Loslopende honden – Leren van geschiedenis 110
door Hilde Neus
In Suriname leven veel loslopende honden, die kennelijk geen baasje hebben. Ze zwerven over straat, trekken vuilniszakken kapot, verspreiden zo rommel en creëren veel overlast, ook met nachtelijke tirades als weer een horde reuen om een teefje vechten omdat ze loops is. In deze dure tijd is het geen eenvoudige taak om goed voor huisdieren te zorgen. Elke dag kijk ik met bewondering naar mijn buurvrouw, die wel zo’n tien stuks heeft om te voeden. Hondenbrokken worden steeds duurder, en ook bij de dierenarts is de inflatie goed te merken, hij laat zijn medicijnen per slot van rekening ook uit het buitenland komen.
Loslopende dieren verdelen de samenleving in twee groepen: zij die er een bloedhekel aan hebben, en zij die er alles aan doen om de trouwe vrienden een goed leven te bezorgen. Daar horen ook acties bij om te steriliseren zodat de honden zich niet onbegrensd vermenigvuldigen en het probleem alleen maar groter wordt. Iwan Brave behoort tot de groep met een hart. In zijn boek Enkele reis Paramaribo (1989) nam hij een kort verhaal op: ‘Kort maar heftig leven’, waaruit een klein fragment: ‘Onderweg, terwijl ik een vriend een lift geef naar het veer, zie ik in het gras een gedumpte pup. Ik rijd door en overweeg of ik hem op de terugweg zal oppikken. Maar ja, zo blijf ik aan de gang. Er is hier nu eenmaal een overschot aan al dan niet gedumpte honden. Het is bij mij thuis al een beestenbende met mijn twee honden en drie katten.’ Uiteindelijk neemt hij het hondje mee en geeft het aan zijn buurjongen, van wie het vorige huisdier net is overleden. Hoe de puppy verder zal leven, is de vraag.
Geliefd onderwerp
De blankofficier Willem E.H. Winkels kwam vóór 1840 naar Suriname. Hij hield overduidelijk van honden, want in de vele afbeeldingen die hij maakte van Surinaamse scènes, heeft hij hondjes opgenomen, als een toevallige toeschouwer van het dagelijkse leven. Zo ook in het verhaal van ‘De toover-lantaarn van Mr. Furet’ waarin de dieren op diverse tekeningen zijn afgebeeld. In de kinderuitgave van het verhaal heb ik alle honden die enigszins presentabel waren bij elkaar gezet en als verzameling gepresenteerd. (De drie boekjes over de blankofficier zijn samen in een cassette uitgegeven door het Surinaams Museum en daar te koop).
Ook geliefd waren de honden bij de inwoners van Paramaribo die koffietuinen hadden, en daar voor de veiligheid en tegen diefstal bewaking voor inschakelden. In dit geval waren dat grote Engelse honden, of doggen, die overdag soms vrij langs de straten liepen. Zo waren er al enkele schapen doodgebeten. Het gouvernement was minder blij met deze kolossen, en in de vergadering van de Raden van Politie bediscussieerden ze dit probleem, op 5 december 1720. De mensen werden voortaan verplicht om de honden geketend op hun erven te houden. Het Hof verbood hen ze ‘nooijt ofte ooijt bij dage langs de straten te laten lopen’, op straffe van 25 gulden, en vergoeding van alle toegebrachte schade. Verder stond het eenieder vrij ‘soodanige honden op straat vindende dood te schieten’.
Een plakkaat voor honden
Dat dit probleem geregeld de kop op stak, blijkt uit het volgende. In 1787 had gouverneur Wichers er duidelijk genoeg van. Op 6 augustus besprak het Hof de grote overlast van honden en besloot er wat aan te doen. Wichers vaardigde op de vijftiende van die maand een plakkaat uit, waarin hij aangaf dat hij had opgemerkt dat het getal der honden aan Paramaribo ‘zeer merkelijk’ was toegenomen. Ze behoorden vaak toe aan negers, of aan niemand. Ze werden niet behoorlijk verzorgd en liepen rond, tot grote overlast der goede ingezeten. Maar ook, ‘daar deze dieren uit hun aart veelal subject zijn aan dolheid, vooral gedurende het hete seizoen, tot gevaar kunnen dienen’. Als ze bijten of anderszins, kunnen ze ongelukken veroorzaken, van ‘de lijfelijkste en dergelijke gevolgen’. Daarom wilde het Hof erin voorzien dat iedereen gedurende de grote droge tijd – tot aan eind november – zijn honden vastlegde, en belette op de straten of op publieke wegen en plaatsen te komen. Mochten ze gedurende die tijd toch gevonden worden, zullen ze (zonder onderscheid des honds) door de landsnegers worden doodgeslagen. Het plakkaat werd overal verspreid om ervoor te zorgen dat iedereen op de hoogte was van deze uitgevaardigde regel.
Zeker een manier om de overlast van straathonden aan te pakken, maar in deze tijd kan dat zeker op meer humane wijze.