blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Motivatie bij het lezen van teksten

door Sita Doerga Misier-Patadien

Tekstverwerking blijkt een waar obstakel voor de meeste studenten van de opleiding Nederlands. Toch is dit een belangrijke vaardigheid die de student moet beheersen wil hij / zij onderwijssuccessen boeken. De oorzaken van de onvoldoende beheersing zijn divers en kunnen gezocht worden in externe en interne factoren. Een externe factor is bijvoorbeeld tekstcomplexiteit, motivatie en leesinteresse, terwijl de wijze waarop de student over zichzelf en zijn eigen intelligentie denkt (mindset) een interne factor is. Omdat de externe factoren vaak aangepakt kunnen worden door een docent of door het ministerie van Onderwijs, is het belangrijk na te gaan of de interne factoren ook beïnvloed kunnen worden ten gunste van het leesonderwijs.

 

toiletpapier
Het doel van mijn onderzoek is na te gaan welke interne factoren een rol spelen bij de verwerving van de functioneel-schoolse leesvaardigheid. Hiervoor is de volgende probleemstelling geformuleerd: ‘Heeft instructie in hoe het brein werkt invloed op de verwerving van de functioneel-schoolse leesvaardigheid bij studenten Nederlands van het eerste, tweede en derde leerjaar van het Instituut voor de Opleiding van Leraren?’ In het onderzoek is nagegaan wat de functioneel-schoolse leesvaardigheid inhoudt: welke belemmerende factoren een rol kunnen spelen bij het verwerven van een tekst; de theorieën die een verklaring kunnen geven waarom tekst in onvoldoende mate wordt beheerst, waarvan de intelligentietheorie (de wijze waarop iemand denkt over zichzelf: incrementeel of entiteit) de belangrijkste is. In het vervolg van dit stuk worden deze termen uitgelegd. De andere twee theorieën gaan over de culturele leesinvloeden in het leesonderwijs, waarbij machtsafstand een grote rol speelt, en de invloed van het Nederlands als tweede taal. Er is voor gekozen om de intelligentietheorie te toetsen, omdat tijdens het vooronderzoek al bleek dat studenten op een bepaalde wijze denken over zichzelf en over de leerstof.
De intelligentietheorie bestaat uit twee onderdelen, waarbij de incrementele theorie ervan uitgaat dat intelligentie vermeerderd kan worden door zich in te zetten en meer doorzettingsvermogen aan de dag te leggen, terwijl bij de entiteittheorie intelligentie als een vaststaand gegeven wordt beschouwd, die onveranderbaar is. Beide aspecten (incrementele en entiteit) van deze veelomvattende intelligentietheorie kunnen voorkomen bij studenten, het ene aspect is soms beter aanwezig dan het andere. Studenten die onder een incrementele conditie verkeren hebben een groei mindset, terwijl de tegenhanger hiervan de vaststaande mindset is: growth versus fixed. Hoewel, studenten kunnen ook onder een mixed mindset verkeren, echter speelt hierbij een wijze van denken een grotere rol.
Om antwoord te geven op voornoemde hoofdvraag is een experiment uitgevoerd op de proefpersonen die verdeeld zijn onder twee condities: incrementeel en entiteit. De proefpersonen zijn at random verdeeld onder een conditie. Zij hebben per conditie een sessie gevolgd over een der theorieën, waarbij per conditie de geldende theorie uitgebreid is belicht. Na een korte discussieronde waarbij veel proefpersonen ook hun eigen ervaringen gaven, hebben zij een uitdagende taak gekregen: het lezen van een korte tekst en het beantwoorden van vragen die leiden tot de oplossing van een raadsel. Het doel van het experiment is om na te gaan of de sessie een directe invloed heeft op de wijze waarop een proefpersoon een tekst leest en die verwerkt.
Nadat het experiment is uitgevoerd om na te gaan of instructie over hoe het brein werkt invloed heeft op de verwerving van de functioneel-schoolse leesvaardigheid, kan de volgende conclusie getrokken worden: Instructie over hoe het brein werkt heeft wel invloed op de manier waarop de studenten de tekst hebben verwerkt. De proefpersonen die onder de incrementele conditie (groep 2= 34.2%) hebben geparticipeerd hebben significant beter gescoord dan de proefpersonen onder de entiteitconditie (groep 1= 13.8%).

 

resultaten1 resultaten2

Vergelijk de resultaten in tabel 1 met die in tabel 2.

Carol Dweck heeft dus gelijk door te stellen dat proefpersonen met een ontwikkelbaar (kneedbaar brein) zelfbeeld meer kunnen bereiken dan personen die geloven dat hun eigenschappen vaststaan. De proefpersonen van de incrementele conditie hebben ook gevraagd naar een sessie waarbij het raadsel wordt nabesproken, wat aantoont dat zij geloven dat zij een ingewikkelde taak wel aankunnen als zij de juiste begeleiding krijgen. Ook is in het experiment bewezen dat de proefpersonen uit de entiteitgroep eerder zijn gestopt met het beantwoorden van de vragen, omdat zij minder doorzettingsvermogen en motivatie hebben getoond, maar waarschijnlijk ook omdat zij bang waren om fouten te maken. Dit is typisch een eigenschap van iemand met een fixed mindset.

Het belangrijkste resultaat uit het experiment is, dat de conditie waarbinnen iemand een (uitdagende) taak uitvoert wel van invloed is op de verwerking van de informatie uit een tekst en op de uitkomst van de taak. Voor het onderwijs in zijn geheel, en zeker voor het leesonderwijs, is dit een bijzonder belangrijke conclusie. Onder de incrementele conditie hebben de proefpersonen beter gescoord dan onder de entiteitconditie. Factoren, zoals geslacht, moedertaal en huidige mindset hebben echter geen invloed gehad op de uitkomst. Eventueel vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op het vereiste pedagogisch-didactische klassenklimaat met stimulering van een growth mindset (incrementeel) waarbinnen alle studenten evenveel kansen krijgen om te excelleren.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter