Mala Kishoendajal is niet meer: Een fel brandend leven ontijdig gesmoord
door Michiel van Kempen
Op zaterdag 23 april 2022 overleed Mala Kishoendajal, je zou kunnen zeggen: met evengrote plotse kracht als zij haar literaire carrière had vormgegeven. Haar hart dat 62 jaar vehement geklopt had, stond stil, pats boem. Aan een turbulent leven was een turbulent einde gekomen.
Mala Kishoendajal, geboren op 25 augustus 1959 in Paramaribo, kwam op achtjarige leeftijd vanuit Suriname naar Nederland, waar zijn neerstreek in Bollywood aan de Noordzee: Den Haag. Het vertellen had zij in haar dna meegekregen van haar vader en haar phuwa, haar tante Hiria Kishoendajal, achterkleindochter van Brits-Indische contracten die met het allereerste schip met contractanten, de Lalla Rookh, in 1873 in Suriname voet aan land hadden gezet. Tante Hiria overleed onlangs op 95-jarige leeftijd en werd door Mala met een warm Vaarwel herdacht.
Als intelligent en taalvaardig kind vond Mala haar draai in een samenleving waarin assertiviteit niet direct zoals vaak in Suriname als ‘vrijpostigheid’ wordt afgeserveerd. Zij startte een loopbaan in de journalistiek, eerst als redacteur van Elektrodata, een vakblad over producten en toepassingen in de industriële elektronica, automatisering en energietechniek, later bij de Haagse Stadskrant.
In maart 2001 verscheen bij In de Knipscheer haar eerst roman, Dame Blanche, een vertelling die uitwaaiert over de levens van vier generaties Hindostanen, aan beide zijden van de oceaan, die met veel hoofdbrekens en hard ploeteren een bestaan proberen op te bouwen in een samenleving waarin heel veel vreemd kan zijn (in het scenario Geen weg terug had ze ook al over dezelfde thematiek geschreven). (Klik hier voor een bespreking van het boek.)
In haar tweede roman, Het boegbeeld, komt opnieuw een familie van Hindostaanse migranten in Holland in beeld, maar daarin is ook een hoofdrol weggelegd voor de journalististe Vijaya Ramayal, die vleugellam wordt gemaakt wanneer zij als klokkenluider wil optreden. In deze journaliste ging een verkapt zelfportret van de auteur schuil, van Mala Kishoendajal zelf dus, maar waar draaide de zaak om? Men herinnere zich het tragische Waterloo van het Groen Links-kamerlid Tara Oedayrajsingh Varma, dat in rolstoel en tranen afscheid nam van de volksvertegenwoordiging, omdat zij leed aan een terminale hersentumor. Dat het hier ging om de op hol geslagen geest van een groot fabulator, vergelijkbaar met de acteur Jules Croiset die in 1987 zijn eigen ontvoering in scène had gezet, bleek pas later. Welnu, al eerder was Mala Kishoendajal ‘ingehuurd’ om verslag te doen van een reis die Oedayrajsingh Varma naar India maakte. Toen voor de scribente duidelijk werd dat er van alles niet in de haak was met die reis, werd haar contract als verslaggeefster prompt niet verlengd, en de angst dat alles naar buiten werd gebracht, leidde tot een weinig frisse behandeling van Kishoendajal. Daarvan kwamen de contouren dus terug in de sleutelroman Het boegbeeld. Maar de absurditeit van de werkelijkheid had de fictionele verwoording al ingehaald: de val van de sterpolitica was zo grotesk, dat het boek niet veel verder kwam dan een karikatuur.
Wat de hele affaire met Mala Kishoendajal verder heeft gedaan, vind ik lastig in te schatten. De bruisende vrouw met wie het vrolijk koffiedrinken was in stationsrestauraties, geraakte verbitterd en haar literaire carrière leek in neerwaartse spiraal beland. In 2009 verscheen haar dichtbundel Pijn in parlando, ruim veertig gedichten over het migrantenbestaan en het reizen, met in de tweede afdeling ook teksten in het Sarnámi. Zoals de titel al suggereert gaat het veelal om vrije verzen in een spreektoon. Er zijn fraai neergezette scènes, maar de gedichten bevatten soms ook zoveel beeldspraak, dat de dichter zichzelf compleet vloert met haar metaforen: ‘ Soms stuif ik op, maar/ val als geteisterde traan/ in een gepleisterde poging/ haar te vergieten/ tussen de verafgode daden van/ vaderlanders,/ zeehelden en hervormers.’
Haar deels autobiografische roman Kaapse goudbessen; Kroniek van een illusionaire vrede uit 2015 bleef haar laatste gepubliceerde roman. Kaapse goudbessen herneemt met een andere setting de ingrediënten van de eerdere boeken. Er is een lijn in veel hoofdstukjes over de Hindostaanse contractarbeid en migratie, gepersonifieerd in de oude vrouw Hira, waarin tal van voorvallen uit de Indiase en Surinaams-Hindostaanse geschiedenis zijn verwerkt. En dan is er de journalistiek in de figuur van de Nederlander Armand Veldhuizen, wiens leven derailleert, die tot een zwerversleven afdaalt en in een psychiatrische kliniek belandt. Pas op ‘t allereerst verbinden zich de beide, ver uiteenliggende verhaallijnen. Dat Mala Kishoendajal over een bijzonder verteltalent beschikt, toonde zij hier nogmaals, maar dertien jaar na haar vorige roman leek het haar nauwelijks publieke erkenning op te leveren. (Klik hier voor een recensie van de roman.)
Zij kondigde een roman aan die in 2018 moest verschijnen onder de weinig opwekkende titel Memoires van een tot mislukking gedoemde migrant. Er spreekt teleurstelling uit die titel, misschien zelfs woede of rancune. Het boek kwam niet uit. Zij legde zich meer en meer toe op teksten op haar Facebook-pagina, woedende oekazes over wat zij allemaal als onrechtvaardigheid in de wereld ontwaarde, en dat was veel: van de toeslagenaffaire tot Poetin, over het slachtofferschap van zwarte Surinamers en over ‘domme Surinamers’ die hun taal niet beheersen, en over de krakkemikkige milieupolitiek tot het haperende feminisme. Maar wat een sympathiek opkomen voor de individuele vrije geest had kunnen zijn, ontaardde niet zelden in rabiate scheldpartijen, veelal op verongelijkte toon, alsof Poetin net persoonlijk zijn laatste brief bij Kishoendajal in de brievenbus had gestopt. Die toon kenmerkte ook de reeks reportages die zij schreef toen zij begin 2020 vast kwam te zitten op een reis door Maleisië, dat zij vanwege de uitbraak van het coronovirus niet mocht verlaten – teksten die verschenen op Facebook en op Caraïbisch Uitzicht (klik hier). Het is geen meegaande of sympathieke vrouw die daar haar omgeving ter verantwoording roept, de lezer krijgt bijna eerder medelijden met de andere sukkelaars dan met de scheldende ik-figuur.
In de reeks Facebook-oekazes kregen ook allerlei mensen die haar eerder heel na stonden het hard te verduren. Zo kregen uitgever Franc Knipscheer en ondergetekende, die haar teksten had besproken en gebloemleesd, opeens as en sintels op het hoofd gesmeten. Vraag me niet waarom. Het was een agressief soort verhaal-halen vanuit een duistere inborst. Dat dat bij mij gebeurt – ik ben nu eenmaal een monster in de ogen van sommigen – zal me worst wezen, maar dat de zachtmoediger Franc Knipscheer die zich zó hard voor haar werk had ingespannen dit ook overkwam, was een schaamteloze vlerkenstreek.
Mala Kishoendajal is niet meer. Haar literaire carrière doofde uit nog aleer die goed en wel stevig van de grond was gekomen. Dat is jammer, want in aanleg had zij een goede pen, had zij een scherpe geest en zij was voor de duvel en zijn moer niet bang. Alle kwaliteiten, hoe groot ook, komen tot ontplooiing bij een verstandige mate van inkadering. Daaraan heeft het de auteur Mala Kishoendajal helaas ontbroken.
Mijn oprechte medeleven met alle familie, vrienden, kennissen en overige nabestaanden van Mala Kishoendajal. Weer een sterke vrouw minder in de wereld van de Surinaams Hindoestaanse literatuur.
Den Haag, Surender Kisoentewari