Michiel van Kempen over Surinaamse literatuur – een verslagje
Op zaterdagmiddag 1 juni 2019 was Michiel van Kempen, hoogleraar Nederlands-Caraïbische letteren aan de Universiteit van Amsterdam, te gast bij de Werkgroep Caribische en Aziatische Cultuur Nijmegen met een dubbele lezing over de geschiedenis van de Surinaamse literatuur
Hij begon met de oudste tekens die gevonden zijn in de grotten van Werehpai nabij Kwamalasumutu diep in het binnenland van Suriname. Na een overzicht van de immigratie van alle bevolkingsgroepen tot en met de Brazilianen, volgde een overzicht van de verschillende orale literaturen die alle volkeren naar Suriname hebben gebracht, van de Anansitori tot en met de londa ke nác, de travestiedans bij feesten van de Hindostanen. Van Kempen pleit ervoor om 1868 en niet 1873 als dag van de Hindostaanse immigratie te nemen: toen kwamen al de eerste Brits-Indiërs naar Suriname op contractbasis. De eerste Hindostaanse geboren in Suriname was er al in 1872!
De geschreven literatuur begint met de koloniale letteren: reisverslagen, literatuur van missie en zending en vervolgens de plantersliteratuur aan het eind van de 18e eeuw met een dichter-planter als Paul François Roos. In de 19e eeuw schrijft Kwamina (A. Lionarons) de eerste romans en Johannes King de eerste teksten in het Sranantongo.
De moderne literatuur begint met Albert Helman, die de beroemde romans Zuid-Zuid-West en De stille plantage schreef. Hij inspireerde Anton de Kom met zijn Wij slaven van Suriname, maar was ook werkzaam als politicus, diplomaat bij de Verenigde Naties, ontwerper van het Surinaamse wapen en hij spande zich in de jaren 80 nog in om een leger tegen Bouterse op te zetten. Opmerkelijk genoeg was het Helman (Lou Lichtveld) die in de Verenigde Naties het Nederlandse standpunt inzake de Zuid-Afrikaanse apartheid verwoordde.
Na Trefossa’s bundel Trotji komt er een soela van nationalistische poëzie op gang met mensen als Shrinivási, Michael Slory, Dobru en Johanna Schouten-Elsenhout.
Na de pauze sprak prof. Van Kempen voornamelijk over de allerjongste generatie. Recente auteurs in Suriname zijn voornamelijk vrouwen: Ruth San A Jong, Shakuntela Hoebba, Iraida van Dijk, Karin Lachmising (die nu weer in Nederland woont). Er zijn in Suriname vooral veel kinderboekenschrijvers.
De migrantenliteratuur in Nederland krijgt een bredere bedding rond 1975 met schrijvers als Leo Ferrier, Bea Vianen, Edgar Cairo en Astrid Roemer. In Den Haag komt het Sarnámi op rond de arts-dichter Jit Narain en recent is er een opleving rond Rabin Baldewsingh, oud-locoburgemeester van Den Haag. Verspreid hebben tv-persoonlijkheid Anil Ramdas, Ellen Ombre, Tessa Leuwsha en Karin Amatmoekrim (veel succes met haar roman Het gym) van zich laten horen.
Er zijn nu veel jonge auteurs van Caraïbische afkomst die het zeer goed doen in Nederland. Ze manifesteren zich nadrukkelijk, schrijven op hoog niveau en halen veel prijzen weg. Genoemd kunnen worden Radna Fabias, Johan Fretz, Etchica Voorn, Julien Ignacio, Gershwin Bonevacia, Michael Tedja, Roberta Petzoldt, Chris Polanen, Chesley Rach, Raoul de Jong en Michael Tedja (onlangs gekozen tot een van de belangrijkste tien beeldend kunstenaars in Nederland).
Tot slot toonde schrijver Ken Mangroelal zijn jongste boek, een week eerder verschenen: Caribbean Rhapsody.