Libanese ceder in Curaçaose aarde
Sin frontera van Aline Abdul
door Jeroen Heuvel
Er is een nieuwe dichter geplant in ons landschap. De boom slaat aan en blijft hopelijk staan. In haar debuutbundel in het Papiamentu Sin frontera, te vertalen als ‘Grenzeloos’, zegt de ik-figuur het, vertaald, aldus:

Ook ik ben Curaçao/ ‘k Ben een cederboom,/ mediterrane roots,/ omringd door cactussen/ in creoolse grond// Je ziet mijn stam/ als immigrant,/ bestempelt mijn takken/ als buitenlands// Wilde je maar weten dat/ het lied van mijn bladeren in/ de taal van je voorouders klinkt,/ dat de Caraïbische Zee mijn lijf/ in doornige grond staand drenkt// Wilde je maar zien en/ inzien ook dat ik, /nu eenmaal,/ inheems ben.
Ze claimt Yu di Kòrsou te zijn, omdat ze grenzen wil opheffen, hoewel dit een contradictio in terminis is, want als er geen grenzen meer zijn, hoef je ook niet meer in nationaliteiten te denken. Maar de bedoeling is duidelijk. Deze 19-jarige jongedame is in Libanon geboren en op jonge leeftijd naar Curaçao verhuisd. Ze wil hier niet als buitenlandse of Arabier aangezien worden, maar als volledig mens.
Bij de presentatie van haar dichtbundel op zaterdag 23 september tijdens het Wintertuinfestival waren de aanwezigen onder de indruk van de wijsheid van deze rechtenstudent, die via haar eigen bedrijf ‘In Other Words’ motivational trainingen geeft aan andere ‘jongeren’. De ceremoniemeester van die avond, Crisèn Scorea, noemde Aline terecht een oude ziel. Dit werd beaamd door de dichteres.

De gedichten zijn in vier afdelingen onderverdeeld in deze bundel. Die vier hebben allemaal iets met ‘smaak’ in de tussenkopjes. Aline gebruikt hier en daar woorden die nog niet in de Papiamentu woordenboeken staan, maar omdat het aangepaste leenwoorden zijn, is de betekenis wel duidelijk en kan het een verrijking voor de taal zijn. ‘Sason’, bijvoorbeeld, als zelfstandig naamwoord bestaat niet, maar het werkwoord ‘sasoná’, kruiden, op smaak brengen wel. Dus sason betekent de kruiden, ook al bestaat hiervoor in het Papiamentu yerba, speserei. Maar een dichter zoekt vaak naar nieuwe woorden op het palet, om met een frisse blik het onzichtbare verbeelde te (laten) zien. ‘Kondimentá’ is een ander voorbeeld; versterkt van smaak, de uitjes of de olie die je toevoegt om de smaak van het eten beter uit te laten komen of aan te vullen. En dat doet Aline, hoe jong en onervaren als schrijfster ze ook mag zijn, regelmatig: ze vermengt woorden met elkaar om een rijke salade te serveren.
Ze wisselt lofdichten voor docenten, presidenten en oma’s af met een ode aan het Papiamentu, liefdesgedichten met onzekerheden over de zin van het bestaan, nostalgie naar de maaltijden van oma met familie aan tafel en bekende geuren met het besef dat ze niet genoeg aandacht aan haar lichamelijkheid besteedt. Ze varieert heel rijpe gedichten met voor iedereen herkenbare tienergedachten. Of ze verstrengelt het nog niet geheel volwassene met het rijpe in een gedicht als ‘No bai ainda’, te vertalen met ‘Ga nog niet weg’, zie het kader hierbij.
Ze heeft ook meegedaan aan Arte di Palabra, de jaarlijkse dichtwedstrijd voor scholieren. Onderdeel van die wedstrijd is het schrijven van haiku’s. Hiervan heeft Aline er een heleboel geschreven. In deze bundel zijn er vijftien opgenomen. Ook hieruit proef je de wijsheid van de dichter. Bij haiku is een vormvoorwaarde dat er drie versregels zijn, waarvan de eerste en de laatste bestaan uit vijf lettergrepen en de middelste uit zeven. Moderne dichters als Frank Martinus Arion lappen die regels aan de slipper en het lijkt erop dat Aline dat ook durft met de volgende haiku:
Ni un palabra/ ménos, ni un di mas./ Haiku perfekto.
Omdat de tweede regel in dit geval niet uit zeven maar uit zes lettergrepen bestaat, verdenk ik haar – plus de drie redacteuren van deze bundel – ervan dat dit een test voor de lezer is, zeker als de laatste regel insinueert dat dit een volmaakte haiku is. Een grap die ik zeer kan waarderen, vooral omdat er heel gemakkelijk een zevende lettergreep in die regel had kunnen staan, door van ‘un’ unu te maken.

Aline allitereert met groot gemak, zonder bombastisch te worden of dat het geforceerd aandoet. Dit moet in de originele taal aangehaald worden. Let in versregel 1 op de letter a aan het begin van de woorden, in regel 2 op de e, in regel 3 op de s, en in de laatste twee versregels op de p.
Libertat// Mi ta abolí ansha den mi alma,/ evitá eklipse emoshonal/ na ora di skibi, sin skonde sintimentu/ anto pinta ku palabra/ poema pashoná.
Even terugkeren naar de Libanese ceder. Taal is communicatie. De spreker gebruikt woorden die de lezer kent, althans meestal. Natuurlijk heeft iedereen zijn eigen associaties bij woorden als thuis, tafel, oorlog en onrecht. Maar hoe zit het bijvoorbeeld met het woord ‘zon’? Is dat voor iemand in de gematigde luchtstreek hetzelfde als voor iemand in de woestijn? Of in het geval van de Libanese ceder. Iedereen kan een plaatje vinden van deze ceder uit de dennenfamilie, inheems in gebergtes in het oostelijke Middellandse Zeegebied, en prominent afgebeeld op de vlag van Libanon, vinden. Maar als je in het Papiamentu praat over de palu di seder, dan heb je het over een andere boom dan de Libanese ceder. De palu di seder, ook wel roze trompetboom genoemd, is inheems van de bovenwinden en hier geïmporteerd. Deze boom is dus niet te verwarren met de cedrus libani. Aline heeft tijdens de boekpresentatie zaterdagavond bij de mogelijke verwarring hierover stilgestaan, door te verwijzen naar de tekening die Rebecca Broman bij het gedicht heeft gemaakt. Dat is duidelijk niet de palu di seder die wij kennen, maar de Libanese ceder. Rebecca heeft ook voor de kaft een mooie illustratie gemaakt, waarop ingrediënten en meer -zoals de cedille onder een schijfje rode ui, en drie woorden in het Arabisch: mengeling, geloof en kracht- terug te vinden zijn van de smakelijke salade die Aline Abdul voor ons heeft bereid.
Er is genoeg te genieten. Het smaakt naar meer Papiamentu bundels van haar in de toekomst.

Ga nog niet weg
Ik moet eerst nog de
‘eenentwintig treden’ op
om gekleed in toga
een eed af te leggen
Ik moet eerst nog in
een witte jurk stralen,
wachten op de prins
die zijn ring om mijn vinger schuift
Ik moet eerst aan jou nog
mijn dichtbundel wijden,
met kloppend ritme en beeldspraak
van jouw liefde
Jij moet eerst nog pagina’s
die ik voor jou
bewaard heb volschrijven
in mijn levensboek
Ik wil dat je
nog heel even wacht,
tot je genegenheid
heel mijn hart
gekoesterd heeft
Gun me tijd
een reddingsvest om te doen
tegen de woeste golven
van de eenzaamheid
Ook al roept de hemel je,
vraag nog om even,
heel even maar…
zeg dat je van mij nog niet mag gaan.

[Eerder verschenen in Antilliaans Dagblad, 12 september 2023]