blog | werkgroep caraïbische letteren

Moraliteit, identiteit en een kluizenaar in de Sierra Nevada

door Eric de Brabander

Het zoeken naar een sociale identiteit is een zielige vertoning want zo’n identiteit is ongrijpbaar. Het is iets dat anderen je aanmeten. Of niet. In het laatste geval moet je zelf een persoonlijkheid verzinnen die bij je past. Het is lastig indien je door je omgeving een identiteit aangemeten krijgt waarvan je meent dat die niet klopt. Want verzet daartegen is zinloos en contraproductief.


Identiteit, het lijkt alsof de zoektocht daarnaar voortkomt uit de noodzaak tot zelfbevestiging. De identificatie met een bepaalde groep levert stabiliteit en sociale waarde op. Zolang anderen je identiteit al niet voor je bepaald hebben.
Identiteiten bestaan uit vele cirkels in verschillende tinten grijs die elkaar in meer of mindere mate kunnen overlappen. Zo kunnen een Japanse en Nederlandse keramist meer aan identiteit gemeen hebben dan diezelfde Nederlandse keramist met zijn buurman die tandarts is.

Nederlanders hebben het in hokjes denken overgehouden aan de donkere dagen van voor de provo’s, van voor de kerkelijke ontzuiling. Aan de tijd dat de mensen zich nog comfortabel voelden in gesloten gemeenschappen, in huiskamers met kolenkachels zonder blèrende televisietoestellen, de tijd van ‘mens erger je niet’ en een mariakoekje bij de koffie. Het was ooit eenvoudig vast te stellen bij welke groepering, religie, rang of stand iemand hoorde en wat voor sociale identiteit daarmee gepaard ging. De buitenwereld is in de jaren daarna geniepig de huiskamer binnengeslopen. Geert Wilders vaart daar wel bij, want die boze buitenwereld wordt door velen als angstig ervaren. Begrijpelijk, want er waren geen hokjes voor al die anders uitziende mensen uit die vreemde wereld die op het werk in Nederland afkwamen na de Tweede Wereldoorlog. Om ze toch een identiteit aan te kunnen meten bedacht politiek Den Haag de term ‘allochtonen’. Als je het woordenboek erop naslaat dan blijkt een allochtoon een inwoner te zijn met een ander land als geboorteplaats. Een Duitser dus, of een Fransman die in Nederland woont, al weet iedereen dat met een allochtoon nooit een Duitser wordt bedoeld. Kort geleden las ik dat het woord ‘allochtoon’ net zo eenvoudig weer is afgeschaft als dat het werd geïntroduceerd in de jaren ’70. Wat een gênant gedoe. Het was niet meer salonfähig.

 

Curaçao 1925, Cuïdo di lépra

Ik ervoer het hokjesdenken voor het eerst in 1972, toen ik vanuit Curaçao als jonge blanke student naar Nederland kwam en in Groningen op een studentenflat een kamer kreeg toebedeeld. Als mijn Curaçaose vrienden op bezoek kwamen en we al snel overgingen in het Papiaments vroegen mijn Nederlandse medestudenten na afloop enigszins verontrust, ‘maar je bent toch gewoon een Hollander?’
Het venijn zat hem in dat woordje gewoon. Net als zijzelf, lekker gewoon. Ik kon het dan ook niet nalaten te zeggen dat een Hollander zo gewoon niet was, dat er slechts 13 miljoen van op onze aardkloot rondliepen op een totale wereldbevolking van meerdere miljarden. Na verloop van mijn eerste jaar in Nederland besloot ik dat het handiger was mijn Curaçaose afkomst te verloochenen. Vanaf dat moment kwam ik uit Haarlem, voor wie het weten wilde.
Identiteit heeft met moraliteit te maken, geschreven maar vooral ongeschreven regels en begrippen die leefgemeenschappen hebben geschapen om op een aangename manier met elkaar te kunnen omgaan. Immers, je accepteert de leefregels van de groep waarmee je je identificeert. Mensen die aspecten van een identiteit met elkaar delen, delen vanzelfsprekend hun systeem van gedragspatronen betreffende ‘goed’ en ‘kwaad,’ een systeem dat ook wel ‘beschaving’ wordt genoemd.
Twee leefgemeenschappen mogen éénzelfde morele overtuiging hebben, dat betekent echter niet dat die toegepast hoeft te worden op iemand van de andere groep. Zo konden er in het zuiden van de Verenigde Staten door de brave blanke gelovigen naar hartelust negers gelyncht worden om ‘s zondags gewoon weer naar de kerk te gaan, om maar iets te noemen.

 

 

Elektrische stoel, Sing Sing Prison, ca. 1900

Moraal , ethiek en identiteit zijn dus mensgemaakt, zijn niet per definitie grensoverschrijdend en gaan hand in hand. Er zijn aangeboren gedragscodes. Moraliteit is, zij het in de meest rudimentaire vorm, al bij de pasgeborene aanwezig. Ik laat een een dergelijke genetische predispositie voor moraliteit, ter behoud van de soort, even buiten beschouwing.

Enkele jaren geleden voer ik met mijn boot, een zeewaardig motorjacht, langs de kust van Colombia tesamen met mijn broer Lars en mijn oude vriend Chris. We hadden een zware oversteek achter de rug, van Curaçao langs Aruba, boven langs de Venezolaanse kust die momenteel onveilig gemaakt wordt door kapers, mensensmokkelaars en ander geboefte. En vervolgens om het door indianen bevolkte schiereiland Guajira heen, richting de stad Santa Martha. We besloten te overnachten in een binnenbaai ten noorden van de Sierra Nevada, besneeuwde bergen van over de 5000 meter hoog die zo in zee af leken te glijden. We lieten het anker zakken, aten wat vis en gingen slapen. De volgende ochtend werd ik wakker. Buiten riep iemand naar ons. Ik spoedde me naar het achterdek. In een roeibootje zat een magere man met een indiaans uiterlijk. Hij begroette me en vroeg toen ‘señor, ustedes son académicos?’ Niet begrijpend keek ik hem aan en vroeg wat hij bedoelde.
‘Er woont een man boven in de bergen en die heeft me gevraagd naar beneden te gaan om te informeren of er academici op uw boot zaten.’ Hij sprak het woord uit als ‘achdémkos’. Inmiddels was Chris wakker geworden en die bevestigde onze academische status. ‘Deze man wil met u spreken,’ vervolgde de eenzame roeier. ‘Ik kan u naar hem toebrengen.’ Na enig overleg besloten wij te gaan. Een dergelijk verzoek krijg je niet elke dag en onze nieuwsgierigheid was gewekt. De magere man, Tobías genaamd, was in het bezit van een quad, een vierwielaangedreven open motorvoertuig met vier zitplaatsen. Wij besloten onze mountainbikes op de achterkant te binden zodat we ten aller tijde de berg weer af konden rijden mocht het tripje een teleurstelling blijken. Het was een lange tocht, over steile en modderige paden. Het zwaarbeladen vreemdsoortige voertuig kwam tot stilstand voor een uit cementblokken opgetrokken huisje met een eenvoudig zinken dak. Een broodmagere pokdalige man was op een bankje een kip aan het plukken. Onze chauffeur wees naar een paar groezelige plastic tuinstoelen en verzocht ons daar plaats te nemen terwijl hij onze gastheer ging halen. We keken uit over een adembenemende vallei, omzoomd met bergen in de bonte en bizarre kleuren van het tropische oerwoud. Op de toppen in de verte glinsterende de sneeuw in de zon. Een grote, kromgebogen kerel kwam uit het huisje gestrompeld. Zijn haar was nog zwart, ondanks zijn gevorderde leeftijd. Hij stelde zich voor als Alejandro Riascos en begroette ons in het mooie ritmische Spaans dat Colombia eigen is. Met een handgebaar droeg hij de kippenplukker op koffie te gaan zetten. Hij ging zitten en begon te vertellen.

 

Foto © Els Moor

Jaren geleden had Riascos deel uitgemaakt van de democratisch gekozen regering van dit prachtige land, dit verknipte land dat in honderd jaar tijd meer slachtoffers had gemaakt in burger- en drugsoorlogen dan er gevallen waren in de hele Korea- en Vietnamoorlog bij elkaar. Hij was politicus in de tijd dat de cocaïnemachine van Pablo Escobar volop draaide en iedereen boter op zijn hoofd had, ook hijzelf. Een enkele maal onderbrak een van ons hem om een vraag te stellen.
Riascos vertelde over zijn jonge jaren als geldbeluste politieke wolf. Over de tijd dat Colombia moreel zo goed als failliet was en over zijn eigen rol in dat faillisement. Over zijn gebrek aan compassie met zijn volk, simpelweg omdat het in het Colombia van de jaren ‘70 en ‘80 ieder voor zich was en God voor allen. Hij vertelde over de ommeslag in zijn leven. Dat was pas aan het begin van de jaren ‘90 toen Cesar Gaviria, toendertijd president van Colombia, de ongelijke strijd aanging met de Colombiaanse drugshandel. Het bleek een oorlog te zijn tegen het hele economische apparaat waar het land op dreef. Naarmate Gaviria, ondanks bloedige slachtpartijen en terroristische aanvallen door de drugsmafia, langzaam succes boekte, met als klapper de dood van Pablo Escobar op het dak van zijn woning in Medellín, begon Riascos zich te realiseren dat het institutionaliseren van moraliteit binnen een volk het werk van een man kon zijn. Net zoals het afbreken van die gemeenschappelijke regels betreffende ‘goed’ en ‘kwaad.’ Gaviria maakte een einde aan Pablo Escobar. Jaren later maakte president Álvaro Uribe een begin aan het herstellen van de Colombiaanse rechtsstaat en bevocht succesvol de FARC met harde hand. De huidige president Juan Manuel Santos waagde het vervolgens met de FARC te onderhandelen om te komen tot een vredesverdrag. Riascos stond erbij, keek ernaar en schaamde zich. Omdat hij de slag gemist had. Omdat hij alle moraliteit terzijde had geschoven, domweg omdat er in Colombia niemand meer was die hem daarop aansprak.

 

Foto Colombia Reizen

Alejandro Riascos had een uitgesproken negatief zelfbeeld. Hij besloot zich na zijn politieke inkeer als kluizenaar terug te trekken in de bergen van de Sierra Nevada. In zijn huisje, ooit een verlaten boerderijtje, was geen spiegel te vinden. Daarin kon hij niet meer kijken, zo vertelde hij. Het enige vertier dat hij zichzelf toestond was iemand naar beneden te sturen op zoek naar een académico, een gesprekspartner die de complexiteit van zijn verhaal kon bevatten.
Het had lang geduurd voordat hij inzag dat een natie uit los zand bestond indien de morele basis ontnomen was. En hij schaamde zich dat hij dit nieuwe inzicht niet in praktijk had kunnen en wíllen brengen toen hij de macht en de kans daarvoor nog had.
Colombia heeft in vijftig jaar tijd een morele inhaalslag gemaakt waar in andere delen van de wereld eeuwen voor nodig zijn geweest. Voor die ommeslag waren maar een paar mensen nodig en Alejandro Riascos was niet een van ze. Het is niet voor niets dat de huidige Colombiaanse president Juan Manuel Santos afgelopen jaar de Nobelprijs voor de vrede ontving. Naar mijn menig heeft hij die dik en dwars verdiend.
Of gemeenschappelijke moraliteit leidt tot identiteit? Ik vroeg het aan Alejandro Riascos. Hij keek me glazig aan en bleef me het antwoord schuldig.

Het tijdschrift the Economist heeft Colombia als land van het jaar 2016 gekozen. Voor het prestigieuze Britse medium was hetgene dat het Zuid-Amerikaanse land bereikte, een vredesaccoord met de guerrillabeweging FARC, een kolossale prestatie. Twee-en-vijftig jaar duurde het conflict en dit leidde tot meer dan 220.000 doden en duizenden vermisten. Miljoenen boeren zijn ontheemd geraakt door het geweld, de man in zijn roeibootje die ons kwam halen was er een van. Beide kanten bedreven onmenselijke wreedheden. Ontvoeringen, moorden, rekrutering van kinderen, het afdwingen van abortussen, het vermoorden van burgers door het nationale leger om de lijken vervolgens tentoon te stellen als dode guerillastrijders (falsos positivos). Er zijn in het vredesaccoord tal van onaangename compromissen gemaakt. Het alternatief was echter erger.
Het zal nog lang duren voordat er uiteindelijk een dag komt dat ook in Syrië en Irak moraliteit het zal overwinnen van egocentrisch barbarisme. Net zoals dat in Europa het geval was de afgelopen eeuw. Op elke berg zit een top, pleegt men te zeggen in de wielrennerij. Je moet wel trappen om er te komen.

 

Sociale identiteit heeft alles te maken met de aanvaarding van groeps- of natiegebonden moraliteit. Immers, maak je de regels van je leefgemeenschap tot de jouwe, dan maakt dat jou tot onderdeel van die gemeenschap. Zo’n gemeenschap met overeenkomstige wetten, regels en een juridisch systeem om ze te waarborgen ter voorkoming van conflicten kan niet groot genoeg zijn. Voor mij is dat alleen al rede om bondgenootschappen tussen landen zoals de Europese Unie te koesteren en beangstigen de politici mij die afscheiding op hun agenda hebben staan. Een moreel palet kan niet groot genoeg worden opgezet. De implementatie daarvan is verzekerd als de juridische systemen van de betrokken landen in elkaars verlengde liggen en de burgers van die landen de gemeenschappelijke leefregels onderschrijven , ongeacht verschillen van religie of levensfilosofie. Een saamhorigheidsgevoel ongeacht afkomst, religie of kleur levert een hoop veiligheid op, te vertalen in een forse daling van conflicten, of die nou nationaal of internationaal zijn.
Er is niets mis met het verlangen naar een persoonlijkheidsstruktuur die je deelt met de mensen uit de direkte omgeving. Met het jezelf identificeren met de bewoners van je dorp, je beroeps- of geloofsgenoten. Je kan het voetbalteam uit je eigen stad naar hartelust toejuichen, tranen in je ogen krijgen bij het binnenkomen van Sinterklaas in je dorp, al of niet vergezeld door zwarte, bonte, of roetmoppieten. Want dat soort identiteit is onontneembaar, zolang het andere leefgemeenschappen maar niet schaadt.

 

Curaçao: Monifa Jansen met pelikaan

 

Het gaat goed met Nederland. Het land heeft zich ontworsteld aan de religiegebonden groepsethiek waar onze 20ste eeuwse schrijvers zo’n dankbaar onderwerp aan hadden. Nederland is langzaam op weg om een multiculturele natie te worden, met de daarbij behorende multiculturele aspecten. Het is een lange en hobbelige weg, dat wel. De angst voor verandering zit er goed in. De beleidsmakers zouden er verstandig aan doen te kijken naar de voormalige kolonieën in de West, landen die al eeuwen ervaring hebben met multiculturaliteit. Want er zullen nog wel wat Zwarte Pietachtige obstakels genomen moeten worden in de lage landen.
Een tiental jaar geleden hield professor Robert Rojer, Curaçaoëaar, concertpianist, buitengewoon hoogleraar interne geneeskunde en voorzitter van het Nederlands Caribisch Instituut voor Klinisch Hoger Onderwijs, een instelling die medische opleidingen verzorgt op Curaçao onder auspicië van de Rijksuniversiteit Groningen, een vlammend betoog om de Tweede Kamer ervan te weerhouden de subsidie voor dit instituut in te trekken. Kern van zijn betoog was de noodzakelijkheid van een onderwijsinstelling waar de Nederlandse student geneeskunde leerde om te gaan met patiënten uit de vele culturen die Curaçao rijk is, en hun van de gemiddelde Nederlander afwijkende manier waarop met het eigen lichaam wordt omgegaan. Dankzij hem worden op Curaçao vandaag de dag nog steeds klinische deelopleidingen verzorgd voor Nederlandse studenten geneeskunde.

 

Het gaat goed met de wereld, ondanks wat lastige passanten als Trump, Wilders en Le Pen. Want ook zij hebben hun functie. Een toenemende moraliteit en een groeiende beschaving zal leiden tot tolerantie en minder angst voor verandering. En op de lange duur een dalend aantal aanhangers van populisten en angstzaaiers.
Bob Dylan kreeg de Nobelprijs voor literatuur, ruim veertig jaar nadat Dylan zijn maatschappijkritische poëzie en muziek schreef. Wellicht was de tijd er toen nog niet rijp voor en nu wel. Een hoopvol teken aan de wand.
Voorlopig gaat het goed met de wereld want Stephen Hawking voorspelde onlangs dat we pas over 1000 jaar op zoek moeten naar een andere planeet.

“The arc of the moral universe is long, but it bends toward justice.” Dat is wat Martin Luther King zei tijdens zijn beroemde speech in Montgomery Alabama in 1965, en dat is wat Alejandro Riascos ons probeerde uit te leggen. Onderzoeksresultaten uit allerlei maatschappelijk en sociologisch wetenschappelijk werk tonen aan dat King gelijk had. De criminoloog Manuel Eisner bekeek het aantal gewelddadige doodsoorzaken per 100.000 inwoners in vijf West Europese gebieden tussen de 14de eeuw en de 20ste eeuw. Aan het begin van de 14de eeuw waren dat er 90 per 100.000 inwoners, aan het einde van de 20ste eeuw was dat gezakt tot minder dan 1 per 100.000. Er is een ontwikkeling in gemeenschappelijke menselijke moraal aantoonbaar in de afgelopen eeuwen, een ontwikkeling die parallel loopt met de overname van rede die aan de religie toebehoorde, door de wetenschap. Een ontwikkeling die begon met mensen als Erasmus en een eeuw later Descartes, om er maar een paar te noemen. Onder andere de ontwikkeling van de sociale en preventieve geneeskunde, te beginnen met drinkwatervoorziening, pasteurisatie, vaccinatieprogramma’s etcetera.
King luidde, ruim een eeuw na de afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten, de emancipatie van de kleurling in. En was daarmee net als Gaviria, Uribe en Santos de drijvende kracht achter morele verandering. Wereldwijd is een toename van universele moraliteit af te meten aan de afname van het aantal gewapende conflicten. Wat overgebleven is zijn de conflicten in het Midden Oosten die gaan over godsdienst en geen enkel ander doel lijken te hebben dan absolute macht en op religie gebaseerde morele overheersing.

Een paar dagen na onze ontmoeting met Alejandro Riascos zaten Chris, Lars en ik bier te drinken in een smoezelig café in het slaperige havenstadje Santa Martha. Wij zaten aan een rond tafeltje, op het knalblauwe formica blad een tiental lege flesjes Aguila. Aan de bar hingen een paar kerels met een fles rum in hun midden. Een andere kerel zat aan een schaars geklede vrouw te plukken, ze liet het met gepaste tegenzin toe. Op straat zaten twee honden met hun achterwerk tegen elkaar geplakt. De kleinste jankte erbarmelijk.
In de hoek van het etablissement stond een televisietoestel aan. Een lokale soapserie, niemand keek. Plots veranderde het geluid. Een omroeper maakte het overlijden bekend van Álvaro Mutis, Colombia’s roemruchte schrijver, vergelijkbaar met Harry Mulisch in Nederland en na Gabriël Garcia Marquez internationaal misschien wel de beroemdste 20ste eeuwse Colombiaanse auteur.

 

Álvaro Mutis

De barman was met enkele grote stappen bij het toestel en draaide het volume omhoog. Zonder uitzondering keerde iedereen zich, ongeacht waar ze mee bezig waren, naar het televisietoestel. Alleen de sonore stem van de omroeper was nog te horen, en het hondengejank op straat. Zachtjes begon de vrouw te snikken. Zij ging op een van de klapstoeltjes zitten. De man naast haar stond naar het televisiescherm te kijken, met open mond. De barman liep naar de televisie en zette hem uit.
‘Dat was Álvaro, God hebbe zijn ziel,’ zei hij. Hij draaide een fles rum open en zette voor alle aanwezigen een glazen kelkje neer dat hij volschonk. ‘God hebbe zijn ziel,’ zei hij voor een tweede maal en leegde in een teug zijn glas. De anderen volgden. Behalve de vrouw. Zij huilde.
Identiteit, bestaat het dan toch? Is het dat gemeenschapsgevoel dat ons allen bindt? Als dat zo is dan hoef je er nooit meer naar op zoek te zijn.
In Amsterdam liep afgelopen zomer een jongen van een jaar of 18 door de straat. Hij had een zwart T-shirt aan met als opdruk ‘My personality was created by someone else, all I got was this stupid T-shirt.’

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter