blog | werkgroep caraïbische letteren

Lorenzo Antonio (Toon) Abraham: Een bedachtzame man van woord en daad

Afgelopen zaterdagnacht 20 januari kwam Toon Abraham, voormalig parlementsvoorzitter, statenlid (1962-1969), wethouder van het Bestuurcollege en minister na een korte ziektebed te overlijden. In het het boek Abraham, kroniek van een politieke dynastie wordt een portret gegeven van o.a. Toon, zijn broer Jopie en zijn voorouders in de eilandelijke politiek. 

Op onze eilanden kennen we het verschijnsel dat enkele families zowel economische alsook politieke- en soms in mindere mate financiële macht beschikken of die wel ambiëren. Dit maakt van onze eilanden zogeheten familiemaatschappijen waar macht en invloed  langs familielijnen lopen. Families die met elkaar de degens kruisen in de politieke arena van het parlement en die opklimmen tot de eilandelijke elite. De auteur Trix van Bennekom laat ons kennismaken met een tijdsgeest waarin de familie Abraham op Bonaire haar sporen heeft verdiend op het commerciële en politieke vlak. Met dit boek wordt het genre kroniek van zijn stoffige imago ontdaan.

Toon Abraham (tweede van links) ontmoet Harry Belafonte. Foto familiearchief Abrahams

door Quito Nicolaas

Het begon allemaal bij Julian Abraham (1870-1931). Die vertrok als 26-jarige naar New York, een minder rooskleurig leven in Libanon achterlatend. Bij aankomst werd zijn naam Hallil Ibrahim gewijzigd in het beter verstaanbare Julian Abraham. De christelijke jongeman vestigde zich in de wijk Little Syria in Manhattan, waar hij in contact kwam met landgenoten. Vertrokken uit een land en in een tijd waarin weinig scholingskansen bestonden, zat er niets anders op dan je geluk in de handel te beproeven. De demografische groei in de Verenigde Staten bood genoeg mogelijkheden om aan de aanbodzijde van de economie een rol te spelen. Zo kwam Julian op het idee om als marskramer met paard en wagen passagiers en goederen te vervoeren. Ook ging hij langs woningen om stof te verkopen, die men pas vier weken later hoefde te betalen. Zo werd toentertijd in ‘Little Syria’ het ook op de Caribische eilanden bekende systeem van kopen op krediet geïntroduceerd.

Hij hoorde dat er goede zaken werden gedaan met Zuid-Amerika en dat er al veel dorps- en streekgenoten naartoe waren vertrokken. Julian Abraham vroeg zich af welke rol hij kon vervullen in het zakenverkeer tussen New York en Venezuela. In 1898 vertrok hij aan boord van het schip Prins Willem IV van de Koninklijke West-Indische Maildienst naar Curaçao om door te reizen naar het naburige Venezolaanse Coro. Eenmaal op Curaçao beland en in contact gekomen met landgenoten, besloot hij hier te blijven. Julian zag nieuwe economische kansen in de hoedenindustrie die in handen was van Libanezen. Hij was een veelzijdige entrepreneur en al gauw begon hij met de bevoorrading van andere marskramers en kocht hij grote aantallen hoeden op. In 1910 kocht hij drie percelen op in de wijk Buena Vista met een totale oppervlakte van 5 ha.

 

Nadat in 1921 een tropische storm grote schade aan zijn perceel toebracht, besloot Julian naar Bonaire te verkassen. Hij werd importeur van stro voor de hoedenvlechters en kocht het eindproduct, de hoeden, op. Zijn oudste zoon Julio, die hij destijds op Curaçao achterliet, kwam in 1927 bij hem op Bonaire wonen. Deze werkte als monteur en met de verdiensten kocht hij een auto om als taxichauffeur de kost te verdienen. Met de internationale depressie in de jaren ’30 keerden vele Bonairianen die bij de Lago en Shell werkten terug naar het eiland, maar konden geen emplooi vinden. Vanaf het moment dat duidelijk werd dat voor het scheppen van banen niet gerekend kon worden op de steun van het gouvernement op Curaçao, besefte men dat Bonaire slechts een wingewest was in de hele structuur van de kolonie Curaçao en onderhorigheden. Dit besef leidde in de naoorlogse jaren dat Julio Abraham de politiek in ging.

Man van het volk
In 1948 kwam er een verandering in de status van Bonaire en kreeg men meer zeggenschap over de eigen aangelegenheden. Met de verkiezingen van 1949 werd Julio Abraham benaderd om lijsttrekker te worden van de Partido Boneiriano Uni, maar de nummer 3 op de lijst, Lodewijk Gerharts, kreeg de meeste stemmen. In de daaropvolgende verkiezing in 1950 keerde het tij en was het Abraham die 85 procent van de stemmen binnenhaalde. Een manoeuvre van Gerharts om Rose Heitkönig-Rigaud en Charles Hellmund van de tegenpartij als gedeputeerde te benoemen resulteerde in een breuk tussen de twee lieden. De sfeer binnen de partij kenmerkte zich door pesterijen en tegenwerking van de kapitaalkrachtige Gerharts tegen Abraham die langzamerhand aartsrivalen van elkaar werden. Na terugkeer uit Nederland in verband met de besprekingen rondom het Statuut, besloot Abraham op 10 augustus 1954 tot oprichting van de eigen partij, de Partido Democratico Bonairiano. De populariteit van Julio Abraham had tot gevolg dat de twee partijen en opponenten – Gerharts (PBU) en Booi (PPB) – fuseerden tot de PPBU. Gerharts trad enkele jaren later uit de politiek wegens een veroordeling in een ontuchtzaak. Hij keerde terug als lijsttrekker bij de eilandsraadverkiezingen van 1959. Kenmerkend voor deze periode was dat Bonaire, ondanks een zwakke onderhandelingspositie als gevolg van het ontbreken van een stevige economische basis, toch het maximale wilde halen uit de besprekingen met Nederland.

De pragmaticus
Met de tragische dood van Julio Abraham ontstond een machtsvacuüm binnen de partij. Degenen die gepolst werden voor de functie van partijleider, bedankten hiervoor. Dat de partijbonzen van de DP veel invloed had op de zusterpartijen, blijkt uit het feit dat Efrain Jonckheer en Ciro Kroon van Curaçao naar Bonaire afreisden, om de partijleden het voorstel te doen om Laurenso Antonio, een van de zonen van Julio, als zodanig te benoemen. De 24-jarige Toon, die eerder als een denker en observator kan worden beschouwd, stemde uiteindelijk in omdat hij de politieke nalatenschap van zijn vader wilde volbrengen. Op korte termijn werkte hij aan de infrastructuur om het toerisme op gang te krijgen: er werden wegen aangelegd, hotel Bonaire werd gebouwd, evenals een waterfabriek, en een pier voor cruiseschepen werd aangelegd. Hiermee bevestigde Toon dat hij een toekomstvisie had en over commerciële capaciteiten beschikte. Als politicus verkleinde hij de afstand tussen kiezer en gekozene door een spreekuur voor het volk te introduceren. Evenals zijn vader had Toon de uit de VS teruggekeerde Medardo Marchena als speech writer. De progressieve Marchena zorgde voor een sprankelende tekst die de kiezers bewoog om op de partij te stemmen en de DP kwam als overwinnaar uit de stembus. In 1962 werd Toon als jongste lid van de Staten van de Nederlandse Antillen door Efrain Jonckheer beëidigd. Met de nieuwe leider van de DP en zijn zakelijke benadering van de politiek, waaide een frisse wind over het achtergestelde eiland.

 

Medardo de Marchena. Collectie familie Abrahams

De jaren ’60 waren turbulente jaren. Het stakingscijfer op zustereiland Curaçao was nog nooit zo hoog geweest als gevolg van de massaontslagen in de olie-industrie en de Bonairiaanse economie kon de werkloze landgenoten niet absorberen. Opnieuw deed Toon van zich horen en bewees dat zijn strategische beleidsaanpak de nodige resultaten zou opleveren. Door een geringe populatiegroei, het ontbreken van een industrie- en dienstensector en geringe belastingopbrengsten beschikte Bonaire over te weinig overheidsinkomsten om voorzieningen als onderwijs, woningbouw en gezondheid te financieren. Om de bedrijvigheid te stimuleren kocht hij met geleend geld van de bank een stukje erfpachtgrond op om een bedrijfspand op te bouwen. Met de huurpenning bouwde hij een volgende pand, zodat op den duur filialen van S.E.L. Maduro & Sons, Spritzer & Fuhrmann, Boolchands en Winkel & Zonen geaccomodeerd konden worden. Door zijn voorouders geërfde handelsgeest verdeelde politicus Toon Abraham (noodgedwongen) zijn tijd tussen politiek en zakendoen. Maar door de verwikkelingen rondom 30 mei 1969, het feit dat de partij van Abraham al 15 jaar lang de macht had in de Eilandsraad en de lijstverbinding van de Partido di Obrero Boneiriano en de PPBU, kwam er een eind aan de politieke carrière van Abraham.

De idealist
Eind jaren ’70 verscheen de veranderingsgezinde Jopie Abraham, de broer van Toon, op het toneel om het leiderschap van de DP over te nemen. Hij was vastbesloten om een draai te geven aan de staatsrechtelijke positie van zijn eiland. Na de verwezenlijking van de Status Aparte in 1986 voor Aruba begon de desintegratie van de Antillen en kwam Nederland in 1990 met een schets van een Gemenebestconstructie. Toenmalig minister Ernst Hirsch Ballin zag uitkomst in een geografische tweedeling van de drie Bovenwindse eilanden en Curaçao en Bonaire samen, maar vanwege de ondergeschiktheid van Bonaire aan Curaçao wees Abraham dit voorstel resoluut af. Hierna volgde, mede onder druk van het Nederlandse opinieklimaat, de ene conferentie na de andere om de eilanden met behoud van het Statuut onder een ander paraplu te brengen. Jopie Abraham vond het meest haalbare dat van een Koninkrijkseiland als status voor Bonaire. Per slot ging het er hem om dat men los van de bevoogding van Curaçao kwam. Na de toetsingsconferentie in 1993 volgde een referendum op Curaçao dat uitwees dat 75 procent voor behoud van de Antillen koos. Een jaar later liet een referendum op Saba en St. Eustatius een gelijknamige uitslag zien.
Op basis van de conclusie van de commissie-Jessurun die meende dat de dubbele bestuurslaag onwerkbaar en geldverslindend was (QN), werd in 2004 een referendum op Bonaire gehouden waarbij 60 procent koos voor directe banden met Nederland. Alleen had de UPB van Ramonsito Booi in een folder beweerd dat sociale voorzieningen als minimumloon, pensioen, bijstandsuitkering en huursubsidie op eenzelfde niveau als die in Nederland zouden zijn. Een tweede misser is dat men nooit had onderhandeld over de inhoudelijke betekenis van de staatsrechtelijke vorm van deze relatie, die uiteindelijk restulteerde in een openbaar lichaam met afwijkende regelgeving. Na de val van het UPB-bestuurscollege trachtte de DP wederom het concept van een Koninkrijkseiland onder de aandacht te brengen, maar het was al vijf voor twaalf. Jopie Abraham moest als Gedeputeerde van staatkundige structuur een overeenkomst tekenen over de taakverdeling per 10-10-10 tussen Nederland en Bonaire.

Met deze kroniek worden de achtergronden van het eiland Bonaire en de familie Abraham geschetst. De auteur heeft voor dit boek grondig onderzoek verricht en talloze gesprekken gevoerd om het verhaal te kunnen vertellen. Af en toe wordt wel heel detaillistisch ingegaan op de feiten en gebeurtenissen, waarbij het verband zoekraakt. De beschreven gebeurtenissen moeten tegen de historische achtergrond worden geplaatst, maar de nationale en internationale politiek moeten in de juiste dosering als decor dienen. De snijvlakken tussen een kroniek en biografie zijn flinterdun, de schrijfster maakt gemakkelijk de overstap naar de rol van biograaf.
De politieke ontwikkeling op een eiland moet in een bepaalde economische context geplaatst worden. Over de hele linie krijg je de indruk dat de Abrahams wilden dat Bonaire op eigen benen kon staan, maar er wordt niet doorgevraagd over hun visie qua bevolkingspolitiek, economische infrastructuur en het opleiden van eigen kader. Wel gaat de auteur uitgebreid in op de dreigementen, manoeuvres en chantage vanuit Nederland. En ook de echtgenotes, die als ‘vangnet’ voor hun man dienden en een bijzondere rol in de carrières speelden, hebben een plaats in het boek gekregen. Het is een meeslepend boek, een aanvulling op de bestaande literatuur over Antilliaanse politici, en zeer de moeite waard om te lezen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter