blog | werkgroep caraïbische letteren

Monseigneur Wulfingh (1839-1906) en de melaatseninrichting Majella

door Eric Kastelein

Het bronzen borstbeeld van monseigneur Wulfingh staat sinds vrijdag 25 april 1969 op het erf achter de Mgr. Wulfinghschool aan de Van Idsingastraat. Bisschop S. Kuypers van Paramaribo zegent en opent die dag de nieuwe muloschool en onthult direct daarna de buste van de naamgever. Op een twee meter hoge sokkel, afgeschermd door acht kniehoge paaltjes met daartussen stalen geschakelde kettingen, kijkt de oud-bisschop uit over het aangeharkte terrein met twee stroken bloeiende planten en een paar palmbomen. Maar dit is niet de oorspronkelijke locatie. Het beeld kent een enerverende geschiedenis.

Op het erf van de Wulfinghschool aan de Van Idsingastraat

Leprozerie Gerardus Majella

Pater A. Nederveen onthult op zondag 21 november 1909 het borstbeeld van monseigneur Wilhelmus Wulfingh – met het opschrift ‘succurre miseris’ (steun de zwakken) – op het voorerf van de leprozerie Stichting Gerardus Majella. Bij de plechtigheid zijn aanwezig de ruim zestig melaatsen, familieleden en de Liefdezusters van Tilburg, die vanaf het begin in 1895 de patiënten verzorgen. Het beeld staat links naast de opengewerkte houten kerk, op nog geen dertig meter afstand van het borstbeeld van koningin Wilhelmina. Een geschenk van de vorstin en enkele maanden eerder op 17 april feestelijk overgedragen aan de stichting. Beide bustes staan op identieke, manshoge sokkels die ieder in een grasperkje staan.

Monseigneur Wulfingh is redemptorist van de congregatie van de Allerheiligste Verlosser CssR en arriveert in 1888 in Suriname. Hij bezoekt het zelfde jaar nog Batavia, het moerassige leprozendorp aan de rechteroever van de Coppenamerivier. Ontsteld over de armoedige omstandigheden waarin de zieken leven, zonder verpleging, ver weg van de stad en van hun familie, besluit hij daar verandering in te gaan brengen. Later vertelt hij: Het gezicht der melaatschen is verpletterend, hun stem gaat door merg en been; zoo ooit, dan heb ik bij het gezicht van die plaats van ellende geweend.

Borstebeeld van mgr Wulfingh bij Majella, ca. 1910

Om zijn plannen te kunnen financieren sticht hij twee jaar later Hofbauer Liefdewerk, dat voornamelijk in Nederland geld inzamelt. Eindelijk is het zover, op 16 oktober 1895 opent de leprozerie Majella officieel de deuren. De verpleging is in handen van de Liefdezusters van Tilburg. De eerste zes vrijwilligsters – overste zuster Bertine, zuster Cunegundis, zuster Servaso, zuster Servanda, zuster Odo en zuster Juliette – arriveren op 30 september 1894, de volgende zeven komen een jaar later. De leiding is in handen van priester F.H.H. Lemmens.

Vader der Melaatschen krijgt kritiek op locatie van de leprozerie

De instelling heeft met een legaat voor 20 duizend gulden het gebouw Gravenstraat 68 gekocht, destijds gelegen aan de rand van de stad en pal naast het Militair Hospitaal. Het erf is ruim tien ketting diep en reikt tot over de Van Sommelsdijcksekreek. De ingang tot Majella wordt gevormd door een brede houten brug met in het midden een traliewerk en een af te sluiten draaihek. Op het voorerf staan aan weerszijden de wit en groen geverfde huisjes voor de melaatsen en in het midden een houten kerk met drie torens. Rechts en links daarvan bevinden zich het onderkomen voor de zusters. De stichting biedt aan de melaatsen niet alleen goede verpleging maar ook scholing en werk. Daarnaast is er volop gelegenheid voor het maken van muziek door de fanfare St. Felix en het St. Caeciliakoor en voor het beoefenen van sport en spel. Vanwege de ligging zijn familieleden en vrienden in staat hun dierbaren zo vaak als ze maar willen te bezoeken. Op de plattegrond in het boek 40 jaar melaatschenverpleging wordt verder melding gemaakt van onder andere een bibliotheek, een voetbalveld, badhuisjes, privaten, een moestuin, een timmerloods en een bleekveld. En deze menswaardige omgeving had de Vader der Melaatschen na zijn bezoek aan Batavia in 1888 voor ogen.

Toch is niet iedereen blij met de aanwezigheid van leprozen in de stad, ondanks een bijna drie meter hoge zinken schutting om het terrein. De Nieuwe Surinaamsche Courant van 26 juli 1896 waarschuwt in een artikel voor besmetting door vliegen, die de ziekte vanaf open wonden kunnen overbrengen en door het vieze afval dat de stichting in de Van Sommelsdijcksekreek loost. De krant roept de lezers op hun bezwaren schriftelijk kenbaar te maken aan de leden van de Koloniale Staten.

Begrafenis loopt uit de hand

Monseigneur Wulfingh – onder zijn leiding wordt de bouw van de twee neogotische torenspitsen van de Sint-Petrus-en-Pauluskathedraal uitgevoerd – overlijdt op 5 april 1906 op weg van Nederland naar Suriname aan boord van het stoomschip Prins Willem IV aan een hartstilstand. Het lijk wordt direct gebalsemd en het schip arriveert zestien dagen later op 21 april in Paramaribo. Daar worden de kisten – (…) met het oog op spanning van lijkgassen waren de kisten – een looden en een eikenhouten – twee maal zoo groot als anders noodig (…) – overgeladen op een vissersbootje en via de Van Sommelsdijcksekreek naar de kerk gevaren.

De begrafenis twee dagen later dreigt door het massaal toegestroomde publiek uit de hand te lopen. Zodra de genodigden op het terrein zijn gearriveerd, wordt het kerkhof, dat bij de stichting hoort en aan de Van Sommelsdijcksekreek ligt, door de politie afgesloten. Als de rust is teruggekeerd begint de uitvaartdienst.

De grafsteen en het borstbeeld komen drie jaar later, in 1909, naar Suriname. Het graf van monseigneur Wulfingh is in 2003 verplaatst naar de rooms-katholieke begraafplaats Heilig Verbond aan de Schietbaanweg.

De Stichting Gerardus Majella sluit op 15 februari 1964 de deuren, de opdracht is volbracht. Meer dan 1300 melaatsen zijn verzorgd door meer dan 83 Liefdezusters van Tilburg.

Monseigneur Wulfingh

Majellabrug

Wat tegenwoordig nog herinnert aan de stichting is het gebouw aan de Gravenstraat 68 (nu Henck Arronstraat). Het pand staat naast ’s Lands Hospitaal – in 1895 het Militair Hospitaal – en omvat twee verdiepingen met vijf traveeën. Het steile dak heeft een dakhuis, twee dakkapellen aan de voorkant en is bedekt met leien. De galerij strekt zich uit over de hele breedte en is niet van hout maar van gietijzer, een zeldzaamheid in Paramaribo. De dubbele paneeldeur op de begane grond wordt aan weerszijden omlijst door pilasters. De stenen stoep ligt drie treden boven straatniveau en omarmt het hele gebouw met een innige brasa.

Maar er is meer. Aan het oog onttrokken, verscholen achter de gebouwen van rusthuis Fatima Oord en het Nationaal Nierdialyse Centrum en in de slagschaduw van ’s Lands Hospitaal, ligt over de Van Sommelsdijcksekreek nog altijd de brug die toegang gaf tot het terrein van de melaatseninrichting. Het hek is verdwenen en de toegang wordt nu bruusk en onooglijk versperd door een borsthoge gemetselde muur waarvan de stenen zwart zijn uitgeslagen door vervuiling. De kreek is gekrompen tot een modderig en overwoekerd lint donker water met aan de steile oevers wilde planten.

Neem de ingang rechts naast nummer 68, loop door tot aan het huisje van de portier van het Nationaal Nierdialyse Centrum, meld het doel van het bezoek, loop na toestemming rechtdoor tot aan het einde van het pad, dan vlak voor het gebouw naar links en gelijk naar rechts. Tien meter verder ligt een vergeten geschiedenis.

Doorleef de tijdgeest met een ooggetuige

De Nieuwe Surinaamsche Courant van zondag 27 februari 1898 publiceert een verhaal van een zuster van de Franciscanessen van Roosendaal – vanaf 1856 in Suriname voor het geven van onderwijs – die samen met enkele van haar collega’s een dag op bezoek is bij de leprozerie Gerardus Majella. Het ooggetuigenverslag doet niet onder voor een vlog opgenomen met de camera van een smartphone: Wij liepen dan eerst door de tuin tot aan de Sommeldijksche Kreek, bij u een diepe, breede sloot. Daarover is een brug gemaakt en over die kreek wonen de door de maatschappij verbannen menschen. Eerst was ik een beetje huiverig, maar toen ik de inrichting zag werd ik met blijdschap vervuld. Met ziet voor zich een groote uitgestrektheid, aan de rechterkant nette huisjes voor de mannen, links voor de vrouwen: ieder heeft zijn eigen ameublement. Sommige vrouwen wonen alleen en anderen met hun tweeën, doch ieder in een afzonderlijk vertrek. Vlak over de brug, in het midden van de huisjes, is een kerkje opgeslagen, geheel en al open, natuurlijk overdekt; een altaartje is er in opgeslagen en banken voor de zwaarbeproefden: elke zondag leest de priester daar de H. Mis. De melaatschen die niet kunnen loopen, worden er door de anderen er naartoe gedragen. Aan weerskanten van het kerkje staan twee nette huisjes, het eene dient tot slaapplaats voor de twee Eerw. Zusters die een heele maand bij de melaatschen blijven, het andere huisje is sacristy en tevens tot gebruik van de Zusters. Heel achteraan, dus nog een eind achter het kerkje, hebben zij een soort grot gemaakt, verbeeldende de grot van Lourdes: er zijn knielbankjes rondom geplaatst. O. L. Vr. staat in een nis, heel aardig: alles wordt toch gedaan om het leven van die ongelukkigen te veraangenamen. Nu gingen wij de huisjes rond, allen waren gelukkig met dit bezoek, op ieders gelaat lag het geluk te lezen: de hartelijkheid van die menschen voor de Zusters en omgekeerd deed mij zoo goed. (…) Er was een oude vrouw, die niet meer loopen kon; hare voeten waren niets meer dan klompen vleesch, zoo ook de handen; maar als u nu eens had kunnen hooren hoe vrolijk zij zong, ’t zou u ook goed gedaan hebben.(…) Bij een jongetje alleen kon ik mijn tranen niet bedwingen: de armpjes waren helemaal verbonden en waren bijna tegen het lijfje aangegroeid en toen de Zuster vroeg: “Hoe gaat het?” antwoordde hij “veel pijn”. Ja, dat jongetje zal ’t niet lang meer maken.


Oog in oog met Paramaribo – Eric Kastelein verschijnt 7 mei bij LM Publishers

De Wilhelminaboom, het standbeeld van Jopie Pengel, het carillon op het Vaillantsplein: een paar voorbeelden van de meer dan honderd gedenktekens in Paramaribo. Eric Kastelein reconstrueert in Oog in oog met Paramaribo voor het eerst de – vaak vergeten – verhalen achter dit herinneringserfgoed, verteld vanuit de tijd waarin ze speelden.

Vergeten verhalen
Historische krantenberichten vormden het materiaal voor deze verhalen over belangrijke personen en gebeurtenissen. Door uitgebreid archiefonderzoek in Suriname en Nederland herontdekte Kastelein bovendien veel verloren gewaande geschiedenissen. Zo lezen we over het conflict in 1890 tussen de predikant G.C. Steijnis en de antisemiet gouverneur Maurits de Savornin Lohman in de Surinaamse kranten uit die tijd. In het Koninklijk Huisarchief deed de auteur een verrassende vondst van zestig brieven die een onthutsend beeld schetsen van de problemen en ruzies rond het in 1923 onthulde standbeeld van koningin Wilhelmina.

Bijzondere mensen en gebeurtenissen
De grote stadsbrand van 1832 waarbij meer dan zestig huizen en gebouwen in vlammen opgaan eindigt met de gruwelijke executie van de ‘daders’ Cojo, Mentor en Present. De drie tot slaaf gemaakten worden bijna tweehonderd jaar later herdacht als verzetsstrijders tegen de slavernij. Monseigneur Wilhelmus Wulfingh sticht in 1895 ondanks protest van veel inwoners van Paramaribo de leprozerie Majella. Zijn borstbeeld staat jarenlang op het terrein langs de Van Sommelsdijcksekreek waar de honderden melaatsen woonden. Expeditieleider Johan Eilerts de Haan overlijdt in 1910 aan malaria tijdens de maandenlange tocht over de Corantijn en wordt daar begraven. Twee jaar later krijgt hij een marmeren buste. In het Academisch Ziekenhuis hangt een borstbeeld van professor Paul Flu (1884-1945), pionier op het gebied van medisch-hygiënische inzichten.

Eric Kastelein reconstrueert met oog voor detail de historie achter het herinneringserfgoed van Paramaribo. Met een personen-, straatnamen- en kunstenaarsregister vormt het boek een geschiedenis in 111 verhalen over bijzondere mensen en gebeurtenissen in Suriname, voor het eerst bijeengebracht.

Eric Kastelein (Nootdorp, 1954) is historicus en werkte jarenlang als marketingmanager in het bedrijfsleven. Vanaf 2010 bezoekt hij jaarlijks Suriname. Hij schrijft regelmatig voor de Surinaamse media Parbode en de krant de Ware Tijd. 

Eric Kastelein – Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed | LM Publishers | ISBN  978 94 6022 503 1 | gebonden, 328 pagina’s | verkoopprijs € 24,50

Het boek is mede mogelijk gemaakt door de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in Suriname, het Prins Bernhard Cultuur Fonds, Dutch Culture, Universiteit Leiden en de Kattendijke/Drucker Stichting. 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter