Miriam Sluis: Distantie en sympathie
door Rosemarijn Hoefte
10-10-10: de datum waarop de Nederlandse Antillen als land werden opgeheven en het Koninkrijk der Nederlanden verder verbrokkelde zodat het nu bestaat uit vier landen en drie bijzondere gemeentes. Rond deze afsluiting van een tijdperk bestond er in Nederland wat meer belangstelling voor de eilanden in de Caraïbische Zee, maar over het algemeen is de interesse aan Nederlandse kant gering en dan ook nog vaak negatief. Miriam Sluis is een van de weinige Nederlandse journalisten die met enige regelmaat over de eilanden bericht. In Een koloniale speeltuin geeft de auteur in soepele stijl een beeld van de laatste vijf jaar van de Nederlandse Antillen: ze schetst de verhoudingen op de eilanden, tussen de eilanden, met Nederland en met de grote buitenwereld, lees Venezuela en de Verenigde Staten.
Sluis is op haar sterkst als ze de verschillende krachtenvelden op de eilanden observeert met een mengeling van distantie en sympathie. De hoofdstukken over St. Eustatius en St. Maarten zijn aanraders, maar over het algemeen komt de auteur toch niet veel verder dan het betere krantenartikel. Haar levendige beschrijving van de verkiezingen op Aruba in september 2009 doet een jaar later al weer gedateerd aan, omdat een diepere analyse van de Arubaanse politiek ontbreekt.
Dat gebrek aan echte diepgang kenmerkt het hele boek: het lijkt alsof de auteur op twee gedachten hinkt. Enerzijds gaat ze verder dan de publicaties gericht op de lezende toerist; anderzijds wil ze het leesbaar houden voor de abonnees van de NRC. Sluis poogt een paar rode lijnen in het verhaal te weven, zoals de geopolitieke positie van de Benedenwindse eilanden en de versterkte rol van Nederland. In ruil voor schuldsanering (1,7 miljard euro) krijgt Den Haag toezicht op de overheidsfinanciën en rechtshandhaving. Het zal de liefde tussen de partners in dit ‘gedwongen huwelijk’ waarschijnlijk niet doen toenemen (Sluis 2010: 11). Wat betreft de internationale geopolitieke situatie zijn de trefwoorden Hugo Chávez, George W. Bush, AWACS vliegtuigen en FOLs (Forward Operating Locations). Dat zijn strategische bases van het Amerikaanse leger op bestaande vliegvelden in El Salvador, Aruba en Curaçao. Officieel worden de vliegtuigen ingezet in de strijd tegen drugs, maar Chávez ziet de FOLs op de eilanden vlak voor zijn kust als een springplank voor een Amerikaanse invasie van Venezuela.
Over de verbale schermutselingen tussen Venezuela, Nederland en de Verenigde Staten brengt Sluis niets nieuws te berde; interessanter zijn haar observaties over de economische belangen van deze drie landen. Ze constateert dat steeds meer Nederlandse bedrijven (Shell, ABN Amro, Rabobank) Curaçao verlaten en dat het vacuüm wordt opgevuld door Venezolaanse investeerders die hun kapitaal elders willen inzetten en Amerikaanse bedrijven. Zo’n dertig pagina’s verder schrijft ze dat de economische invloed van Venezuela op het eiland kleiner wordt: ‘Door de instabiele financiële situatie in het Zuid-Amerikaanse buurland zijn steeds minder bedrijven actief op Curaçao’ (p. 62). Ik had graag meer gelezen over deze ‘de-hollandisering’ en ‘de-venezolarisering’ en zijn mogelijke consequenties voor de eilanden. Dat er op demografisch vlak sprake is van ‘internationalisering’ op de eilanden is bekend en al bijna een eeuw lang is in- en uitmigratie een belangrijke economische, sociale en demografische factor. Maar wat zijn de electorale en dus politieke gevolgen van de instroom van bijvoorbeeld Venezolanen, Colombianen en Dominicanen? Sluis stipt het af en toe aan, maar wat betekent het als kiesgerechtigde immigranten hun stempel gaan drukken op de politiek of andersom: als grote groepen buiten het politieke proces zijn geplaatst? En wat voor gevolgen heeft de ‘internationalisering’ van de bevolking voor die toch al gespannen relatie met Nederland?
Een koloniale speeltuin blijft teveel aan de oppervlakte om veel nieuwe inzichten op te leveren. Hoe zal de verhouding tussen de vier landen en de buitengewone gemeentes zich gaan ontwikkelen? Een informante zegt: ‘Er is geen funk’ (Sluis 2010: 239). Die opmerking lijkt de spijker op zijn kop te slaan; maar wat betekent dat voor de toekomst van het Koninkrijk der Nederlanden?
Zoutrif, ook geschreven door Miriam Sluis, is een heel ander boek. Het is een persoonlijk relaas van een zoektocht naar de geschiedenis van Curaçao, de huidige woonplaats van de auteur, en naar plantage Rif St. Marie in het bijzonder. Ze beschrijft haar verkenningstochten in de archieven en op de plantage zelf om zo te onderzoeken ‘of de erfenis van de slavernij als een verborgen gedragscode functioneerde. Een combinatie van versluierd verwijt en onbewuste onderdanigheid die ten grondslag lag aan de ongrijpbare broeierigheid die ik op straat voelde’ (Sluis 2008: 21). Ze gaat nog verder: heeft het slavernijverleden invloed op het staatkundige proces dat Curaçao een zelfstandig land, Pais Kòrsou, zal maken? De stijl verschilt van andere boeken van Sluis of een meer traditionele geschiedenis. ‘Opeens beginnen naast me twee bosjes te schudden. Ik blijf staan, roerloos. Het lijkt een boodschap, maar ben ik de juiste persoon om haar te ontcijferen? Langzaam loop ik verder het nieuwe Curaçao in’ (Sluis 2008: 11).
In Zoutrif kiest Sluis niet voor een chronologisch verhaal door een alwetende verteller, maar geeft ze verschillende actoren een stem: Hollandse kolonisatoren, slaven, een rotspunt en ‘Mirjam’ die over haar zoektocht – passie is misschien een beter woord – en haar twijfels en vragen vertelt. Hoofdstukken die in heden en verleden spelen wisselen elkaar af, maar de historische hoofdstukken, die strekken van 1688 tot 1969, zijn wel chronologisch geordend. Het is geen volledige geschiedenis van vierhonderd jaar Rif St. Marie, en dat is ook niet de bedoeling. Zoutrif is een voorbeeld van het momenteel populaire faction; door het af en toe ‘verlevendigen’ van gebeurtenissen, het gebruik van verschillende stemmen en het vervlechten van verschillende familiegeschiedenissen hoopt Sluis een breder publiek te bereiken. ‘Fact’ weegt echter duidelijk zwaarder dan ‘fiction’ in deze geschiedenis. Het boek bevat een verantwoording met verwijzingen naar archiefdocumenten, een personenlijst, een chronologisch overzicht, een woordenlijst en een bibliografie.
Met het verhaal van Rif St. Marie vertelt de auteur het verhaal van kolonialisme en slavernij en legt ze een verband met hedendaagse problemen, zoals de politieke polarisatie op Curaçao. Het verhaal reikt echter verder dan dit eiland. Zoals Mirjam Sluis zelf schrijft, ‘Rif vertelt een verhaal van onderdrukking en geloochende schaamte. Dat is niet alleen een Curaçaos verhaal’ (Sluis 2008: 22).
Miriam Sluis, Zoutrif, Amsterdam: KIT Publishers, 2008. 280 p., ISBN 978 90 6832 472 3, prijs € 19,50;
Miriam Sluis, Een koloniale speeltuin; De Antillen achter de schermen, Amsterdam: Prometheus / Rotterdam: NRC Handelsblad, 2010. 264 p., ISBN 978-90-446-1605-7, prijs €19,95.