blog | werkgroep caraïbische letteren

Massamoord Mariënburg 111 jaar geleden

door Benjamin Mitrasingh

Het is vandaag, 30 juli, precies 111 jaar geleden dat de massamoord op Mariënburg plaatsvond. Over de aard en het aantal van de slachtoffers zijn er wat onduidelijkheden.

Het Koloniaal Verslag van 1903, dus een jaar later, praat van zeventien slachtoffers maar het bronnenonderzoek in het gedenkboek van de Stichting Hindostaanse Immigratie (SHI) van 1998, praat van zestien slachtoffers. Daarom moet nadrukkelijk worden vermeld dat de slachtoffers niet de daders waren van de moord op James Mavor. Zij waren de vrienden van de daders die niet wilden dat hun collega’s door de politie werden meegenomen. Het was dus een solidariteitsactie van de arbeidscontracten op het terrein van de suikerplantage Mariënburg.

Hun protesten waren echter zo heftig, dat de Nederlandse militairen zich genoodzaakt voelden gericht op hen te schieten. In het massagraf liggen dus niet de daders van de moord op Mavor, maar de vrienden van de daders. De daders werden later door de rechter tot een dwangarbeid van twaalf jaar veroordeeld. Het archeologisch onderzoek van de SHI naar het massagraf, moet daarom duidelijkheid brengen in het juiste aantal slachtoffers, dat op 30 juli 1902 in een massagraf werd gedumpt.

Surinamers mogen heel blij zijn dat het archief van Mariënburg heel zorgvuldig is bewaard in de bibliotheek van het Surinaams Museum op Zorg en Hoop. In het gedenkboek van 125 jaar Hindostaanse immigratie dat de Stichting Hindostaanse Immigratie (SHI) in 1998 had uitgegeven, staat een bijna vijftig pagina’s groot artikel van Leo H. Ferrier getiteld: ‘De moord op James Mavor’. Het gedenkboek is een stevige pil van 273 pagina’s en eigenlijk heeft intellectueel Suriname er te weinig aandacht aan besteed. Want in 1998 had men al kunnen weten wat voor pijn en ellende de Hindostaanse contractarbeiders in Suriname hadden meegemaakt.

Surinaamse wetenschappers hebben heel vaak aandacht hiervoor gevraagd en de nakomelingen van de Hindostanen mogen zich zeker gelukkig prijzen dat de ‘knappe mensen’ binnen hun eigen gelederen veel goed en degelijk onderzoek naar de geschiedenis van hun voorouders hebben gedaan. Bekend zijn de werken van pater De Klerk, Kaulesar Sukul, Jnan Adhin, Evert Azimullah, de broers Mitrasingh en tegenwoordig ook van het duo Choennie. In het boekje van Benjamin S. Mitrasingh en R. Motital Marhé, worden in 1978 – dus 35 jaar geleden – in het boekje Mathura, Ramjanee en Raygaroo, verzet tegen uitbuiting en onderdrukking in Suriname voor het eerst de Nederlandse Koloniale Verslagen door twee jonge Hindostanen, een historicus en een taalkundige, kritisch belicht.

Baba en Mai

Uit dat boekje komt ook de naam ‘Baba en Mai’ voor het immigratiemonument dat op 5 juni 1993 naast het Presidentiële paleis door het Surinaamse volk werd onthuld. Toen had Kries Ramkhelawan de Sarnami-versie van ons volkslied ten gehore gebracht. Politiek Suriname heeft de makers van dit monument nooit die ‘grani’ gegeven die ze hadden verdiend, maar blijkbaar zitten de makers van ‘Baba en Mai’ er ook niet op te wachten, want straks beginnen diezelfde mensen met dezelfde ‘good spirit’ met het onderzoek naar het massagraf van 1902 op Mariënburg. Waarom ze het doen? Het antwoord van SHI is kort en krachtig: ‘Voor volk en vaderland, want onze voorouders hebben hier gewoond en gewerkt en ze kunnen niet als een stuk vuil zijn gedumpt in een grote kuil.’

Ondanks de goede zorg van het Surinaams Museum voor het dossier, ontbreekt er toch nog het een en ander in. De schrijver Ferrier had het al in 1998 opgemerkt. Het dossier heeft geen kaarten en plattegronden, blijkbaar zijn ze achtergebleven vanwege hun formaat, want ze zijn er wel (!) en veel details over James Mavor zijn opzettelijk of per toeval weggelaten of weggehaald. Ook de juiste schrijfwijze van veel namen moet goed worden gecorrigeerd.

Benjamin Mitrasingh is onderzoeksleider Massagraf Mariënburg

[van Starnieuws, 30 juli 2013 en 3 februari]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter