blog | werkgroep caraïbische letteren

Melancholische en ruige verhalen uit de Antilliaanse slaventijd

door Jerry Dewnarain

 
De geschiedenis van de Nederlandse Antillen is die van zes eilanden, de Benedenwindse en de Bovenwindse eilanden, die door de Europese kolonisator samengevoegd werden. Nadat de Spaanse conquistadores in het begin van de zestiende eeuw de oorspronkelijke indiaanse bevolking ‘gepacificeerd’ of verdreven hadden, bleken de eilanden wegens het ontbreken van waardevolle delfstoffen toch niet belangrijk, zodat ze tot ‘islas inutiles’ verklaard werden. Het was daarom in de jaren dertig van de zeventiende eeuw voor de Nederlanders, op zoek naar zout voor de haringvisserij en een steunpunt voor handel en kaapvaart, niet zo moeilijk de eilanden te bemachtigen. Het wingewest werd tot het einde van de achttiende eeuw door de West-Indische Compagnie bestuurd. De Noord-Europese kolonisten kwamen in het begin, de Sefardische Joden vanaf het midden van de zeventiende eeuw. De brute ‘middle passage’ van West-Afrikaanse slaven kwam rond diezelfde tijd op gang. Noord-Europeanen, Joden en West-Afrikanen vormden de traditionele eilandelijke bevolkingsgroepen vóór en na de emancipatie, die uiteindelijk in 1863 plaatsvond. Twintig jaar geleden bundelde Cornelis Ch. Goslinga (1910-2000) veertien korte verhalen die in de slaventijd spelen. Onder de titel Een zweem van weemoed trekt Goslinga ons naar het Curaçao van ver vóór de afschaffing van de slavernij. Hij tekent het alledaagse leven van de slaven: weerbarstig, ruig en vunzig.

Zo is in het verhaal ‘De Hete Zomer’, Matías een slaaf die eigendom was van sjon Shaha Vroon die de Santafé-plantage bezat op het westelijk deel van het eiland. Hij was weduwnaar en er waren maar weinigen die zich zijn vrouw nog herinnerden, een bazige tante die haar man volkomen onder de duim had. Zij had Matías als jongen van een jaar of zestien meegebracht in haar kortstondig huwelijk van slechts een dozijn jaren. Toen de vrouw stierf was Matías nog geen dertig jaar oud en op het toppunt van zijn fysieke kracht en seksuele potentie. De sji gebruikte hem om met haar sterkste en mooiste slavinnen te slapen om flinke en gezonde kinderen te maken. Het werd zelfs een project: Matías werd voor dekdoeleinden gebruikt. Iedere maand werd een andere slavin naar de hut gebracht, waar Matías sliep en de sjon lette er streng op dat er geen bedrog plaatsvond en de dekking inderdaad met die bepaalde slavin gebeurde. Een maand lang had Matías de kans die slavin zwanger te maken. Dit systeem werkte een groot aantal jaren tot opperste tevredenheid van de sjon en de sji, maar ook van de slaven!

‘Een zweem van weemoed’ kent ook verzetsverhalen. Slaven kwamen ook in verzet. Ze vernielden huizen, verbrandden schuren die voedsel en andere voorraden bevatten, ze gooiden dode geiten in de waterbakken, slavengevangenissen werden opengegooid en men vergreep zich een keer zelfs aan een blanke schoolmeester die zich verborgen had gehouden in het landhuis Klein Santa Martha (in het verhaal ‘Dessalines’). Toen deze slaven werden gepakt door het koloniale leger verscheen de leider Dessalines voor het gerecht. De fiscaal vroeg Dessalines waarom hij de schoolmeester had gemarteld en gedood, en Dessalines antwoordde: ‘E tabata blanku. Hij was blank. Dat was de reden. Wij zwarte slaven haten de blanken.’ Maar er was ook sprake van vriendschap tussen meester en slaaf. In het verhaal ‘De Getuige’ komen we achter de vriendschap tussen Chal, de Engelse slaaf van het eiland Nevis van sjon Tobi van landhuis Kurá Grandi op de weg van Otrobanda naar Sint Michielsbaai. Sjon Tobi mocht zijn slaaf Chal. Hij tolereerde allerlei vrijheden die hij van een ander niet zou dulden. Chal was een potige kerel, zwaar gebouwd, bijna zes voet en zwart als git met een eeuwig lachende mond, waarin zijn fel witte tanden blinkend afstaken tegen het donkere rood van zijn lippen. Slaaf en meester waren even oud. Jaloezie zorgde er echter voor dat de vriendschap tussen slaaf Chal en meester Tobi tot een einde kwam toen sjon Tobi zijn droommeisje Jansji ontmoette!
 
Een zweem van weemoedis niet alleen weerbarstig, ruig en vunzig [woorden uit een persbericht – red. CU], maar is ook een verhalenbundel waarin gemeenschapszin, moed, volharding, vriendschap en tederheid ervoor zorgen dat de lezer de gevoelens en emoties van zowel de mawster (meester) als die van de slaaf op een melancholische manier beleeft. Dit beleven wij ook in enkele historische romans van Cynthia Mc Leod. Hoe slecht het er ook voor mag staan, in de tijd waarin deze verhalen zich afspelen, evenzeer als in het heden en in de toekomst, er zal altijd iemand zijn die je bijstaat en er zal altijd hoop zijn.
Cornelis Ch. Goslinga: Een zweem van weemoed. Verhalen uit de Antilliaanse slaventijd, eerste druk. Curaçao-Nederlandse Antillen, 1993. ISBN 99904-0-075-X

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter