verhaal ‘Wiesje: ik schaam me soms diep’ uit de bundel Tori boto (1976) gaat over het sociale contact van de schrijver met een vrouw, Wiesje, uit zijn buurt, met wie hij gesprekken heeft. Wiesje is een motyo. Ze heeft drie kinderen, ‘bedrijfsongevallen’, die ze goed wil verzorgen. Ze doet haar werk om armoede te overbruggen. Als Dobru haar op een avond als ze op de stoep van een straat zit vraagt of het vlot, zegt ze: ‘Tot nu toe niets, maar ik ben blij dat jij er bent, laten we binnen gaan zitten. […] Soms heb ik geen zin, dan wil ik liever praten met iemand, maar de mannen hebben altijd zo’n haast.’ (p. 30).

Bea Vianen is eveneens een sociale schrijfster. Haar romans over Surinaamse mensen zijn vaak taboe doorbrekend. Ze houdt ons een spiegel voor. Ik eet, ik eet, tot ik niet meer kan (1972) speelt voor een groot deel in een internaat in de stad. Richenel, een jongen uit Commewijne, woont daar. Het internaat staat voor beperking van vrijheid. Armoede is een belangrijk thema in deze roman. Als hij in de grote vakantie thuis is, ontdekt Richenel dat zijn moeder veranderd is. Ze draagt mooie kleren, ze geeft hem geld (dat ze nooit had) en gaat ’s avonds het huisje uit. Hij denkt er veel over na en op een avond: ‘In het donker aan de inham van de rivier ging hij op zijn hurken zitten en gooide telkens een, willekeurig van de grond gegrepen dor takje naar het kabbelende water. Ze is een hoer, dacht hij. Zijn eigen, zijn eigen, zijn bloedeigen… (p.127). We zien dat bij Clark Accord een jong meisje hoer wordt vanwege frustraties. Bij Bea is het een moeder die motyo wordt. Wiesje en Richenels moeder oefenen het vak uit om met hun kinderen te kunnen overleven.

En dan Marylin Simons met haar bundel Carrousel (2003), waarin veertien verhalen, allemaal uit het leven gegrepen, gevoelig, maar niet sentimenteel, onthutsend en toch liefdevol. Hoewel Marylin veel onderwerpen aankaart die in onze samenleving vaak taboe zijn, komt de motyo er niet in voor. Is dat zo? In ‘Blaka Nene’ (pp. 73-82) vertelt een meisje over haar leven met haar grootmoeder, ‘moesje’, bij wie ze woont, nadat haar moeder ze vanuit de stad bij Moesje heeft gebracht. Soms komt de moeder haar halen en mag ze een dagje genieten van de stad. Als ze tien jaar wordt komt moeder naar hen toe en organiseert een prachtig feestje. Moesje wordt ziek en moeder komt vaker, maar gaat altijd weer weg… en dan sterft Moesje. Waar moet het kind naar toe? Het verhaal eindigt als het in een vliegtuig zit, op weg naar een tante. Marylin Simons laat vragen opkomen bij de lezers, maar geeft er geen antwoorden op. Een vraag die we onszelf vanaf het begin stellen: ‘Is de moeder een motyo?’ Ik denk van wel.

Hoeren in de wereldliteratuur. Ik dacht na naar aanleiding van gelezen boeken, sloeg veel naslagwerken op die de thematiek van werken geven met een korte inhoud. Nergens hoeren! Is het ook wereldwijd een moeilijk onderwerp? Internet maakte me niet veel wijzer.

Zelf bewonder ik de Columbiaan en Nobelprijswinnaar Gabriel García Márquez (1927). Zijn bekendste werk: Honderd jaar eenzaamheid. Al zijn werk is beeldend, vol humor en fantasie in combinatie met herkenbare werkelijkheid. De ongelooflijke maar droevige geschiedenis van de onschuldige Erendira en haar harteloze grootmoeder (1975) is een novelle. De titel zegt al wat de thematiek is. Die grootmoeder gebruikt haar kleindochter, een beeldschoon en heel jong meisje, als handelswaar. Ze laat haar met veel mannen gaan en verdient daar hopen geld mee. Een half indiaan, half Europeaan – heet nota bene Odysseus – wordt verliefd op Erendira. Er gebeurt van alles en Odysseus wil niets liever dan grootmoeder vermoorden. Helemaal aan het eind van het verhaal lukt dat en dan… ‘maar ook toen holde ze door met het goudvest, voorbij de droge winden en de middagen waar geen einde aan kwam, en nooit heeft iemand meer iets van haar gehoord noch enig spoor van haar droevig lot gevonden.’

De laatste en korte roman van Márquez heeft zelfs hoeren in de titel: Herinnering aan mijn droeve hoeren (2004). Een oude man trakteert zichzelf via een hoerenwaardin op zijn negentigste verjaardag op een piepjonge maagd. Dan wordt hij voor het eerst van zijn leven echt verliefd, maar het meisje doet bijna niets anders dan slapen, omdat ze overdag ook nog in een fabriek werkt. Een prachtig boek over de liefde en de naderende dood. Een bijna 80-jarige schrijver over een negentigjarige vrijgezel die een onstuimig leven achter de rug heeft… en rust vindt!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter