Mijn kankantri….
door Carry-Ann Tjong-Ayong
Dit was de grootste kankantri die ik ooit heb gezien. Een reus onder de reuzenbomen met een rechte metershoge stam en een brede regelmatig wijdverspreide kruin. De wortels vormden kamertjes en de uitlopers liepen meters ver onder de grond om hier en daar als omgevallen boomstammen weer boven te komen en vervolgens weer te verdwijnen. Tot ver in de omtrek kon je deze reuzenboom zien. Als je uit de stad aan kwam rijden over het toenmalig Pad van Wanica, zag je hem al kilometers van te voren.
Bergershoop, vlak voor Lelydorp.
Neficawipa had mijn vader het terrein gedoopt, dat hij in de jaren vijftig aanschafte en dat sindsdien door ons gezin, later door mijn oudste broer en zijn gezin, wordt bewoond en dat nu tevens een onderkomen is voor vele Surinaamse kindertjes.
Mijn kankantri werd als religieus symbool aanbeden door mensen ver in de omtrek. De tekenen hiervan zagen wij dagelijks onder de boom liggen. Bordjes eten, flessen drank, geld. Als kind begrepen wij dit niet ten volle en mijn broers waren enthousiast over de vondst. Tot een oudere neef ons uitlegde wat de betekenis hiervan was. Geheimzinnig vertelde hij van de rituelen die ver naar binnen op de Bergershoopweg plaatsvonden. Maar Pa verbood ons er heen te gaan met neef Humbert. die alles durfde en overal “boorde”. Wij waren te jong. acht, negen, tien, elf….. “Niks er van. Ik wil het niet hebben!” waarschuwde hij. We keken elkaar teleurgesteld aan. Pappy’s wil was wet.
Ik bleef dromen van mijn grote vriend, de kankantri en speelde tussen de wortels. We kerfden onze namen in de stam, verdeelden de kamertjes, verstopten daar onze kostbaarheden. Maakten foto’s en genoten de bescherming van onze reus. Iedereen die op bezoek kwam keek vol ontzag omhoog. “Zo’n grote boom…..!”
Wij waren trots op onze boom. Op veel kindertekeningen is hij te zien.
Een boom is meestal vrouwelijk in Suriname. voor mij was het soms een vrouw, soms een man. De Mamabon, de Bigi Masra.
Wij viertjes gingen een paar jaar later naar Nederland op school. Mijn oudste zus zat op de AMS en de andere drie op de Calorschool. De twee oudsten vonden het spannend en verheugden zich op alles wat tieners bezighoudt. Nieuwe vrienden, uitgaan, andere kleren, avonturen. Ik wilde niet, Ik wist zeker dat ik heimwee zou krijgen, net als mijn jongere broer. En dat was ook zo. Het meest miste ik mijn kankantri.
Jaren later kwam ik terug. Mijn broer werd zestig. Een bigiyari.
“Waar is mijn kankantri?! Heb je hem omgekapt!” vroeg ik hem geschrokken. Toen vertelde zijn zoon mij, dat het op een dag vreselijk onweerde en dat de bliksem in de boom sloeg. Zij zagen die als een fakkel branden en weg was hij. Kurkdroog hout brandt fel. Ik huilde….. Maar vuur heeft ook iets louterends, bedacht ik, mijzelf troostend. En ik schreef een gedicht.
Mijn Kankantri
mijn kankantri, je brede kruin getooid met nest
waar gieren zwieren rond je bladerdak
het bijennest als een camee onthult je lange hals
en eindeloos lange gestalte die als een reuzin
haar rok ontplooit in forse vouwen waar wij als kinderen
nog vol vertrouwen te rusten lagen
ooit de tatoeages van vijf kindernamen gekerfd
in je stam groeiden gestadig mee
en toen na jaren weer terug in Suriname
wij blij verrast weer in je schaduw toevlucht zochten
waren wij kind weer tussen je verknochte plooienkleed
onder de hete tropenzon
ik weet nog goed die nachten in mijn bed dat ik
het raam uitstaarde naar je silhouet en in gedachten
jou daar roerloos steeds zag wachten
en in de verte hoorde ik weer rituelen en vreemde
zangen uit mystieke kelen en dof geroffel van de oerwouddrum
en in de ochtend lagen aan je voeten soms
porties rijst wat eieren of een fles rum
maar hoe sinister ook die tekens waren
nooit heeft de angst ons blind vertrouwen doen bedaren
jij was voor ons de grote geest die ons beschermde
en dat is altijd zo geweest wij keken naar je uit van verre
zagen tegen je op tot aan de sterren en wisten
dat je er altijd voor ons was
Mijn kankantri, wat was ik diep bedroefd toen ik
na jaren weer terug op mijn vertrouwde grond
je trouwe reuzentorso niet meer vond
en werd verteld: een droge hete dag een donderslag
een bliksemschicht in middaglicht heeft onze reus geveld
mijn trouwe kankantri
net als mijn jeugd ben jij opeens voorbijgegaan
maar altijd in de nacht
is het of ik je nog op wacht zie staan
cat 8/3/2002