blog | werkgroep caraïbische letteren

Mohammedcartoon

door Hanneke van Almelo

Een Mohammedcartoon, mag dat? Natuurlijk mag dat. Wat was er dan eigenlijk aan de hand? Wat speelde er? Om het voorval te duiden, eerst wat achtergrond.

 

Spotprenten vallen onder de vrijheid van meningsuiting, dat is bekend. De over-, overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking heeft helemaal geen moeite met spotprenten. En ik denk dat dit ook geldt voor de over-, overgrote meerderheid van de bevolking in Europa, als niet voor die van de hele westerse wereld. Voor zover het al deze burgers betreft, valt een spotprent over Mohammed in dezelfde categorie als een spotprent over de nieuwste hondenpoepregelgeving.

Wat betekent die constatering? Het betekent dat we, als mensen en als gemeenschap, kunnen abstraheren. We kunnen een grap over een onderwerp los zien van het onderwerp zelf. We beseffen dat vorm en inhoud niet hetzelfde zijn, maar dat inhoud een vorm gebruikt om zich te presenteren. Vrijheid van meningsuiting is gebaseerd op deze vaardigheid van het kunnen loskomen van de vorm. Het maakt discussie, uitwisseling, verandering en uiteindelijk een nieuwe consensus mogelijk. En een nieuwe consensus is een stap in de ontwikkeling in het denken van een samenlevingsgroep. Die ontwikkeling resulteert in nieuw gedachtegoed, die daarna zijn neerslag vindt in nieuwe regelgeving, normen en vormen, die alle vervolgens weer onderwerp kunnen zijn van ridiculisering, aanpassing, enzovoorts.

Kortom, in het Westen zijn we gewend te abstraheren: We gebruiken vormen als verpakking voor inhoud; inhouden en hun verpakkingen staan voortdurend ter discussie. De wet op de vrijheid van meningsuiting schept ruimte voor dit proces van uitwisseling, uitdaging, zoeken.

Mocht je bang zijn dat dit proces in gevaar is: Wees gerust, we gaan er met zijn allen echt niet van terugkomen. Het is net als rekenen: Als je eenmaal de staartdeling onder de knie hebt, ga je niet om de opgave 90 : 6 = … uit te rekenen terug naar tellen hoe vaak je 6 van 90 kunt aftrekken om bij nul te komen. Dat stadium ben je dan inmiddels voorbij.

Natuurlijk hebben alle mensen op gezette tijden houvast aan vertrouwde vormen en patronen en herkennen ze zich erin. Ik denk aan bepaalde rituelen bij bijvoorbeeld verjaardagen, bruiloften, begrafenissen. Een vertrouwde vorm kan functioneren als kader waarbinnen een bepaalde inhoud effectief overgebracht wordt; maar het gaat altijd om de inhoud.

Wanneer iemand zich aan iets of iemand hecht, dan raakt zijn/haar zelfbeeld ermee verstrengeld. Dat geldt ook voor de gehechtheid aan een vorm. Als er vervolgens door een ander in die vorm wordt geprikt, voelt dat alsof de eigen identiteit in het geding is.

Nog niet zo lang geleden heeft de Tweede Wereldoorlog laten zien hoe desastreus de gevolgen kunnen zijn van de identificatie met vorm; in dat geval was de vorm het “zuivere Arische ras”. Een actueler voorbeeld van het niet scheiden van vorm en inhoud, zij het van een andere orde, is de identificatie met de vorm “Zwarte Piet”. In de discussie daarover lopen de emoties bij sommigen hoog op. Zij abstraheren de inhoud niet uit de specifieke vorm. Voor hen is de specifieke, traditionele vorm van Zwarte Piet verstrengeld met hun zelfbeeld: Kom je aan Zwarte Piet, dan kom je mij.

En laat dat nu precies dezelfde dynamiek zijn die speelt bij extreme gelovigen, zoals de leden van de kleine partij TLP in het verre Pakistan: Kom je aan Mohammed, dan kom je aan mij. Zoals zo vaak gebeurt bij onenigheid over vorm wordt het eigen gelijk ook in vorm bevochten: protesten, rellen, bedreigingen, aanslagen. Die reacties volgen rechtstreeks uit de identificatie met vorm.

Is het niet opmerkelijk dat de politicus die zich hard maakt voor het vormbehoud van Zwarte Piet juist degene is die anderen verwijt vast te houden aan vorm? Er is een psychologische term voor dit verschijnsel: projectie.

Zie ook deze column in het nrc, klik hier

[Van nederlands.nl , 05-09-2018]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter