blog | werkgroep caraïbische letteren

Leo Morpurgo: Wat een man, wat een geest!

door Michiel van Kempen

Wat mij bezielde weet ik niet, want het was een ongelukkige timing. Maar toen ik in 1986 bij Leo Morpurgo aan de Malebratumstraat naar binnen stapte met het idee om in de Ware Tijd een literaire pagina te beginnen, keek hij me even nadenkend aan en zei toen resoluut: “Ik vind het een prachtidee, maar bedenk wel dat we in een moeilijke tijd leven.”

Leo Morpurgo

Als ik er nu op terugkijk, mag het een wonder heten dat hij niet reageerde met: “Mijnheer Van Kempen, het is een prachtidee, maar u bent niet goed bij uw hoofd.” Want ik kon dan wel vinden dat elk land een wekelijkse literaire pagina moest hebben, of liever nog: elke zichzelf respecterende krant, maar in 1986 was dat een allesbehalve realistische onderneming. Hoeveel vrijheid konden schrijvers en boekenrecensenten zich in een krant permitteren als de militairen nog altijd met uilenogen toekeken? En hoe urgent was een pagina vol literatuur als de papiervoorraad van de krant geheel afhankelijk was van de schaarse deviezen voor import van papier? Dat Leo Morpurgo toch direct “ja” zei , had te maken met zijn geweldige liberale geest, en zijn grote hart voor de literatuur. Want tenslotte kende hij persoonlijk veel schrijvers: sommigen waren in de journalistiek werkzaam, anderen hadden hem wel eens teksten aangeboden voor de krant. Het idee raakte een gevoelige snaar bij de man met de doordringende ogen. En dat een bakra die pagina moest gaan leiden in een tijd van herlevend nationalisme, kon hem niets schelen: de geest telde voor hem, niet de huidskleur.

De Literaire Pagina ging van start, kreeg noodgedwongen niet de ruimte van een hele pagina, en werd al na enkele weken geconfronteerd met het niet-verschijnen van de krant, vanwege het ontbreken van drukpapier. Maar met het opnieuw uitkomen van de krant, kwam ook telkens de Literaire Pagina terug. En al sprak hij nooit veel woorden, ik leerde Morpurgo’s ruime geest steeds beter kennen. Zijn medeleven toen ik bibberend als een hondje kwam vertellen over het brute optreden van de militairen op het HAVO-I-terrein. En zijn wijsheid inzake de Surinaamse volksgeest.  Ook dit laatste weer zonder veel omhaal met woorden: ik verbaasde me erover dat het maanden duurde voordat mijn recensie over Cynthia Mc Leods Hoe duur was de suiker?, die ik direct na verschijnen van het boek had geschreven, in de krant stond. Ik vond het een roman over een belangwekkend onderwerp, maar was niet zo ingenomen met de vorm. “Die recensie komt wel,” zei Leo alleen maar. En het gebeurde ook: mijn stuk verscheen toen de eerste druk van het boek allang was uitverkocht. Leo Morpurgo begreep misschien beter dan ik dat dit het boek was waar het volk op gewacht had.

Toen mijn recensie in 1993 werd herdrukt in de bundel De geest van Waraku nam Morpurgo het eerste exemplaar in ontvangst. Even dacht ik zonet, terugblikkend: misschien als “goedmakertje” voor zijn uitstel destijds. Maar dat is niet zo. Ook een bundel met krantenkritieken werd met Leo’s tolerante oog bijzonder verwelkomd. Wat een man, wat een geest!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter