blog | werkgroep caraïbische letteren

Meertaligheid in de 18e eeuw – Leren van geschiedenis 120

door Hilde Neus

In Suriname worden meer dan twintig talen gesproken, en dat is veel. Het betekent dat iedereen in ons land twee of meer talen spreekt. In ieder geval de schooltaal, die tevens de officiële taal is, maar ook het Sranan, de lingua franca. Dat is de taal die binnen sociale netwerken het meest gesproken wordt. Vaak val je in tijden van grote emoties, terug op de taal die het dichtst bij je staat. Je vloekt daarin, je kent alle vieze woorden, maar het is ook de taal van liefkozerij. ‘Mi lobi yu’ klinkt romantische dan ‘Ik hou van jou’.

Onder invloed van televisie en sociale media komen onze kinderen steeds meer in contact met het Engels, helaas is het zo dat dit in de hogere regionen niet overal doorwerkt. Om serieus te worden genomen in de wetenschap bijvoorbeeld, wordt er van je gevraagd dat je een stuk in het Engels kunt produceren. Zeker ook als je van invloed wil zijn binnen het Caribisch gebied.

Afdruk van folio 8 uit het manuscript van Nepveu, 1771

Talen in de kolonie

Het vestigingsbeleid in Suriname was liberaal. Nederlands was de taal van overheid en religie, het Frans had een sterk concurrerende positie wat blijkt uit de vele boeken. Daarnaast spraken en schreven een aantal Joden Hebreeuws en Portugees. Al deze talen zien we terug in correspondentie en wetsproducten, zoals testamenten.

Een voorbeeld hiervan is het testament dat de vrije negerin Simba, een gemanumitteerde slavin van Anne Nassy, in 1767 in het Portugees liet opmaken. Ze verklaarde dat de tekst haar was voorgehouden en zij haar handtekening in de vorm van een kruisje plaatste op verzoek van de klerk Samuel Cohen Nassy. Een negental Joodse mannen getuigden. De gezworen translateur Samuel Robles de Medina vertaalde naar de ‘Nederduitse’ taal. Nederlands dus. Vaker bleek dat mensen die een akte op lieten maken of een getuigenis aflegden, geen Nederlands spraken. Dan las de vertaler van het Hof de akte voor in het ‘Neeger Engelsch’. In het Naamboekje (almanak) voor ‘t Jaar 1789 staat een aantal ‘geswoore translateurs’ vermeld voor de Franse, Engelse, Hoogduitse, Neger-Engelse, Portugese, Hollandse en Hebreeuwse talen.

Het Sranan

De slaven werden vanuit de bocht van West-Afrika aangevoerd, van Benin tot aan Angola, en spraken talen die sterk uiteenliepen. Al snel vormden elementen uit deze talen, met als paraplu het Engels – een taal die aanvankelijk Neger-Engels werd genoemd. Herlein (1718) gaf in zijn reisbeschrijving ‘ter vermaak van zijn lezers aan dat onder het Engels ‘Negerze woorden’ zijn geslopen en nam enkele voorbeeldzinnen van deze spraak op. Woordenlijsten, zoals die van Van Dijck (1761), werden gedrukt om de planters de taal bij te brengen, en de communicatie met slaven te vergemakkelijken. Slaven leerden ook talen van kolonisten, Nederlands maar ook andere, zoals  Frans of Portugees.

Bij de Marrons die zich in onderscheidende groepen aan de grote rivieren vestigden, ontstonden verschillende talen die zich apart van elkaar ontwikkelden. Bij de taalontwikkeling kon een westerse taal grote invloed hebben, zoals op Jodensavanne, waar het Saramaccaans ontstond met veel invloeden vanuit de Joodse spraak. De meegebrachte Afrikaanse talen vermengden zich met elkaar en met Europese invloeden en zo ontstond het Sranan.

Annotatie op Herlein

Jan Nepveu is een van de weinige gouverneurs die vrijwel zijn hele leven lang in Suriname heeft gewoond. Dit blijkt uit zijn annotaties bij het boek van Herlein. Hij heeft bij deze uitgave uit 1717 commentaren geleverd, en uit zijn erudiete beschrijvingen blijkt zijn kennis over ons land.  In keurig handschrift is naast iedere annotatie het woord vermeld waar het betrekking op heeft, en de pagina waarop het staat in de uitgave van Herlein. Nepveu heeft nog lang overwogen dit werk uit te geven, maar daar is het niet van gekomen. De laatste redactie is uit 1771. In Nederland liggen exemplaren in verschillende archieven, zoals van Marquette, of van de familie Bicker. En het is nu online in te zien.

Gedeelten van Nepveus tekst zijn terug te vinden in de Beschryving van Guiana van Hartsinck uit 1770, en ook Narrative of a five years expedition… van Stedman uit 1796.

Nepveu maakte wat opmerkingen over talen: Over het Sranan schreef Herlein op folio 6: ‘..haar taal swaar te leren.’ Nepveu was het daar duidelijk niet mee eens: ‘De meeste blanken leeren de NeegerEngelsche taal zeer gemakkelijk, zijnde gebrooken Engels, ’t welk tot heeden zeedert de Engelsche bezittinge aldaar behouden is en nu wat meer met Hollandsch vermengt is.’ Daarnaast vermeldde Nepveu: ‘De Indiaansche Taale zal ook zo heel swaar niet te leeren wezen.’

Ook toen, net als nu waren mensen meertalig, laten we daar ons voordeel mee doen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter