blog | werkgroep caraïbische letteren

Memory Lane – Memories: Monty Beekman

door Hannie Rouweler

Monty Beekman heb ik leren kennen door mijn Indonesische man met wie ik in Bloemendaal en Noord-Groningen (Usquert) heb gewoond.

Monty Beekman met zijn vrouw Faith. Bloemendaal 1990. Foto © Hannie Rouweler

Allereerst: de vriendschap tussen Monty Beekman en mijn man (beiden RIP) was intens. Ze schreven elkaar wekelijks brieven. Mijn man had nog een ouderwetse rammelkast als typemachine, waar hij geen afstand van wilde doen. Uit zijn werk- en studeerkamer hoor ik bij wijze van spreken nog het tik tik tik van de aanslagen! Hij wilde geen computer, ‘je haalt met een computer de duivel in huis’ zei hij nog in 1998 (!). Hun vriendschap was erg persoonlijk en hartelijk en meelevend. Achteraf is mij dat zeker duidelijk. Het gedeelde Indië, geïnteresseerd in literatuur, de wereld, en vooral de oorlog.

Mijn man werkte als delegatieleider met een groepje internationale ingenieurs voor de grootse metaalonderneming in Nederland. Daarna werkte hij als directeur van een van de dochterondernemingen. Tevens was hij jarenlang commissaris van de Nederlandse Spoorwegen. Op zijn reizen had hij op de terugweg vaak een stop met hotelovernachtingen in India. New Delhi. Toen bestonden nog geen rechtstreekse vluchten op Singapore. Geld dat hij had meegekregen om opdrachten binnen te halen, gaf hij weg. Arabieren wilden diamanten, anderen dollars. Zo ging dat toen. Geld dat hij overhield, op de terugreis van zakenreizen, kieperde hij uit zijn portemonnee voor de kinderen, armen, taxichauffeurs, bedelaars, mensen die dat nodig hebben: “in het verre oosten hebben mensen geen verzekeringen voor ziekenhuizen, zoals wij hier, en ook geen pensioen”…

Met Monty nog een gesprek gehad over zijn oorlogstrauma, alleen met hem, in de tuin in Usquert. Een verademing voor mij, dat hij er zo frank en vrij over sprak. Mijn man sprak er veel over, maar meestal alsof het hemzelf niet aanging, alsof hij zelf buitenstaander was in die ellende (tien jaar oorlog als kind, eerst in NL, ouders waren op Europees verlof en bleven hier steken, eind 1940, daarna onafhankelijkheid Indonesië, politionele acties, terugkeer gedwongen naar NL) drukte alles weg. Hoewel Beekman zei dat het met therapie en medicatie goed te behandelen viel, ontkende mijn man dat. Geen sprake van. Hij koesterde dit ergens, ik vond het ontzettend moeilijk om daar mee te blijven omgaan, want hij leed er zwaar onder, slapeloosheid, steeds boeken lezen over de oorlog, alsof aan de oorlog maar geen einde kwam, en ik gedwongen werd steeds meer afstand te nemen, vooral door zijn gedrag, en dit zeker een rol gespeeld heeft in mijn scheiding destijds. Hij werd zo gek als een deur, onbehandeld. We hielden geen vrienden meer over, voor hem deugde niets en niemand meer…

Op een ochtend, eind 1989,  had hij de NRC gelezen, met daarin een artikel over de deplorabele staat van de Neerlandistiek in Polen, m.n. in Wroclaw: een interview met een hoogleraar van die universiteit.

Terwijl hij nog in zijn pyjama zat zei hij tegen mij: “Hier moeten we iets aan doen. In Polen moeten alle ramen worden opengezet,” en hij begon rond te bellen om het telefoonnummer te achterhalen van genoemde hoogleraar [Stanislaw Predota – red. CU]. Intussen ging ik naar de keuken, ontbijt klaarmaken, koffie zetten, want voelde meteen dat dit een tijdrovende onderneming zou worden. Tot mijn verbazing had hij het telefoonnummer snel achterhaald, hoorde ik op afstand een terugkerende krakerige lijnverbinding en sprak hij met deze professor die perfect Nederlands sprak. Ik hoorde hem vragen: “Vertelt u mij eens, wat hebt u nodig voor de universiteit?”

Monty Beekman kwam pas in beeld toen intussen boeken, computers, allerlei materialen, naar Polen verstuurd waren met vrachtwagens, privé-auto’s, en hij intussen de Erasmusleerstoel had opgericht met als doel dat Neerlandistiek werd losgekoppeld van Germanistiek. Jaarlijks werd een fors bedrag beschikbaar gesteld voor een gloednieuwe locatie, bibliotheek en extra docenten voor de te verwachten toestroom van studenten die Nederlands als hoofdvak of bijvak zouden kiezen. Hij was sponsor met enkele zakenlieden, die hij via zijn werk kende en die enthousiast waren over deze besteding van hun jaarlijkse schenkingen, tenminste voor een termijn van vijf jaren.

“Er moeten Nederlandse hoogleraren naar Polen,” zei hij. “We beginnen met de Leidse Kroon.” Ik wist niet wie daartoe gerekend kon worden maar dat waren tenminste Piet van Sterkenburg en Karel Bostoen. Daarna zou Monty Beekman naar Polen gaan om de studenten colleges te geven over Indische letterkunde. Bij die gelegenheid kwam hij bij mij op bezoek met zijn vrouw, waarbij ik een foto van het echtpaar maakte, gezeten op een bank in de woonkamer.

Monty had vliegangst. Zijn vrouw moest mee. Ik heb ze enkele keren samen ontmoet en hij was slechts één keer alleen, toen hij in het Schrijvershuis Amsterdam zat, waarbij ik hem allerlei boeken heb bezorgd en hem meevroeg naar een Indonesisch restaurant in Amsterdam-Zuid.

Al snel werd me duidelijk dat Monty en Rumphius een twee-eenheid vormden, want Rumphius was zijn favoriete onderwerp. Zijn vrouw maakte er nog lachend opmerkingen over: “It’s all rumphying …” Zodra Rumphius ter sprake kwam, was Beekman een en al oor en kon hij eindeloos vertellen over deze man, die flora en fauna in Nederlands Indië vastlegde, als bioloog. Beekman vond dat de wijze waarop hij de natuur beschreef hoge literaire waarde had.

Beekman is naar Polen geweest. Maar we werden al snel door hem opgebeld dat hij totaal overstuur was, want Polen herinnerde hem aan de traumatische ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Hij kon niet aan pillen komen. Dat was een probleem. Mijn man heeft meteen de hoogleraar gebeld in Wroclaw, die het probleem bevestigde. De enige oplossing was dat op naam van de hoogleraar, bij zijn eigen arts, de medicijnen werden voorgeschreven die Monty nodig had. Zo is dat gebeurd, anders was hij meteen uit Polen vertrokken. Later vertelde hij mij de drama’s die hem als kind waren overkomen, met name tijdens WO II. Zijn ouders waren uit de ouderlijke macht gezet, waardoor hij in een weeshuis terecht gekomen was op de Veluwe. Tegen het eind van de oorlog werd dit weeshuis overvallen door de Duitsers, die er lucht van hadden gekregen dat er verzetsmensen verscholen zaten. De verzorgers hadden preventief maatregelen getroffen, uit pure noodzaak, door de kinderen meteen het weeshuis te laten verlaten, zelf op zoek te gaan naar eten en mensen die ze tegenkwamen aan te spreken voor opvang. Monty heeft dagenlang in de bossen rondgezworven.

Monty Beekman was een erudiete en innemende man. Hij sprak over Nederlandse en Vlaamse auteurs, schrijvers en dichters, onder wie Louis Paul Boon die hij ooit eens thuis had opgezocht. De dokter had Boon geadviseerd meteen te stoppen met alcohol. Maar Monty vertelde, dat hij tegelijk met een glas bier de voorgeschreven medicijnen wegslikte.

Vermoedelijk reisde Monty Beekman met dit schip van de VS naar Holland, 1989/1990: Waterkoning – IMO 8715443

Aan Beekman heb ik hele goede en fijne herinneringen. Hij had vliegangst en als hij ging vliegen dan moest hij een lading pillen nemen om de vlucht te doorstaan. Halfdood kwam hij dan aan op Schiphol en dan was het nodig dat hij in gezelschap van zijn lieve, verzorgende vrouw reisde. Hij zou het anders niet overleven. Mijn man heeft nog wel kans gezien om hem aan boord van een schip te krijgen, niet als verstekeling maar als gratis passagier op een containerschip van zijn broer. Deze broer was reder en bezat diverse scheepvaartlijnen voor zijn containerschepen. Beekman hoefde maar te wachten tot een van zijn schepen aan de oostkust van de Verenigde Staten een haven aandeed. Zo is het ook gebeurd. Hij had erg genoten van die reis.

Met Faith had ik een goede band, een ontzettend lieve en leuke vrouw. Zij zorgde er steeds voor dat Monty op tijd zijn pillen nam. Ik zie nog zo voor me dat ze de koffer in de gang omkieperde om op zoek te gaan naar die ‘damned pills’. Vanuit Florida heb ik haar nog éénmaal gebeld, jaren geleden, dat was het laatste contact. Ze leeft nog, maar zal dik over de 80 zijn.

Leusden, augustus 2019

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter