blog | werkgroep caraïbische letteren

Meer over de Erfenis van Slavernij en Contractarbeid

The Legacy of Slavery and Indentured Labour’ is een tiendelige serie boeken in wording waarvan Hilde Neus en Jerry Eggers deel 4, 5 en 6 beschreven in onderstaand artikel in de Ware Tijd (LP 5 juni 2023). Dit in de aanloop naar de grote internationale Legacy conferentie van de Anton de Kom Universiteit afgelopen juni. Zie in dit verband ook het op 4 september op deze site gepubliceerde verslag over de – alweer derde editie – van deze Legacy conferentie.

Op maandag 5 juni was het 150 jaar geleden dat het eerste schip, de Lala Rookh oftewel de tulpen wangige, met contractarbeiders aankwam.  Verder is het 170 jaar geleden dat de eerste Chinese immigratie plaatsvond en 160 jaar Emancipatie, waarna nog 10 jaar Staatstoezicht volgde. Dit zijn gebeurtenissen die alle te maken hebben met de regels uit ons volkslied (van Trefossa): ‘wans ope tata komopo’. Waar we ook vandaan komen, we zijn een natie, een volk. In verband met deze feestelijkheden organiseert de Anton de Kom Universiteit (AdeKUS) een 4-daagse internationale conferentie in het Staatsoliegebouw van het IGSR (Interfaculteit of Graduate Studies and Research). Overigens viert de universiteit ook haar 55-jarig bestaan. Dit is al de derde Legacy-editie (na 2013 en 2018) en deze heeft de ondertiteling meegekregen: Their Impact on Present Societies.

De opening van de conferentie vindt dinsdagochtend 6 juni plaats en vanaf dat moment komt een groot aantal wetenschappers samen om te discussiëren over een scala aan onderwerpen, de slavernij of de contractarbeid rakende. De organisatie ligt bij de faculteit Humaniora, afdeling geschiedenis, onder leiding van Maurits Hassankhan. Hij is de coördinator geweest van de vorige edities en een belangrijk doel van deze conferentie is tevens het publiceren van boeken, waarin de presentaties van de wetenschappers zijn vervat. Zo is er in 2018 een serie uitgekomen met daarin een aantal artikelen van zowel Surinaamse auteurs, als buitenlandse. Dit heeft tot gevolg dat er mooie kruisbestuivingen kunnen plaatsvinden en er vergelijkende onderzoeken hebben plaatsgevonden. Zo werd laatst de uitspraak gedaan dat de contractarbeid in Zuid-Afrika en op de Fiji-eilanden veel zwaarder was voor de mensen dan in Suriname. Dat kun je alleen maar stellen als is vastgesteld hoe de situatie was in de diverse landen, om die vervolgens dan te gaan vergelijken. Recentelijk zijn er weer enkele boeken verschenen over de conferentie van 2018. Deze zijn gepubliceerd door Publishing House Manohar in Delhi. Dit betekent wel, dat de boeken hierheen verscheept moeten worden. Laatst zijn op de Literaire Pagina drie delen besproken en nu volgen er weer drie, in 2023 uitgekomen. Wij hopen dat de boeken volgende week tijdens de conferentie verkrijgbaar zijn.

Deel 4

Localization and Globalization of Religions, edited by Maurits S. Hassankhan, Narinder Mohkamsingh, Goolam Vahed and Radica Mahase

Deze bundel artikelen is geheel gewijd aan godsdiensten, lokaal, internationaal en in vergelijkend perspectief. Op deze Literaire Pagina zullen we de artikelen noemen, maar vooral wat dieper ingaan op de stukken over Suriname. Een Tamil-priester op Mauritius wordt besproken en daarmee de constructie van Hindoe-autoriteit op het eiland. Het Hindoeïsme in Zuid-Afrika, daarheen getransporteerd door de contractarbeiders, krijgt aandacht. In een ander stuk is gekeken naar transnationale Hindoebewegingen en de Zuid-Afrikaanse ervaringen na de contractarbeid. Ook Fiji en de ontwikkelingen van het Hindoeïsme daar zijn besproken. En de geschiedenis en het symbolisme van de Ram Lila, het klassieke toneelspel en ook de Ramayana op Mauritius zijn belicht. In dit blok is er een artikel over Suriname, van Freek Bakker. Hij heeft de invloed van de Arya Samaj op het Caribisch Hindoeïsme onderzocht. Volgens hem zijn vooral de eerste veertig jaar van de twintigste eeuw belangrijk geweest voor de sterke ontwikkeling van deze stroming. Bakker kijkt naar de oorzaken en gevolgen van deze groei op de hindoestaanse groep, zoals onderwijs, rituelen, heilige geschriften, huwelijk en politiek. Hij toont aan dat er veel invloed is geweest vooral na de invoering van het algemeen kiesrecht in het Caribisch gebied. Later namen de orthodoxe stromingen het echter weer over. Maar de invloed van Arya bleef.

In het tweede deel van deze bundel zijn de Islam en moslims in de Girmit- (contractarbeiders) diaspora belicht.

De Ummah in het Caribisch gebied is bekeken: de Afrikaanse en Aziatische basis-aspecten van de Caribische Islam. Ook is er een artikel over de moslims in Fiji, die zich ontwikkelden van contractarbeiders naar permanente inwoners van het eiland. Hoe het de moslims verging die zich tussen 1887 tot 1891 in Trinidad aankwamen, is in een aanzet tot analyse aangegeven. Het derde deel van het boek legt de focus op interreligieuze relaties in de Girmit-diaspora. Hoe mensen de vastenperiode doorbrengen in religieus gemengde families op Trinidad is onderzocht, met een evaluatie van de sociaalpsychologische aspecten. Vooral is voor ons van belang een mooi artikel van Kirtie Algoe, interreligieuze coöperatie, een kijk op Guyana en Suriname 1950-2014. Algoe vergelijkt de bijdrage van interreligieuze organisaties met internationale verhoudingen. Volgens haar hebben de drie grootste religies in de wereld: Christendom, Hindoeïsme en de Islam, tegenovergestelde trends. Van de ene kant proberen zij vrede te bewerkstelligen door de nadruk te leggen op theologische overeenkomsten, van de andere kant zijn er toenemende gewelddadige conflicten die juist de verschillen benadrukken. Dan valt het Caribisch gebied op, doordat er relatief harmonieuze relaties bestaan tussen de groepen onderling. Dat is duidelijk te zien aan Suriname en Guyana.

[Hilde Neus]

Deel 5

Ethnic Relations in Plural Societies: Social-economic and Political Dimensions, edited by Maurits S. Hassankhan, Hans Ramsoedh, Brij V. Lal and Goolam Vahed. (Dit deel is opgedragen aan een van de redacteuren, Brij Lal, die in december 2021 is overleden.)

De aandacht voor etniciteit in het wereldgebeuren is groot. Wat onderscheidt de ene groep van de andere? Hoe komt dat tot uitdrukking in onderlinge verhoudingen? Wat voor politieke consequenties heeft dit? Is het wel mogelijk om stabiele maatschappijen te hebben wanneer meerdere etnische groepen strijden om de macht binnen de grenzen van een land? Dit zijn maar enkele vragen die opkomen bij het begrip etniciteit. Vooral die in Caribische maatschappijen zoals Suriname, Trinidad en Tobago en Guyana staan centraal; zes artikelen analyseren aspecten hiervan in Suriname, twee gaan over Trinidad en Tobago en één over Guyana. Van de resterende twee wordt Zuid-Afrika op zich behandeld en de ander vergelijkt dit land met Fiji. Het voorwoord is geschreven door Brij Maharaj uit Zuid-Afrika. In het voorwoord van Maharaj wordt vooral stilgestaan bij de nazaten van Brits Indische contractarbeiders die een tussenpositie innamen in heel wat van de maatschappijen waarin zij terechtkwamen. Isolatie en marginalisering waren vaak onderdeel van de maatschappelijke realiteit. Hij wijst er terecht op dat in dit deel de hoofdstukken een waardevolle bijdrage leveren om vergelijkingen te maken tussen landen met meerdere etnische componenten.

De inleiding geschreven door Maurits Hassankhan, Hans Ramsoedh, Goolam Vahed en Farzana Gounder (zij wordt niet genoemd als editor) staat stil bij de niet altijd soepel verlopen integratie van nazaten van contractarbeiders in maatschappijen die slavernij hebben gekend. Deze vorm van arbeid die koloniale mogendheden in Caribische, Afrikaanse en andere gebieden hebben ingezet om het tekort aan mannen en vrouwen op te vangen, werd hen vaak niet in dank afgenomen. De tussenpositie die zij innamen, heeft soms in hun voordeel maar ook in hun nadeel gewerkt. In diverse landen, zeker na de onafhankelijkheid, werden zij een minderheid die niet altijd even zachtzinnig werd behandeld. In andere landen werden zij belangrijke leden van de handelselite en wisten hun positie in het politieke gebeuren te versterken. Wat vaak een rol speelde, was het feit dat nazaten van slaafgemaakten zichzelf zagen als rechtmatige opvolgers van vertrokken koloniale machthebbers. Over Suriname wordt gezegd dat dit land wordt gezien als een vreedzame maatschappij waar etnische groepen goed met elkaar samenleven, maar dit is geen nauwkeurige waarneming omdat onder het oppervlak de nodige spanningen zijn en etnocentrische sentimenten opspelen.

Het eerste deel Ethnicity and Politics bestaat uit vijf hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk geschreven door een van de redacteuren, Goolam Vahed, staat Zuid-Afrika centraal. Hij analyseert de verhouding tussen Afrikanen en Indians die in de 19de eeuw als contractanten daar aankwamen. Hij wijst erop dat stereotypen blijven bestaan waarbij Indians als een geheel werden gezien ondanks grote verschillen in religieuze overtuiging en maatschappelijke positie van delen van deze groep. Opvattingen als zouden zij materialistisch zijn, geen bijdrage leveren aan maatschappelijke ontwikkelingen en meer, blijven bestaan en komen steeds naar boven wanneer weer geageerd wordt tegen nazaten van deze contractarbeiders. Vahed pleit voor dialoog tussen de groepen zodat meer begrip ontstaat voor elkaars positie die sterk werd bepaald door de blanke dominantie in de periode van apartheid in Zuid-Afrika. Het tweede hoofdstuk van Movindri Reddy vergelijkt Zuid-Afrika en Fiji. In Fiji is ongeveer 37.5% van de bevolking Indian maar zij nemen een marginale positie in. De beschrijving van de positie van deze groep in Zuid-Afrika is positiever dan bij Vahed. Zuid-Afrika beschrijft zichzelf graag als een ‘Rainbow nation’ waar er ruimte is voor meerdere groepen.

Vanaf het derde hoofdstuk staat het Caribische Gebied centraal. Vishun Bisram staat stil bij Guyana en houdt een pleidooi voor een vorm van ‘power sharing’. Dit zou een mogelijke oplossing kunnen zijn voor de steeds terugkerende etnische spanningen. Na een lange periode van Afro Guyanese dominantie (1964-1992) volgt meer dan een decennium van Indo Guyanese politieke macht (1992-2015) waarna weer 5 jaren volgen van eerstgenoemde groep. En zo wisselt het steeds. Het delen van de macht kan dit doorbreken. Elke groep voelt zich dan vertegenwoordigd.  Wat ontbreekt in dit hoofdstuk is de rol die olie en de vele inkomsten uit de grote voorraden op de zeebodem zullen gaan spelen en dat nu al doen in de Guyanese politiek.

Het vierde en vijfde hoofdstuk gaan over Trinidad en Tobago en zijn geschreven door Ralph Premdas en Kirk Meighoo. Ook daar spelen etnische sentimenten een grote rol maar de situatie verschilt van die in Guyana omdat nazaten van beide groepen in aantal niet veel van elkaar verschillen. Een grote groep die behoort tot de categorie ‘mixed race’ bepaalt wie wel of niet politieke macht krijgt.    

Vanaf deel twee, Etnicity, Economy, Ethnic Relations and Ethnocentrism, staat Suriname centraal. In de vier hoofdstukken wordt veel gebruikgemaakt van cijfermateriaal. Dat is wel een meerwaarde van deze onderzoeken.  Rosita Sobhie doet in hoofdstuk 6 onderzoek naar ‘the Standard of Living’ bij etnische groepen. Zij concludeert dat die in Paramaribo en Wanica het hoogst is. Aan de onderkant van de maatschappelijke ladder bevinden zich voornamelijk Inheemsen en Marrons. Er moet wel bij gezegd worden dat het cijfermateriaal heel wat nuances aanbrengt in het beeld dat er bestaat van de verschillende etnische groepen.

Hoofdstuk zeven is geschreven door Tamira Sno, Harry Ganzeboom en John Schuster. Daarin wordt etnische diversiteit en sociale stratificatie in Suriname rond het jaar 2012 onderzocht. Ook hier zijn er veel cijfers die het nodige in kaart brengen voor Suriname. De conclusie bestaat uit tien punten. Het eerste is dat er zes (grote) etnische groepen zijn: Inheemsen, Marrons, Creolen, Hindoestanen, Javanen en Chinezen. Verder is er een groep die zichzelf identificeert als ‘mixed’.

Hoofdstuk acht en negen zijn geschreven door afgestudeerden van de eerste Master Geschiedenisopleiding op de Anton de Kom Universiteit van Suriname: Rene Bilkerdijk en Ingrid Roemer. Bilkerdijk deed onderzoek naar Creolen en hoe zij andere etnische groepen zien in Suriname en bij Roemer staan de Javanen centraal. Bilkerdijk trekt nogal harde conclusies en geeft aan dat uit zijn onderzoek blijkt dat Creolen en Hindostanen elkaar niet zien als broeders en zusters en elkaar niet mogen. De verbroederingspolitiek heeft volgens hem een belangrijke rol gespeeld waardoor spanningen tussen deze groepen niet uit de hand zijn gelopen en dat zich ondanks de beschreven gevoelens een relatief vreedzame maatschappij heeft ontwikkeld. Roemer stelt dat Javanen in de jaren 60 en 70 grote sprongen voorwaarts hebben gemaakt en steeds zichtbaarder werden in de Surinaamse maatschappij en in het politieke gebeuren. Rond de 50% van de Javanen staat positief tegenover Creolen, Hindostanen en Marrons.              

Ten slotte is er een derde deel bestaande uit twee hoofdstukken over Jagernath Lachmon. Hans Ramsoedh en Peter Meel beschrijven enkele aspecten van Lachmon in de politieke arena van Suriname. Ramsoedh beschrijft en analyseert Lachmons transformatie van etnische naar nationale leider. Van 1946 tot 1987 viel hij onder de eerste categorie en na 1987 onder de tweede. Dit laatste in de periode van her-democratisering toen Suriname zich losmaakte van militaire dictatuur. Na 1980 raakte etniciteit op de achtergrond. Discussies rond de overgang naar democratisch gekozen regeringen waren belangrijker. In 1987 gebeurde dat daadwerkelijk en vanaf toen werd Lachmon steeds meer gezien als nationale leider. In het laatste, elfde, hoofdstuk heeft Meel het over de relatie tussen Lachmon en het geboorteland van zijn voorvaders, India. Meel stelt dat India een bron van inspiratie was voor hem op diverse gebieden, zoals de hoge beschaving die daar was voortgekomen en het doorzettingsvermogen van de bevolking. Op andere gebieden, vooral etnische en religieuze verhoudingen en economische ontwikkelingen, was dat veel minder het geval. Vooral de splitsing rond de onafhankelijkheid van India vond hij negatief. Daarin was het land bepaald geen voorbeeld. Ook op het gebied van natievorming was hij minder enthousiast.

Kortom: het vijfde deel van boeken met papers gepresenteerd in 2018 heeft boeiende artikelen verzameld die een bijdrage leveren aan nieuwe kennis over etnische verhoudingen, vooral over het Caribische Gebied.         

[Jerry Egger]

Deel 6

Post-emancipation Indenture and Migration: Identities, Racialization and Transnationalism, edited by Maurits S. Hassankhan, Kalpana Hiralal, Cristiana Bastos and Lomarsh Roopnarine

In deel 6 ligt de focus op transnationalisme en hoe de systemen in diverse landen hebben doorgewerkt. In de eerste sectie vinden we informatie over de immigratie van Madeirezen naar Guyana. En de contractarbeid van Chinese vluchtelingen in het plantagesysteem van Brits Honduras. Ook Portugese arbeiders in Guyana en Hawaii komen aan bod. Het laatste stuk gaat over contractarbeid en educatie, in vergelijkend perspectief. Interessant hier is, dat Brits-Indiërs pas in 1927 hun nationaliteit konden veranderen in Suriname. Voorheen bleven zij Brits-Indische onderdanen. Dit betekende dat de hindoestaanse kinderen geen Nederlands onderwijs volgden, maar naar zogenaamde ‘koeliescholen gingen’. Daarom spreken de nazaten van immigranten uit India nog Sarnami, terwijl in Engelse en Franse koloniën de taal van de kolonisator vanaf vestiging moest worden overgenomen. Een ander belangrijk feit is, dat vanwege het hoge sterftecijfer onder hindoestaanse contractarbeiders de aanvoer zelfs tijdelijk werd onderbroken, totdat in 1882 de Medische school werd opgericht.

De tweede sectie van dit deel richt zich op identiteit. Hoe verandert identiteit in processen die zich over territoiren ontwikkelen, het betreft hier concrete gevallen uit Brazilië. In een volgend artikel is beschreven hoe de Braziliaanse immigratiewetgeving is bijgesteld en dit leidde tot een nieuwe vorm van migrantenopvang. Ook is de impact van Indiase cultuur op de Javanen in zowel Indonesië als Suriname beschreven. Hier zal ik wat nader op ingaan. Vanwege de nabijheid in de regio in het oosten moge het duidelijk zijn dat er al heel lang banden bestaan tussen India en Indonesië. Dit betekent ook vele gedeelde cultuuraspecten, zoals folklore en sociale normen en waarden en religie. Nog steeds staan er veel tempels (bijvoorbeeld op Sumatra, Bali en Kalimantan) die grote Hindoe-Boeddhistische invloed hebben ondergaan. Vele rituelen, vanaf de geboorte tot aan de dood, zijn vergelijkbaar. De immigranten hebben deze gewoonten meegenomen naar Suriname, waar ze verder zijn uitgebouwd. Veel van deze weetjes zijn onbekend, zelfs bij de groepen zelf. Aanvankelijk waren de onderlinge relaties tussen de groepen goed, maar deze werden wat slechter toen de concurrentie toenam. Toch hebben zij op politiek vlak hun invloed uitgedragen en meegewerkt aan het vormen van een natie. De etnische strijd in Guyana tussen de Hindoestanen en Afro-Guyanezen is geanalyseerd. En verder de mobiele bestaansvormen gerelateerd aan een leven tussen Haïti en de Dominicaanse republiek, waarvan we weten dat er een dichtgespijkerde grens loopt tussen de twee delen van dit Caribische eiland.   

Het derde deel van deze publicatie gaat nader in op transnationalisme, elementen die over grenzen heen gaan. Allereerst is de positie van Jamaicaanse onderwijzers in de Verenigde Staten beschreven. Het wegtrekken leidde tot een braindrain, maar toch kwam bepaalde kennis ook weer terug naar het eiland. Deze analyse laat zien dat mensen zich in de nieuwe situatie ondanks hun positieve bijdrage aan het onderwijs vaak tweedeklasburgers voelen. Dit zal ook het geval zijn met de personen besproken in een ander artikel: de Surinaamse en Antilliaanse studenten in Nederland. Er is een mooi overzicht geschetst van de invloed van ‘Ons Suriname’ en ook ‘Wie Eegie Sanie’ op het studentenleven. En de Antilliaanse Noticiero. Er werd een postkoloniaal debat gevoerd in Nederland, de vraag is echter in hoeverre deze discussies zijn aangekomen bij het (reguliere) publiek als we bedenken dat het tot ‘Black Lives Matter’ heeft geduurd voordat een aantal aspecten aandacht kregen. De laatste contributie aan het boek betreft re-territorialisering en mogelijkheden van immigranten in Lissabon, Portugal. Hier gaat het over interculturaliteit, sociale praktijken en formele bezwaren van de samenleving tegen de influx van migranten. Niets nieuws onder de zon. Mensen zijn mensen, overal ter wereld.

Dit 300 pagina’s tellende boek is een feest van herkenning en voor sommige onderwerpen daaraan gekoppeld nieuw onderzoek. Maar ook een cultiveren van groepsaspecten en integratie wereldwijd, waarbij kennis is beschreven die ook ons in Suriname ten goede kan komen.

[Hilde Neus]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter