blog | werkgroep caraïbische letteren

Mayday, Mayday, M’aidez, Help!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Schrijfster Mala Kishoendajal zit sinds het uitbreken van het coronavirus past in Maleisisch Borneo en schrijft over haar ervaringen.

door Mala Kishoendajal

Vandaag, 14 april, is de toegezegde gedeeltelijke opening van bepaalde bedrijfstakken, waaronder kappers en telecombedrijven in Maleisië, waar ik al een maand opgesloten zit, weer ingetrokken en verschoven naar 28 april. Reden: er zou volgens de receptioniste iemand naar de kapper zijn geweest, en hem hebben besmet.


Eigenaardig. Ten eerste zouden de kapper en de andere zaken per vandaag pas open gaan. Hoe kan dan iemand gisteren al besmet zijn? In de pers staat dat er 7 besmettingsgevallen zijn op Sarawak, in het zuiden van Maleisisch Borneo. Wij zitten op Sabah in het noorden, waar geen gevallen zijn gemeld.
Ten tweede: hoe is, zonder tests, zo snel een besmetting geconstateerd?
Ik ben bang, en nu niet spreekwoordelijk, dat ook 28 april nieuwe gevallen gemeld worden, en een verlenging van de vrijheidsberoving waarborgen.
Maleisië is onder de landen met het laagste percentage besmettingen die eindigen op IC of leiden tot doden. Momenteel 70 doden op 34 miljoen inwoners, waarvan een hoog percentage met onderliggende problematiek.

Voor mij persoonlijk wordt het steeds nijpender. Mijn koffer is in een andere stad, waar 2 euro per dag voor wordt gerekend. Inmiddels is dat 60 euro. Ik heb opnieuw voor 2 weken het hotel moeten betalen, waar ik niet wil zijn. Het geld voor de visa naar de landen waar ik 170 euro voor betaalde, Myanmar en India, kan ik ook op mijn buik schrijven. Als je die bedragen bij elkaar optelt, die je ergens voor betaalt, maar niks voor terugkrijgt, of gedwongen wordt voor iets te betalen wat niet jouw keus is, tikt het behoorlijk aan.

Mijn vraag om restitutie van het ticketgeld voor 4 internationale en 5 binnenlandse vluchten, waarvan ik 1 internationale en 1 binnenlandse heb kunnen gebruiken, wordt met lange tussenpozen beantwoord. Ik moet extra geld betalen om mijn verzoek voor teruggave in een snellere procedure te krijgen. Wat ik mogelijk terugkrijg, wat niet honderd procent is, dus pure diefstal, wordt me dan over 6 weken meegedeeld. Zonder extra betaling duurt het 3 maanden. Voor mijn terugvlucht moet ik dus opnieuw diep in de buidel tasten.


Het ministerie van buitenlandse zaken is online onbereikbaar. De link werkt niet. Vanaf het begin.
Ik heb met hulp van de receptie naar de ambassade in Kuala Lumpur gebeld en op de ouderwetse manier gemeld dat ik vastzit in Oost-Maleisië. Voor wat dat waard is.

De stoere berichten met de vaderlandslievende tekst: “repatriëringsvluchten” per KLM, waar ik geen gebruik van heb kunnen maken, omdat die uitsluitend vanuit Kuala Lumpur gaan, kostten de laatste keer dat zoiets mogelijk was, op 9 en 10 april, duizend euro. Dat wordt in rekening gebracht zodra je terug bent.
De Bijzondere Bijstand gestrande reizigers heeft een eigen risico dat net zo hoog is als de prijs van een enkele reis per lijnvlucht. Maar ook die is niet voor mij (ik weet dat anderen die in andere werelddelen gestrand zijn, tegen hetzelfde probleem aan hikken).
Sarawak heeft de 3 luchtvaartmaatschappijen MAS, AirAsia en Malindo verzocht om de ban op vluchten tot 30 april te heroverwegen. Ernstig zieke mensen kunnen niet van de eilanden naar het vasteland worden vervoerd.
Zo zijn we wel behoed voor het virus, maar overlijden mensen aan andere aandoeningen door gebrek aan tijdige medische hulp. En kunnen de paar gestrande buitenlanders hun portemonnee opentrekken voor verlenging van hun gevangenschap.
Tel daarbij op dat de tijdelijke huurders van mijn huis noodgedwongen voortijdig de huur hebben opgezegd, omdat ze hun baan kwijt zijn, en ik dus mijn buitenlands verblijf niet lang meer kan bekostigen, dan zie je zich de ramp voltrekken die mij boven het hoofd hangt.
Het wordt nog feestelijker. Want als de lockdown eind april wordt verlengd, zeg weer met 2 weken, ben ik hier illegaal. Want midden mei verloopt mijn visum. Maleisische mensen zijn doorgaans goedhartig. Dat kun je niet van het gezag zeggen. Je belandt hier voor het minste en geringste in de gevangenis, al dan niet door schuld. Buitenlandse Zaken weet dat, waarschuwt zelfs in laffe no-reply mails. Maar steekt vervolgens geen vinger uit.

Voor de rest gaat het uitstekend. Heus!

Hartelijke groeten aan het ministerie van buitenlandse zaken.


Maleisisch Borneo. Foto Mala Kishoendajal

Dank,

Allereerst aan familie en vrienden die met hun warme woorden iets van de ontreddering die me begint op te breken, hebben verzacht.

Het was een moeilijke dag gisteren, 14 april. De curfew is verlengd. De paar winkels die open zouden gaan, mochten door nieuwe besmettingen niet meer open. In de winkelstraten proberen mensen, vooral vrouwen, shampoo en ander verzorgingsspul te verkopen, om toch iets te verdienen. Maar ze hebben allemaal een tas vol met dezelfde dingen, en concurreren elkaar dus weg.
Vaak koop ik wat en laat het dan achter voor degene die mijn kamer doet.
Maar nu had ik dat stuk mededogen niet.
Mijn hart was gevuld met irritatie en ongemak.
En mijn hart deed zeer. Gewoon fysiek, somatisch.
Tien jaar geleden onderging ik een levensreddende hartoperatie. Vertel mij niet hoe de angst voelt als je longen vol met vocht zitten, en je dreigt te stikken. Ik heb in die angst acht maanden geleefd, tot ik met spoed werd geopereerd. Ik moest niet dood, dus genas ik.
Het litteken heb ik aan het begin van deze reis, die zo schitterend begon, in Penang in West Maleisië al laten camoufleren met een fraaie tatoeage.
Deze reis was bedoeld als een schoningsreis.
Ik ging, ver weg van waar de narigheid, vooral met incompetente, chaotische instanties en frauderende figuren, zich had afgespeeld. Ik zou vanuit de mooie kant van mijzelf mijn leven de revue laten passeren. Via brieven aan mijn kleinkinderen. Uiteraard met ISBN nummer. Ik beoefen nu eenmaal de kunst van het schrijven.
Maar ik zit nu vast, en zit opgezadeld met de lelijke kant van mijzelf. Die wordt opgepookt door vier figuren, waarvan 3 elkaar 4 weken geleden niet kenden, maar sinds een paar dagen optrekken als elkaars steun en toeverlaat. Ik vind dat best. Het zijn mijn zaken niet. Alleen is het erg vervelend dat dat optrekken een bron heeft: mij. Ik weiger na heftige confrontaties elk contact met elk van de vier. Ik ben daardoor behalve in quarantaine ook in isolatie. Ook dat vind ik best.
Waar ik moeite mee heb is de kinderachtigheid van volwassen, zelfs bejaarde, mensen. Het achterliggende probleem is hun luidruchtige, asociale gedrag. En hun poging mij, onder het mom van angst voor besmetting door Corona, wat ik nadrukkelijk niet heb, te dwingen mij in mijn kamer op te sluiten. Dat heb ik in buitengewoon krachtige bewoordingen geweigerd.
De manager, die de dagelijkse gang van zaken overlaat aan lieve, maar bange meisjes zonder enig gezag, is een toonbeeld van het poldermodel in het kwadraat. Ze lossen niks op met maatregelen, maar passen het beleid toe van pappen en nathouden. Dus gaan de ondermaatse praktijken gewoon door. De tv-verslaafde zat vanmorgen al om 7 uur in de lounge en ging voor de tv staan zodra ik binnen kwam. Daarmee blokkeerde hij mijn doorgang naar de keuken. Dat doet hij ook bij de ijskast, in de keuken. Kortom, pathetisch.
Ik heb maar een keus. “Imbeciel”, roep ik. Hij buldert een triomfantelijk lachgeluid. Voor het overige is het een lafaard. Daarom laat hij zich adviseren door de Spaanse, die zich van meet af aan heeft opgeworpen als Moeder Overste en Vrijwillig Manager van het hotel.

Dat krijg je als de manager probeert elke confrontatie te vermijden.
Twee volle weken moet ik in deze luidruchtige, vijandige sfeer doorbrengen.
Gisteren was een moeilijke dag. Ik had een dag eerder mij de longen uit het lijf geschreeuwd, omdat mijn grens was bereikt. Mijn lichaam pikte dat niet. Mijn hart stuurde stekende berichten.
En toen belde zij. “Nani, kijk wat ik allemaal kan”. Ze zette het mobieltje op een strategische plek en liet de spagaat zien, en beide beentjes in de nek.
“Jeetje, je kan zo bij het circus”, riep ik bewonderend uit. Zo was ze een vol kwartier bezig. Tot ze op haar stuitje viel, en ma toesnelde om te troosten. Ik verbrak even de verbinding, en belde een paar minuten later terug.
Nog de tranen biggelend over de wangen, nam ze op.
“Laten we dicteetje doen”, zei ik. Na een paar minuten was de pijn weg en schreef ze enthousiast woordjes.
“Waar is je zusje?” vroeg ik.
“Die slaapt”, antwoordde ze. Het was bij haar half drie. Bij mij half negen.
Het paar kwam naar het terras, een sigaretje roken. Ze spraken op bescheiden toonhoogte met elkaar, wat de vrouw eerder agressief weigerde, en demonstratief luidkeels urenlang belde met haar thuisland.
Ik belde met mijn kleinkind op bescheiden volume toen zij het terras op kwamen.
Na het roken gingen ze weer weg.
“Teken je zusje voor me”, zei ik.
Ze tekende haar zusje, met een kroon. Haar zusje is haar prinses. Beide meisjes en hun moeder zijn mijn prinsessen.
Zo hou ik de lelijkheid die soms op mijn gezicht komt, toch goeddeels weg.
Zo, nu ga ik naar het politiebureau. Kijken of er een weg uit dit tot hel omgetoverd paradijs is.

[eerder verschenen op Facebook, 14 en 15 april 2020; overgenomen met toestemming van de schrijfster]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter