blog | werkgroep caraïbische letteren

Literatuur uit Afrika

door Hilde Neus

Afrika is geen land, maar een continent met meer dan een miljard inwoners, verdeeld over 54 verschillende landen. Dan is het logisch dat de literaturen van die landen elkaar misschien raken, voor een deel, maar ook heel verschillend kunnen zijn. In het noorden, waar een Arabische bevolking woont, is de weerspiegeling van de samenleving in romans of poëzie heel anders dan in West-Afrika waar de slavernijgeschiedenis een grote rol speelt. Bij de presentatie van de roman van Theo Ruyter, getiteld De blauwe neger in Tori Oso is nader ingegaan op de literatuur uit Afrika, want duidelijk moge zijn: Afrikaanse literatuur bestaat niet.

De bus Dakar (Senegal) – Banjul (Gambia). Foto © Michiel van Kempen

Het begin: kolonisator en gekoloniseerde
De thematiek die het meest aanspreekt bij de Surinaamse lezers is die van Zuid-Afrika. Dat is omdat er veel raakvlakken zijn op cultureel en historisch gebied. Beide gebieden zijn een kolonie geweest van Nederland, wat zich nog steeds laat zien in de taal: in Suriname het Surinaams-Nederlands en in Zuid-Afrika het Zuid-Afrikaans. Deze taal kunnen we allemaal verstaan en lezen, spreken zal wat lastiger zijn. Taal was bij de eerste contacten van cruciaal belang, omdat communicatie tussen de lokale bevolking en de kolonisator tot stand moest komen. Vaak was de rol van vrouwen daarbij evident. Zo heeft Gouverneur van Aerssen van Sommelsdijck (1684) een schenking ontvangen van een inheemse leider om het vertrouwen onderling te bestendigen: een mooie jongedochter van de stam (Zie Wolbers, 1861).

 

Net als deze gouverneur nam ook de eerste kolonist aan de Kaap, Jan van Riebeeck (1652), een meisje van de lokale bevolking in huis, eerst om op de kinderen te passen maar zeker ook om een vertaalslag te maken naar haar familie. Dit meisje was Krotoa, die later met een Zweedse chirurgijn trouwde en kinderen met hem kreeg: de eerste mulatten in Zuid-Afrika. Dan Sleigh heeft een roman, gestoeld op historische bronnen, over haar geschreven: Stemmen uit zee (2004). In deze vuistdikke uitgave schetst de auteur de vroege vestigingsgeschiedenis in Zuid-Afrika. Ook daar werden de namen veranderd in Europese. Krotoa werd voortaan Eve genoemd.

Het leuke is, dat zij nog steeds een belangrijke rol speelt. De meest populaire Zuid-Afrikaanse cartoon heet Madam and Eve en heeft zelfs een eigen website (www.madamandeve.co.za). Deze strips zijn bijzonder actueel en spreken zeker over recente politieke zaken, waardoor ze voor ons niet altijd even goed te begrijpen zijn.

 

Twee belangrijke schrijvers uit Zuid-Afrika zijn J.M. Coetzee en André Brink, hoewel ze erg verschillend zijn. Coetzee heeft heel wat prijzen ontvangen voor zijn werken zoals Dusklands (1974), In the Heart of the Country (1977) Waiting for the Barbarians (1980) en Life & Times of Michael K (1983). Vooral de kleine roman Foe (1986) is voor Suriname van belang, vanwege de thematiek. Het is een herschrijving van Robinson Crusoe van Daniel Defoe (1719) dat ook bekend is als kinderuitgave en zo door veel jongeren gelezen is. Het oorspronkelijke verhaal gaat over Robinson, die na een schipbreuk op een eiland terecht komt. Hier treft hij een inheemse man die hij Vrijdag noemt. Deze dient hem en Robinson ’beschermt’ en ‘beschaaft’ hem. In het herschreven verhaal van Coetzee neemt een vrouw Vrijdag mee naar Europa. Robinson sterft op het schip en Vrijdag krijgt de hoofdrol. Zijn tong is uitgerukt en hij kan dus niet spreken. De oplossing is dan: schrijven, en dat leert hij dan ook. De kolonist zal de gekoloniseerde nooit zien als gelijkwaardig, zolang deze de taal van de veroveraar niet spreekt. Deze thematiek is ook door Shakespeare beschreven in The Tempest. De lokale bewoner van het eiland, Caliban, leert de taal van de veroveraar spreken en voelt zich dus niet meer minderwaardig. Dit ‘Calibanprincipe’ is model gaan staan voor de schrijvers uit de kolonie, die het moederland van repliek dienen. Voor Suriname was de eerste die dit deed Albert Helman in Zuid-Zuid-West (1926). Op de laatste pagina klaagt hij het beleid van moederland Nederland aan. Coetzee heeft veel geschreven over de relatie tussen blank en zwart, maar steeds met een negatieve teneur. Hij gelooft niet in de maakbare samenleving. De romans van Coetzee zijn uitgegeven door Uitgeverij Cossee.

 

Dit in tegenstelling tot André Brink, die zich al heel lang tegen de Apartheid richtte. Zijn roman A dry white season is in 1989 verfilmd met Donald Sutherland in de hoofdrol. Zo heeft hij een publiek over de gehele wereld bereikt. Brink schijft twee typen romans. Hij duikt in de archieven en gebruikt deze als basis voor een geromantiseerd verhaal. Zo zijn bekend geworden Houdt den bek (1982), een meerstemmig verhaal over een plantage op de Kaap waar in 1825 een opstand uitbreekt. En Een ogenblik in de wind (1977) waarin hij de trek van de blanke boeren beschrijft naar het binnenland. Een vrouw overleeft de barre tocht en wordt gered door de weggelopen slaaf Adam. Er ontstaat een liefdesrelatie, maar uiteindelijk brengt hij haar toch terug naar de Kaap, waar hem een gruwelijk einde wacht. Deze roman in onweerstaanbaar mooi, omdat Brink zich op onnavolgbare wijze inleeft in de vrouw. De bidsprinkhaan is een verhaal over een zwarte man die de bijbel opneemt en als evangelist door het land trekt (2006). Zijn lot is analoog aan dat van Captein, de zwarte Ghanees die als jongetje naar de Nederlanden kwam en in Leiden theologie studeerde. Bij terugkeer naar Afrika moest hij onderkennen, dat hij nergens meer bij hoorde en zijn identiteit kwijt was. De laatste historische roman van Brink is Philida, ook gebaseerd op archiefstukken (2012). Zij was een slavin op de plantage van een rechtstreekse voorouder van de auteur. Zij is bezit van de vader, die haar misbruikt. Met de zoon krijgt zij een liefdesverhouding en ze baart hem kinderen. De vader stuurt haar echter weg, waarna ze na een lange tocht de magistraat bezoekt om haar kinderen terug te eisen. Als hij moet getuigen ontkent de zoon wat zijn rol in haar leven is geweest.

Het tweede type roman geschreven door Brink speelt zich af in de moderne tijd, van rond de afschaffing van de apartheid en daarna. Hierin beschrijft hij de moeizame relatie tussen zwart en blank. In Duivelsvallei (1998) brengt een docent de asresten van een overleden student terug naar zijn familie, die in een afgelegen kloof in de bergen woont. Zij hebben zich afgezonderd omdat zij koste wat kost zwarte inmenging willen vermijden. En dit al eeuwen lang. Het resultaat is een verwrongen, incestueuze samenleving. Na een verblijf in de kloof ontdekt de docent dat al vrij vroeg, bij het begin van de stichting van de gemeenschap, een zwarte vrouw een blanke man een kind heeft gebaard en zij dus de oermoeder is van het hele dorp. Geweldig in deze roman is de rol van orale verhalen, die de auteur op kunstige wijze door het boek heeft verweven. Brink laat zien dat de splitsing tussen zwart en blank kunstmatig is. Dit thema keert ook terug in De spiegel, een roman waarin een blanke architect op een ochtend in zijn spiegel kijkt en ontdekt dat hij zwart is. Deze roman is deel van een trilogie, waar het gaat over persoonlijke identiteit, het maken van keuzes en de mogelijkheid van een ander leven. Brink heeft tot aan zijn dood in 2015 geloofd in een ander Zuid-Afrika, waar blank en zwart naast elkaar samenwoont. De romans van Brink zijn uitgegeven bij Meulenhoff.

Brink heeft veel prijzen ontvangen, en zijn werk is in Zuid-Afrika tijdens de apartheid zelfs een tijd verboden geweest, maar hij heeft nooit de Nobelprijs voor de literatuur ontvangen, zoals Coetzee in 2003. Een andere Zuid-Afrikaanse auteur ontving deze prijs wel in 1991: Nadine Gordimer. Ook zij beschreef de moeizame relaties in de zieke samenleving van voor 1990. Erg bekend van haar zijn Burgers dochter (1979) en July’s mensen (1981).

Doris Lessing ontving de Nobelprijs in 2007, op hoge leeftijd. Wellicht was dit gebaar meer voor haar feministische werken, met als Magnum opus Het gouden boek, een dikke pil (1962) over vrouwenlevens in de jaren vijftig in Engeland. Maar wie haar debuutroman gelezen heeft, zal die nooit vergeten. Lessing is geboren in het huidige Zimbabwe, toen nog Rhodesië. Daar schreef ze de roman Het zingende gras, die door merg en been snijdt (1950). Al op pagina één wordt de lezer geconfronteerd met een krantenbericht dat verhaalt over een zwarte bediende die zijn ‘mevrouw’ op een verlaten boerderij heeft vermoord. We nemen het bericht zo aan en eenieder zal er zijn of haar gedachten over hebben. Maar dan legt Lessing haarfijn uit hoe hij tot de moord is gekomen en begrijpen we op het einde van de roman dat hij het uit liefde heeft gedaan. En het lukt de auteur in het schrijfproces te bewerkstelligen dat de lezer sympathie gaat voelen met de moordenaar.

Op deze pagina zijn enkele schrijvers naar voren gehaald die voor de literatuur uit het zuiden van Afrika bepalend zijn geweest. Maar ook Woyle Solinka uit Nigeria heeft de Nobelprijs ontvangen, in 1986. Op een volgende literaire pagina zal meer aandacht besteed worden aan schrijvers uit West-Afrika, waaronder ook grote namen als Camara Laye, Achebe en Okri. Met die literatuur heeft Suriname weer andere raakvlakken, zoals bijvoorbeeld het slavernijverleden.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter