blog | werkgroep caraïbische letteren

Leo Balai – Roots en reparations; Over de verwerking van het slavernijverleden

Rudolf van Lierlezing van de Werkgroep Caraïbische Letteren, uitgesproken in Leiden op vrijdag 10 juni 2016

 

Inleiding

De trans-Atlantische slavernij is een van de meest mensonterende en gruwelijke gebeurtenissen uit de vroegmoderne en moderne geschiedenis. Deze periode is weleens omschreven als : ‘.. de wreedste, pijnlijkste en aan genocide grenzende schending van de mensenrechten uit de wereldgeschiedenis’. De opmerking dat het een aan genocide grenzende misdaad was blijkt wel uit de cijfers uit de slavernij in het Caribische gebied. Van de ongeveer 5,5 miljoen Afrikanen die in het Engelse Caribische gebied als slaven werden ingevoerd waren er bij de afschaffing in 1833 nog 800.000 nakomelingen over. Voor Suriname geldt dat er ongeveer 350.000 Afrikanen naar dat land werden verscheept. Bij de afschaffing in 1863 waren er nog maar 34.400 nakomelingen van deze mensen in leven. Deze verspilling van mensenlevens was het gevolg van het meedogenloze arbeidssysteem op de slavenplantages. In de voormalige Nederlandse slavenkolonie Berbice ging men ervan uit dat een slaaf gemiddeld acht jaar in leven bleef. Daarna was het tijd om een ander exemplaar te kopen.

Leo Balai bij het uitspreken van zijn rede. Foto © Rogier Meel

 

Dat de slavernij een misdaad tegen de menselijkheid was is inmiddels in verschillende documenten vastgelegd en door vrijwel alle beschaafde staten als zodanig erkend. Anders dan verwacht zou mogen worden heeft het heel lang geduurd voordat algemeen erkend werd dat het hier om een misdaad van grote omvang ging. Na de afschaffing van de slavernij is door geen van de landen die zich hieraan hebben schuldig gemaakt een vorm van schadeloosstelling of vergoeding aan de overlevenden aangeboden. Integendeel: de vrijgemaakten moesten nog jarenlang voor hun vroegere eigenaars werken op de plantages waar zij vóór de afschaffing van de slavernij als productiemiddel waren gebruikt.
De afschaffing van de trans-Atlantische slavernij heeft niet geleid tot aanmerkelijke verbetering van de maatschappelijke positie van voormalige slaven en hun nakomelingen. Integendeel werd de achterstelling en onderdrukking van deze mensen voortgezet. De voorbeelden uit de Verenigde Staten zijn bekend: het lynchen van zwarte mensen, geen toegang tot restaurants, discriminatie op de woningmarkt en de arbeidsmarkt, disproportioneel veel zwarten in gevangenissen en ga zo maar door.

Voor de voormalige koloniën in het Caribische gebied trad ook na het verkrijgen van de onafhankelijkheid (staatkundige zelfstandigheid) anders dan werd gedacht geen verbetering op in de positie van de zwarte bevolking. Of dit alleen aan externe factoren lag of aan politieke processen na de onafhankelijkheid is een onderwerp waar ik mij verder niet over zal uitlaten.
De afschaffing van de trans-Atlantische slavernij vond plaats tussen 1833 en 1888. Dat wil zeggen tussen 183 en 128 jaar geleden. Volgens sommigen een hele lange tijd. Voor de nazaten van de slaven is de slavernij echter deel van hun collectieve geheugen en de gevolgen zijn nog steeds voor velen de dagelijkse realiteit. Hoe langer hoe meer realiseert men zich wat de omvang en de ernst van het onrecht was dat de voorouders is aangedaan. Maar ook anderen die bereid zijn zich in deze geschiedenis te verdiepen realiseren zich dat het hier om een van de afschuwelijkste internationale misdaden gaat.

De mensen die tijdens de periode van de slavenhandel uit Afrika werden weggevoerd waren afkomstig uit verschillende Afrikaanse volkeren. Met eigen talen, culturen en gewoonten. Nadat zij gevangen genomen waren en aan de slavenhandelaars waren verkocht werden zij letterlijk tot koopwaar gedegradeerd. Zij hadden geen naam meer maar kregen een nummer. Tijdens de zeer lange periode van de slavernij zijn grote delen van hun talen en culturen verloren gegaan.

 

Er zijn verschillende manieren om met het slavernijverleden om te gaan. Ik bedoel dan de verwerking van dit verleden door de nazaten. Sommigen kiezen ervoor deze geschiedenis te laten voor wat het is. Het is te lang geleden en het leven gaat door is dan de opvatting. Of dit een echte keuze is of komt door gebrek aan kennis kan ik niet beoordelen. Volgens sommige onderzoekers kan deze houding ook het gevolg zijn van schaamte. Men schaamt zich over het slavernijverleden van de voorouders en wil daar niets meer over horen.
De verwerking van dit verleden kan ook betekenen dat men actief op zoek gaat naar de eigen oorsprong. In Suriname en Curaçao is het intussen mogelijk vast te stellen waar de voorouders op het moment van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 zich bevonden. Dat wil zeggen op welke plantage, in welk district of in welk gebied. Daar is veel en goed onderzoek naar gedaan. Het is in sommige gevallen mogelijk voorouders in Suriname en Curaçao tot ongeveer het jaar 1800 te traceren. Moeilijker wordt het te achterhalen van welk Afrikaans volk men afkomstig is. Het zoeken naar je oorsprong, dus naar je afstamming, is waar het bij het zoeken naar je roots om gaat. Het gaat om een persoonlijke zoektocht naar de eigen afstamming. Voor sommigen kan het een helend proces zijn om te weten uit welk volk de voorouders vandaan kwamen.
Een andere manier om met het slavernijverleden om te gaan is om van de landen die vroeger bij de slavenhandel betrokken waren te eisen om de nakomelingen te compenseren voor het leed dat de voorouders is aangedaan. Men wil daarbij ook de voortdurende negatieve gevolgen van de slavernij voor de nazaten wegwerken. Daarnaast wordt van de landen die bij de slavenhandel en slavernij betrokken waren geëist excuses aan te bieden voor het veroorzaakte leed. Onder de noemer reparations wil men claims leggen bij bedrijven, overheden en soms bij nakomelingen van vroegere slavenhouders. Reparations kan worden omschreven als “genoegdoening, schadeloosstelling of compensatie voor leed dat is veroorzaakt”. Het gaat vaak niet om schadeloosstelling in geld, maar kan ook op andere manieren ingevuld worden. Reparations gaat om drie samenhangende thema’s: erkenning dat er leed en schade is veroorzaakt, het aanbieden van excuses aan de nakomelingen van de slaven en het bieden van schadeloosstelling of compensatie. Ik wil in deze lezing op beide kwesties ingaan: het zoeken naar de roots en de eis om schadeloosstelling. Ik zal, omdat deze termen gemeengoed zijn, het verder hebben over roots en reparations.

 

Roots

Het zoeken naar je ´roots´is iets waar veel mensen met een migratiegeschiedenis zich mee bezighouden, dus niet alleen nazaten van slaven. Amerikaanse Japanners, Joden, Italianen, Ieren zijn vaak op zoek naar de band met het land van hun voorouders en eventuele familieleden. Meestal hebben zij een naam van een voorouder zodat zij gericht kunnen zoeken naar eventuele verwanten. Voor nazaten van Afrikaanse slaven is de situatie ingewikkelder. Er is geen familienaam bekend en ook geen `land van herkomst´.

 

Directe nazaten van Kunta Kinteh, Gambia 2018. Foto © Michiel van Kempen

In 1976 verscheen het boek Roots. The saga of an American Family van Alex Haley. Roots gaat over de geschiedenis van Kunta Kinte die in Gambia gevangen werd genomen en als slaaf verkocht in de VS. Het boek werd ook als televisiedocumentaire vertoond en door 130 miljoen mensen bekeken. Het slavernijverleden en de verschrikkingen die dit voor de slachtoffers betekende werd door deze geschiedenis zichtbaar gemaakt. Voor veel zwarte Amerikanen was dit het begin van een zoektocht naar hun eigen slavernijverleden. Opvallend is dat de Gambianen zelf vóór de verschijning van het boek van Haley nauwelijks iets afwisten, of in elk geval zich niet bezighielden met de geschiedenis van de slavenhandel vanuit hun eigen land. Nu kan elke Gambiaan wel iets vertellen over de slavenhandel. De informatie blijkt grotendeels uit het boek van Haley afkomstig te zijn.

Het boek en de serie Roots had tot gevolg dat zwarte Amerikanen genealogisch onderzoek gingen doen om op die manier een hun culturele en raciale verwantschap met Afrikanen te bevestigen.
Tegenwoordig is er een hele slavernijindustrie opgezet. De Gambiaanse overheid en particuliere ondernemers verzilveren de erfenis van de slavernij en schijnen daar goed aan te verdienen. Er is intussen een museum gebouwd in Albreta, een plaats niet ver van waar Kunta Kinte geboren zou zijn. In 2000 bezocht een onderzoeker samen met zwarte Amerikaanse studenten een initiatieceremonie in het dorp Medina niet ver van de hoofdstad. Deze initiatieceremonie bleek georganiseerd te zijn door een Amerikaanse reisorganisatie. Vóór het bezoek van de studenten was er een week lang geoefend met 22 tieners om een zo levensecht mogelijke ceremonie te kunnen opvoeren voor de Amerikanen.

Slavernijmuseum Gambia. Foto © Michiel van Kempen

 

Onder de naam roots-toerisme worden (vaak door zwarte Amerikanen) reizen gemaakt naar Afrika om op die manier in contact te komen met het land van hun voorouders. Het zoeken naar de eigen roots wordt sinds enkele decennia ondersteund door organisaties die zich gespecialiseerd hebben in het koppelen van dna-gegevens aan informatie uit grote databestanden met informatie uit Afrika.
Roots toerisme is tegenwoordig (big) business voor sommige landen in West-Afrika, zoals Ghana. Voor mensen die op zoek gaan naar hun roots in Afrika kan het soms een teleurstellende ervaring zijn. Dit komt deels door de verwachtingen die men heeft over de ontvangst in wat men het thuisland noemt. De schrijfster Saidiya Hartman ging op zoek naar haar ‘roots’ in Ghana. Het was een ontluisterende ervaring. Waar zij dacht met open armen te worden ontvangen als de verloren dochter, merkte zij dat er geen enkele belangstelling was voor haar slavernijverleden. Wat haar het meest trof was dat er in Elmina net zomin littekens (scars) van de slavernij te zien waren als in Boston of Lissabon of Bristol. Volgens de mensen die zij in Elmina sprak waren alleen de voordelen (the blessings) van de slavenhandel overgebleven en daarmee bedoelden zij hun moderne manier van leven. Als gevolg van de slavenhandel konden zij nu lezen en schrijven en waren zij in contact gebracht met het Christendom. En daar waren ze trots op.

In april 1995 werd in Accra in het kader van Wereld Toerisme Programma van de UNESCO de Accra Declaration vastgesteld. Dit toerisme programma werd getiteld ‘The Slave Route’. In deze Declaration wordt het stimuleren van roots-toerisme uitdrukkelijk genoemd. De bedoeling is dat met behulp van het Unesco Slave Route Project de verschillende participanten zich zullen inzetten voor de ontwikkeling en promotie van toerisme op de slave route.
Bruner beschrijft het verschil in emotie en opvattingen tussen zwarte Amerikanen en Ghanezen over het voormalige slavenfort Elmina. In 1996 werd in Ghana gediscussieerd over het toeristische belang van het fort. Voor de meeste Amerikaanse bezoekers is het fort onderdeel van hun zoektocht naar hun roots. Elmina was immers de plaats waar vandaan hun voorouders de verschrikkelijke tocht naar de slavenplantages begonnen. Het bezoeken van de slavenforten zoals Elmina en Cape Coast Castle in Ghana is voor zwarte (Amerikaanse) toeristen soms heel aangrijpend. Sommigen willen de kerkers van Elmina alleen samen met andere zwarten bezoeken, omdat zij de aanwezigheid van blanken erg storend vinden. Voor veel zwarte Amerikanen zijn de kastelen heilige grond en moet alles blijven zoals het was ten tijde van de slavenhandel. De kastelen mogen volgens hen ook niet verbouwd worden.

Vingboons – Kasteel Elmina, Ghana

Voor Ghanezen is het kasteel deel van hun geschiedenis. Het werd in 1482 door de Portugezen gebouwd en bestaat dus al meer dan 520 jaar. Ghanezen zijn geïnteresseerd in de lange geschiedenis van het fort. Na de Portugezen kwamen de Nederlanders in 1637, vervolgens de Engelsen in 1872. De kastelen zijn voor de Ghanezen een bron van inkomsten en worden gezien als belangrijke toeristische attracties. Voor wie op zoek is naar zijn/haar roots en Afrika ziet als het moederland leidt dit soms tot teleurstelling en onprettige discussies met Ghanezen. Een bezoek aan deze plaatsen leidt soms tot heftige emoties onder de (meestal Amerikaanse) bezoekers. Volgens sommige Ghanezen zelfs “te”emotioneel. De meeste Ghanezen zijn niet erg geïnteresseerd in de geschiedenis van de trans-Atlantische slavernij. Voor hen is Elmina een deel van de Ghanese geschiedenis, maar voor de zwarte Amerikanen een heilige plaats.
In 1996 werd in kasteel Elmina een museum gevestigd het St. George Castle Museum. Doelstelling van het museum is om de bezoekers te informeren over de geschiedenis van het kasteel. De Ghanezen noemen het “St George Castle” (in plaats van Elmina Castle).
In de binnenplaats van fort Elmina is een gedenkplaat aangebracht. Daarop staat: ‘‘In everlasting memory of the anguish of our ancestors. May those who died rest in peace. May those who return find their roots. May humanity never again perpetrate such injustice against humanity. We the living vow to uphold this.’’ Vooral de zin “May those who return find their roots” is nogal vreemd. Wie zijn het dan die terugkeren? En terugkeren naar de plaats van waaruit men honderden jaren geleden onder de meest erbarmelijke omstandigheden is weggevoerd? Een merkwaardige tekst! Hartman vraagt zich terecht af of hier sprake is van een omgekeerde middle passage. Waar men naar terug is gekomen zijn de kerkers, de barakken en de slavenverblijven aan de westkust van Afrika.

In landen als Ghana, Nigeria en Senegal gaat het bij roots-toeristen om het bezoeken van de plaatsen van waaruit hun voorouders tijdens de slavernij zijn weggevoerd. Maar zwarte Amerikaanse roots-toeristen kiezen ook (sinds eind jaren 70 vorige eeuw) voor bezoeken aan Brazilië in plaats van West-Afrika. Men gaat dan meestal naar Salvador de Bahia (Salvador) omdat in die stad de meeste zwarte mensen in Brazilië wonen. Hier probeert de Amerikaanse toerist het gevoel van herkenning en verwantschap met de zwarte Brazilianen vinden omdat immers ook de Afrikaanse achtergrond (roots) hebben. Men hoopt in Brazilië de eigen ‘roots’ te kunnen herkennen. Het gaat dan om hun culturele roots omdat zij menen dat de zwarte Brazilianen nog in grote mate de Afrikaanse culturele tradities hebben die zij als Amerikaanse zwarten kwijt zijn. Daarnaast zijn zwarte Amerikaanse toeristen van mening dat zij hierdoor ook een hernieuwd contact hebben met de Afrikaanse familie in de diaspora. Voor veel van de zwarte Amerikaanse toeristen is ook de kennismaking met Candomblé (een godsdienstvorm of vorm van religie) belangrijk. Sommige toeristen gaan speciaal voor de Candomblé religie naar Brazilië omdat dit wordt gezien als een manier om hun Afrikaanse identiteit te versterken. Candomblé is tijdens de periode van de slavernij ontstaan. Opvallend is wel dat sommige toeristen weigeren contact te hebben met deze religie en de daarbij horende praktijken omdat dit tegen hun christelijke geloof zou zijn. Meestal zijn het christenen die tot een Protestantse geloofsgroep behoren of tot een Pinkstergemeente. De Surinaamse wintireligie heeft ook een sterke verwijzing naar de Afrikaanse oorsprong van de meeste beoefenaars.

 

Toerisme aan de Boven-Suriname. Foto © Michiel van Kempen

Een probleem dat sommige roots-toeristen tegenkomen is dat mensen met een lichte huidskleur door de zwarte Brazilianen niet als zwarten worden aangemerkt. Pijnlijk omdat in Amerika het omgekeerde geldt, namelijk dat bij de minste verwijzing naar een Afrikaanse voorouder mensen, hoe lichtgekleurd zij ook mogen zijn, als zwart worden geclassificeerd.
De bezoeken die Surinaamse Nederlanders tijdens vakanties (vaak) onder begeleiding van touroperators aan Marronnederzettingen afleggen om daar ‘culturele’ optredens van de lokale bevolking mee te maken zijn ook een vorm van roots-toerisme. Of dit ook dezelfde betekenis heeft als voor de Amerikaanse roots-toeristen in Brazilië weet ik niet. Ik vermoed dat de emotionele lading over de Afrikaanse roots bij Amerikaanse zwarten een grotere rol speelt dan bij zwarten uit het Caribische gebied. Dit zou te maken kunnen hebben met de positie van de meeste zwarten in Amerika vooral door de discriminatie en onderdrukking.

 

Tegenwoordig is het mogelijk om aan de hand van genetische genealogische testen onderzoek te laten doen naar plaatsen van herkomst. In 2000 startte de Amerikaanse firma Family Tree DNA met deze vorm van genetisch herkomstonderzoek. In 2010 waren er al 38 van deze bedrijven die een aanbod hadden op het gebied van genetisch afstammingsonderzoek. Van deze bedrijven waren er 28 in de VS gevestigd. Afhankelijk van de vraag zijn er verschillende soorten testen die uitgevoerd kunnen worden.
Interessant bij genetisch afstammingsonderzoek is niet alleen dat onderzocht kan worden waar iemand oorspronkelijk vandaan komt, maar ook de “etnische samenstelling”van de persoon. Dat wil zeggen dat uit een dergelijke test zou kunnen blijken dat iemand niet alleen zwarte Afrikaanse roots heeft maar dat er ook ander bloed in zit.
Belangrijk voor mensen die naar hun etnische afstamming zoeken is natuurlijk de vraag van welk Afrikaans volk zij afkomstig zijn. Dit is voor degene die op zoek is naar zijn/ haar roots een manier voor identificatie met een bepaald volk. Omdat er geen mogelijkheid is om via de familienaam de afstamming vast te stellen is het voor nazaten van slaven misschien wel de enige mogelijkheid om te weten te komen van welk volk men oorspronkelijk afstamt.

Er zijn grofweg 3 soorten testen te onderscheiden:
– een test die ver in de tijd teruggaat en kan verklaren hoe lang geleden en waar de voorouders vandaan kwamen. De geografische herkomst uit een ver verleden kan dan worden vastgesteld. Bijvoorbeeld 10.000 jaar gelden uit Ethiopië. Voor nazaten van slaven uit de trans-Atlantische slavernij volgens mij niet erg zinvolle test.
– een test die de genetische herkomst onderzoekt aan de hand van de gegevens van de ouders (racial composite test). De uitkomst hiervan kan bijvoorbeeld zijn dat iemand voor 80% Afrikaans is, 12% Europees bloed heeft en 8% inheems (Indiaans). Deze test geeft echter geen inzicht in de geografische herkomst van de persoon. Men komt dus niet te weten uit welke etnische groep men afkomstig is en uit welk land.
– een derde vorm van genetische test die wordt aangeboden is die naar de etnische herkomst (of afstamming) (ethnic lineage). Deze test wordt het meeste aangeboden door de verschillende bedrijven. De uitkomst van deze test geeft inzicht in de afkomst van de persoon uit een bepaald volk en vertelt ook uit welk land.
Een belangrijke vraag is natuurlijk wat een DNA test verder voor de persoon in kwestie kan betekenen. De verwijzing naar een bepaald land heeft een belangrijke beperking. Landen in West-Afrika zoals Ghana, Senegal, Kongo bestonden tijdens de periode van de trans-Atlantische slavernij niet zoals ze nu bekend zijn. Daarnaast is er het probleem dat ook namen van sommige etnische groepen in de loop van de tijd zijn veranderd. Waar ook op gelet zal moeten worden is dat sommige etnische groepen uit verschillende ander etnische groepen zijn samengesteld. Neem bijvoorbeeld de grootste etnische groep in Ghana: de Akan. Tot de Akan horen ook andere bevolkingsgroepen zoals de Ashanti, de Fante en de Baule.

 

Een vroeger las ‘heidens’ betiteld Saramakaans dorp, herkenbaar aan de azampaw, de toegangspoort. Foto © Michiel van Kempen

Voor iemand uit bijvoorbeeld Paramaribo die op zoek is naar zijn/ haar Afrikaanse roots is het misschien niet zo belangrijk om te weten wie de genetische voorouders uit de 18 eeuw waren. Wat de DNA test misschien zou kunnen vertellen is dat de persoon uit Paramaribo genetisch overeenkomsten heeft mensen uit een bepaalde etnische groep in West-Afrika. Dat betekent dat de persoon uit Paramaribo en de West-Afrikaan misschien 200 jaar geleden dezelfde voorouder (of voorouders) hadden. De etnische herkomst komt in dat geval dus overeen.
Los van het zoeken naar roots is DNA onderzoek ook van belang om inzicht te krijgen over andere aspecten van de trans-Atlantische slavenhandel. Een belangrijk onderzoek wil ik even noemen is een zeer interessante vondst, bekend geworden als de Drie van de Zoutsteeg. Het gaat om de overblijfselen van drie slaven (twee mannen en een vrouw) die in 2010 in Zoutsteeg in Philipsburg (de hoofdstad van Sint Maarten) werden gevonden. In het kort komt het erop neer dat deze mensen tussen 1660 en 1688 daar zijn begraven. Aan de hand van het DNA van de drie overblijfselen heeft men getracht de herkomst vast te stellen. Conclusie uit het onderzoek is dat 1 van de mensen waarschijnlijk afkomstig was van een Bantu sprekende bevolkingsgroep in Noord Kameroen. De andere twee waarschijnlijk van niet Bantu sprekende groepen die in het huidige Nigeria en Ghana leefden. Als gekeken wordt naar de ligging van Kameroen en Ghana dan blijkt wat voor enorme afstanden de mensen hebben moeten afleggen voordat zij aan boord van de slavenschepen werden afgeleverd.
In het zoeken naar roots gaat men er naar mijn mening te gemakkelijk van uit dat onomstotelijk vastgesteld kan worden waar men vandaan komt. Waarschijnlijk van een van de volkeren uit West-Afrika. Maar als dat vastgesteld is zegt dat volgens mij niets over de identiteit van de betrokken persoon. Je genen bepalen niet wie je bent. Genetische herkomst is maar een klein deel van je identiteit. Het gaat toch voor het belangrijkste deel om gegevens als: waar ben je opgegroeid, welke taal je spreekt, de cultuur die je hebt meegekregen.
Het zoeken naar roots en de link met volkeren uit de zwarte diaspora is niet gemakkelijk. Hel lijkt alsof de landen van waaruit vroeger de voorouders werden gevangen genomen en verkocht niet erg geïnteresseerd zijn in de emotionele problemen die de nazaten hebben met het feit dat hun voorouders als slaven hebben moeten leven.
Een bezoek aan de landen ( of de plaatsen)van waaruit de voorouders werden weggevoerd kan voor diegenen die daar waarde aan hechten een zinvolle exercitie zijn, maar of daarmee de pijn van het slavernijverleden wordt verzacht is zeer de vraag.

 

Raparations

De beweging voor reparations voor slavernij kan worden omschreven als de eis van de nazaten van de slaven om genoegdoening voor het onrecht dat hun voorouders is aangedaan. En dan heeft men het niet alleen over het onrecht uit de slavernijperiode maar gaat het ook om de gevolgen voor de nazaten na afschaffing van de slavernij. En deze gevolgen raken nog steeds de nakomelingen van de slaven. Het gaat dan om maatschappelijke en economische achterstelling en het gebrek aan kansen om verder te komen in de maatschappij. Reparations gaat ook niet alleen om vergoeding voor geleden schade. Een belangrijk aspect van reparations is dat er ondubbelzinnig wordt erkend dat mensen onrechtvaardig zijn behandeld. Reparations gaan dus ook over excuses aanbieden.
Reparations voor geleden schade of onrecht is geen onbekend begrip in het internationale recht. Er zijn in het verleden substantiële bedragen voor reparations uitgekeerd, meestal in de vorm van geldbedragen. Ik zal daar voorbeelden van geven. Let wel, bij reparations gaat het niet uitsluitend om een compensatie in geld. De miljardenclaims waarmee door sommigen wordt gedreigd zijn naar mijn mening niet reëel en waarschijnlijk zelfs contraproductief.
In verschillende landen zijn er organisaties actief of actief geweest om eisen voor reparations formuleren: Afrikaanse staten, zwarte Amerikanen en de CARICOM.

Er kunnen twee verschillende situaties worden onderscheiden bij de acties voor reparations: tegen de eigen staat (overheid) of tegen andere landen. In de VS gaat het om de eisen om schadeloosstelling tegen de eigen staat. De zwarte bevolking eist daar vooral herstel van achterstelling en discriminatie op verschillende maatschappelijke gebieden zoals huisvesting, werkgelegenheid en onderwijs. In andere gevallen gaat het om eisen tegen vroegere machthebbers of kolonisatoren. Dit is het geval bij Afrikaanse landen en de CARICOM.
Het recht van staten om genoegdoening (schadeloosstelling) te eisen voor hun onderdanen die door welke oorzaak dan ook schade hebben geleden door optreden van andere staten is een algemeen aanvaard principe in het internationale recht. Slavernij was een misdaad tegen de menselijkheid. Je zou dus verwachten dat de eisen voor schadeloosstelling uit de slavernij kansrijk zijn en tot compensatie kunnen leiden. De staat die verantwoordelijk was voor slavernij zou dus aangesproken moeten kunnen worden. In het internationale recht stuit dit volgens sommigen echter op problemen. De Commissie voor Internationale Juridische Zaken (International Law Commission) van de VN stelde in 2001 regels op over de verantwoordelijkheid van Staten. Daaronder ook een hoofdstuk over reparations. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende vormen van reparations:
– restitutie (restitution): teruggaaf indien mogelijk van goederen die aan de andere staat toebehoorden,
– compensatie (compensation): op geld waardeerbare schade inclusief gederfde winst
– genoegdoening (satisfaction): de staat die verantwoordelijk is voor de betwiste (onwettige) daad is verplicht genoegdoening te bieden voor de schade (het onrecht) dat hierdoor is veroorzaakt, tenzij dit kan worden hersteld (goed gemaakt) door restitutie of compensatie.
De laatste bepaling (satisfaction) zou volgens Du Plessis relevant kunnen zijn voor acties gericht op reparations voor slavernij. Volgens hem zijn er echter bepalingen van internationaal recht die een dergelijke claim weinig succesvol maken. Het grootste struikelblok voor degenen die pleiten voor reparations is namelijk de bepaling dat de verantwoordelijkheid van de betreffende staat voor het onrecht, in de periode dat het onrecht werd gepleegd ook onrechtmatig was. Dat wil zeggen dat slavernij in de periode waarin het plaatsvond ook onrechtmatig moest zijn; en dat was niet geval. Het is volgens Du Plessis dus vrijwel onmogelijk om een beroep te doen op dit artikel. Een beroep op juridische middelen zou dan geen resultaat opleveren voor de reparationisten. Een merkwaardige opvatting omdat daarmee elke actie gericht op welke vorm van reparations ook kansloos is.
Gifford heeft hier (terecht) een andere mening over. Volgens hem is het argument dat slavernij ‘legaal’ was in de periode van de trans-Atlantische slavenhandel een zinloos argument. Het gaat erom dat slavernij een misdaad was. Om te beweren dat deze misdaad van Europeanen niet als misdaad aangemerkt moet worden gaat voorbij aan het feit dat het om een misdaad tegen de menselijkheid gaat. Dat betekent dat het als misdaad geldt en gold voor de hele menselijke samenleving. Om dan als argument aan te voeren dat het voor Europeanen niet als misdaad gold is geen reden om de gevolgen hiervan niet aan de Europese landen die hierbij betrokken waren toe te rekenen. Europa was weliswaar een machtig continent, maar niet representatief voor de gehele wereld.
De opvatting van Du Plessis is ook in schril contrast met de reparations die als gevolg van de Holocaust aan Israel zijn toegekend. In 1952 werden herstelbetalingen aan de staat Israel toegekend. De staat Israel bestond nog niet eens toen de Holocaust plaats vond. De Duitse staat die verantwoordelijk was voor de moord op de joden (het Derde Rijk) bestond inmiddels ook niet meer. Duitsland was door de geallieerden opgedeeld in verschillende zones. Een deel werd West-Duitsland een ander deel Oost-Duitsland. Dat betekent in feite dat een toen niet bestaand land reparations ontving van een land dat ten tijde van de misdaad niet als zodanig bestond. Toch vond men genoeg redenen om Israel herstelbetalingen te bieden. Duitsland betaalde herstelbetalingen aan Joodse slachtoffers van WO II maar ook aan de staat Israel. In totaal een bedrag van 3,5 miljard DM en 450 miljoen aan organisaties. De betaling aan de staat Israel en aan individuele slachtoffers is voor Amerikaanse reparationisten een bewijs dat ook aan een groep (in dit geval de nazaten van de slaven) genoegdoening kan worden geboden.

Een doodgewone held, Albert Helmans biografie van verzetsstrijder Gerrit-Jan van der Veen

 

De roep om reparations voor het onrecht tijdens de slavernij en de achterstelling, armoede en leed na afschaffing van de slavernij geldt zowel voor de nazaten in Noord Amerika als voor de nakomelingen van de slaven in het Caribische gebied. Hoewel de achtergrond – namelijk de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij – dezelfde is, zien wij een verschil in aanpak en eisen in de diverse gebieden.
Reparations zijn in verschillende omstandigheden en voor verschillende onrechtvaardige activiteiten geëist. Van de kwesties die mij bekend zijn werden de eisen ook toegewezen. Opvallend is dat eisen voor reparations van nazaten van slaven nog steeds niet worden ingewilligd. Ik zal nu kort ingaan op een paar gevallen van toekenning en/of weigering van reparations. Over de toekenning van reparations aan de staat Israel na WO II heb ik het al gehad.
Achtereenvolgens ga ik in op:
1. – de eisen om reparations in de VS
2. – Afrika en reparations voor kolonialisme
3.- Reparations in Suriname
4. – de Durban Conferentie van 2001
5. – het CARICOM 10 punten plan

 

Een plantage in een van de zuidelijke staten van de VS.

(1) De Verenigde Staten: De eis om reparations heeft een veel langere geschiedenis in de VS dan in de landen in het Caribische gebied. In de VS begon de discussie over genoegdoening en herstelbetalingen aan de voormalige slaven aan het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865). Toen werd aan de vrijgemaakte slaven beloofd dat ieder gezin en stuk land van 40 acres ( ongeveer 16 hectare) zou krijgen om een zelfstandig bestaan op te bouwen. Dit is later bekend geworden als “40 acres and a mule ”. Deze belofte werd later onder politieke druk weer ongedaan gemaakt. Er werd daarentegen wel door de regering van de VS aan de voormalige slavenhouders compensatie voor het verlies van hun bezit betaald!! De reparationsbeweging in de VS is de uitkomst van een lange strijd van zwarte Amerikanen voor mensenrechten. En, zoals blijkt uit de maatschappelijke positie van veel zwarte Amerikanen is dit een strijd die nog lang niet gestreden is. Voor de organisaties in de VS is het een bittere pil dat er tot nu toe geen bereidheid is reparations voor de slavernij toe te kennen.
In de VS heeft men wel gereageerd op de eis om excuses voor de slavernijperiode maar dit is zonder gevolgen gebleven. Zowel het Huis van Afgevaardigden als de Senaat hebben in 2008 en 2009 voorstellen aangenomen om excuses aan te bieden aan zwarte Amerikanen voor de slavernij en de gevolgen daarvan. Maar deze besluiten (apology resolutions) zijn niet voor ondertekening aan de president aangeboden. De reden is dat de beide kamers geen juridisch sluitende tekst konden bedenken. Men wil op geen enkele manier een mogelijkheid open laten dat zwarte Amerikanen op grond van deze besluiten reparations gaan eisen.
Een voorbeeld waarbij een groep zwarten in Amerika in aanmerking kwam voor reparations is de afhandeling van de ‘Rosewood massacre’. In 1923 werd Rosewood, een redelijk welvarende gemeenschap van ongeveer 200 zwarte Amerikanen in de staat Florida, door een blanke bende met de grond gelijk gemaakt. Elke zwarte die niet weggevlucht was werd vermoord en alle huizen werden in brand gestoken en vernield. Deze onvergetelijke en gruwelijke geschiedenis is door Michael D’Orso in zijn boek getiteld “Like Judgement Day. The ruin and redemption of a town called Rosewood” beschreven. Zeventig jaar later, in 1994, besloot de staat Florida een bedrag van US$ 2,1 miljoen als reparations aan de nabestaanden uit te keren.
Een ander voorbeeld van reparations is de betaling aan Japanse Amerikanen uit Amerikaanse interneringskampen tijdens WO II. In 1988 werd door het Amerikaanse Congres de Civil Liberties Act 1988 aangenomen. Deze wet was gemaakt om Japanse Amerikanen te kunnen vergoeden voor de verliezen die zij hadden geleden doordat zij ten onrechte tijdens WO II in interneringskampen waren opgesloten. In de aanhef van de wet wordt opgemerkt dat het Congres erkend dat er sprake was van grove onrechtvaardigheid ten opzichte van de Japanse burgers door de evacuatie, hervestiging en internering.
Deze erkenning door het Congres zou ook van belang kunnen zijn bij toekenning van claims voor reparations door zwarte Amerikanen. Maar het Amerikaanse Congres voelt hier duidelijk niets voor. Een jaar na de Civil Liberties Act 1988 werd een wetsvoorstel (H.R. 40) ingediend. In dit voorstel wordt de regering verzocht de gevolgen van de slavernij te onderzoeken en voorstellen te doen voor reparations aan de 35 miljoen zwarte Amerikanen. Het voorstel is nog steeds niet behandeld!!

 

Afrikaanse drums. Foto © Michiel van Kempen

(2) Afrika en reparations: In 1992 werd door de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (opgevolgd door de Afrikaanse Unie) het initiatief genomen om reparations te eisen van voormalige kolonisatoren. Er werd een werkgroep van 12 belangrijke personen samengesteld (de Group of Eminent Persons on Reparations for Africa and Africans in the Diaspora – GEP) onder voorzitterschap van de rijke Nigeriaanse zakenman-politicus Abiola. De opdracht aan de GEP was om reparations in Afrika te promoten. Volgens de GEP was de eis voor reparations niet alleen bedoeld voor Afrikanen op het Afrikaanse continent maar ook voor de nazaten van de slaven. Daarnaast ook voor de Afrikanen die als gevolg van het kolonialisme in de diaspora (in Europa) leefden.
Onder leiding van de groep van belangrijke personen werd in 1993 in Abuja (Nigeria) het eerste Pan African Congres on Reparations gehouden. Dit was ook het laatste congres over dit thema. Er waren vertegenwoordigers van Afrikaanse Staten, het Caribische gebied en de Verenigde Staten aanwezig. De westerse landen werden opgeroepen om te erkennen dat er sprake was van een morele schuld aan de Afrikaanse volkeren en dat aan hen compensatie moest worden betaald. De compensatie zou uit geld moeten bestaan. De beweging voor reparations in Afrika lijkt tot stilstand te zijn gekomen. In 2002 waren nog slechts 3 leden van de GEP actief.
In1999 werd in Accra de “Accra Declaration on Reparations and Repatriation” uitgebracht. Daarbij werd een claim van US$ 777 triljoen aan reparations geëist. Dit bedrag zou binnen vijf jaren betaald moeten worden door de West-Europese landen, Amerika en organisaties die hebben geprofiteerd van de slavenhandel en het kolonialisme. Over de verdere uitwerking van deze merkwaardige eis is daarna niet meer vernomen.

Marcel Pinas, Monument voor Moiwana, Marowijne, Suriname. Foto © Michiel van Kempen

(3) Suriname. Een zaak die ik onder de aandacht wil brengen is de zaak Aloeboetoe vs. Suriname. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten heeft in 1991 en 1993 uitspraken gedaan in deze kwestie. Het ging hierbij om de volgende gebeurtenis:
Op 31 december 1987 werden 20 Saramaka Marrons door militairen opgepakt. Het was de periode van de Binnenlandse Oorlog tussen het Surinaamse leger en marrons die bekend stonden als het Jungle Commando. De gevangenen werden ernstig mishandeld door de militairen. Na verloop van tijd werden zij weer vrijgelaten maar 7 van hen werden door de militairen geblinddoekt en meegenomen, waaronder een jongen van 15 jaar. Deze 7 personen waren werkzaam als roeiers en hadden geen enkele bemoeienis met de binnenlandse oorlog. Zij werden in een militair voertuig meegenomen en op een stille plek aan de kant van de weg gedwongen een grote kuil te graven. Een van de mannen, die voorvoelde wat er ging gebeuren, rende weg. Hij werd door de militairen tijdens zijn vlucht neergeschoten. Hij was gelukkig niet dodelijk getroffen en kon horen hoe zijn familie en vrienden werden doodgeschoten en in de kuil gedumpt. Een paar dagen later werd hij gevonden en kon een relaas geven van het gebeurde. Kort daarna overleed hij in het ziekenhuis.
In januari 1988 werd er een klacht tegen Suriname ingediend bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten. De Commissie hield de Surinaamse regering verantwoordelijk voor de gebeurtenissen en de schending van de mensenrechten. De Commissie legde de zaak voor aan het Internationale Hof . In december 1991 accepteerde de regering (Venetiaan) haar verantwoordelijkheid voor de excessen. Hierdoor was er ook geen verschil van mening over de vraag of de gebeurtenissen hadden plaatsgevonden zoals door de klagers was weergegeven. Het vervolg van deze zaak ging onder andere over reparations aan de nabestaanden van de slachtoffers. Het ging daarbij om financiële genoegdoening en om eisen van niet-financiële aard. Aan de eis van financiële compensatie werd door Suriname voldaan. De nabestaanden eisten verder dat Suriname (= de regering) openlijk excuses zou aanbieden voor de moorden. De regering weigerde dit met als argument dat het aanvaarden van de verantwoordelijkheid voor de moorden reeds voldoende was. Ook hier zien wij dus een regering die weigert excuses aan te bieden voor bewezen onrecht.
Een ander aspect van deze zaak is volgens mij in de discussie over reparations ook belangrijk. Enige uitleg is daarbij noodzakelijk. Zoals misschien bekend is,werd op 19 september 1762 door de Saramaka een vredesverdrag gesloten met de Nederlandse overheersers. Daarmee werd, onder bepaalde voorwaarden, het gezag en de macht van deze groep over het door hen veroverde gebied vastgelegd.
Een belangrijk punt in de zaak Aloeboetoe vs. Suriname was de vraag wie tot de erfgenamen van de slachtoffers gerekend moesten worden. Volgens de Commissie was het belangrijk dat hierbij ook het Verdrag van 1762 diende te worden betrokken. Het ging in feite volgens de Commissie om een internationaal Verdrag waar ook de Surinaamse regering nog altijd aan gebonden was. Het Hof was van mening dat het niet nodig was te onderzoeken of het Verdrag van 1762 naar huidige opvattingen een internationaal verdrag is. Ook als dat het geval zou zijn is het Verdrag volgens het Hof nietig (‘null and void’) omdat het in strijd is met dwingende normen van algemeen volkenrecht (jus cogens). De Saramaka waren in het Verdrag overeengekomen dat zij alle weggelopen slaven zouden oppakken en aan de Gouverneur van Suriname zouden uitleveren. Voor elke wegloper zou een bedrag van tussen 10 en 50 gulden worden betaald. Mensen die tijdens gevechten met de Saramaka werden gevangen genomen mochten aan de Nederlanders als slaven worden verkocht. Op geen enkel verdrag met een dergelijke strekking mag volgens het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten een beroep worden gedaan.
Deze zienswijze van het Hof is in feite een ondersteuning van de eerder aangehaalde opvatting van Gifford en anderen dat slavernij en slavenhandel altijd een misdaad tegen de menselijkheid was.
Richard Price is nogal sceptisch over de interpretatie van het Hof. Volgens hem betekent dit dat alle vorderingen (claims) gebaseerd op dit voor de Saramaka heilige (sacred) document voor dit Hof betwistbaar zijn. De redenering van het Hof zou naar de mening van Price ook de Amerikaanse grondwet ongeldig maken. Daarin staan immers ook bepalingen over het terugsturen van gevluchte slaven naar de betreffende staten. Jammer dat Price zich als groot kenner en sympathisant van deze bevolkingsgroep meer door emotie dan een goede redenering laat meeslepen.

 

Language Monument in Paarl, Zuid-Afrika. Foto © Michiel van Kempen

(4) De Durban Conferentie van 2001: Een belangrijke doorbraak in de discussie over reparations was de VN Wereldconferentie tegen Racisme die in 2001 in Durban werd gehouden. Tijdens de voorbereidende bijeenkomsten voor deze conferentie werd voorgesteld ook het onderwerp reparations te bespreken. Amerika dreigde daarop niet aan de conferentie mee te zullen doen als het thema schadeloosstelling voor slavernij werd geagendeerd. De Amerikaanse delegatie, onder leiding van Colin Powell en Condoleeza Rice, wilde wel over het verleden praten maar was niet bereid over reparations te discussiëren. De Europese Unie en andere geïndustrialiseerde landen steunden het standpunt van de Amerikanen en waren tegen elke discussie over reparations voor slavernij. De Caribische staten stelden voor om reparations op te vatten als een eerste stap naar ‘waarheid en verzoening’ (truth and reconcilation). Ook dit was echter voor de VS, de EU, Nigeria en Senegal een brug te ver. De Amerikaanse delegatie stond later onder leiding van lagere ambtenaren. In de definitieve tekst van de Durban declaratie werd over slavernij opgemerkt: “that slavery and the slave trade are crimes against humanity and should always have been so.” De zinsnede “and should always have been so”werd toegevoegd onder druk van landen die anders de slotverklaring niet zouden ondersteunen. Wat er nu dus staat is dat de slavenhandel en slavernij achteraf bekeken als een misdaad tegen de menselijkheid kunnen worden aangemerkt. Het slotdocument (de Durban Declaration) werd niet door de VS ondertekend.
De Afrikaanse regionale voorbereidingsgroep voor de Durban conferentie was van mening dat de slavenhandel een unieke tragedie was in de geschiedenis van de mensheid. Bovendien was het gevolg van deze tragedie de nog steeds voortdurende economische, politieke en culturele beschadiging van Afrikanen. Het ging daarbij zowel om Afrikanen in Afrika als nazaten van slaven. Tijdens de conferentie werd ook verwezen naar andere groepen die van verschillende landen excuses hadden gehad en uitgebreide reparations. Er waren ook tegengeluiden tijdens de voorbereidende conferentie. De president van Senegal (Abdoulaye Wade) was tegen reparations voor slavenhandel omdat zijn voorouders ook slavenhouders waren. Bovendien was volgens hem het racisme en geweld tegen vreemdelingen in Afrika erger dan tegen Afrikanen in Europa. Ook de bekende schrijver Wole Soyinka had zijn bedenkingen. Hij merkte op dat de rijkdommen van de Mobutus, de Babangidas en de Abachas konden worden gebruikt voor contante betaling van reparations. Geen al te sterk argument omdat het bij reparations niet alleen om financiële vergoeding gaat. Wat Soyinka met deze opmerking wel pijnlijk duidelijk maakte was dat de voormalige kolonisatoren waren vervangen door andere uitbuiters.
De Durban verklaring was in die zin een doorbraak omdat werd erkend dat slavernij en slavenhandel een misdaad tegen de menselijkheid is. In het Neurenberg Charter (1945) werd slavernij ook als een misdaad tegen de menselijkheid aangemerkt. Er wordt vaak naar dit Handvest verwezen om aan te tonen dat daar werd vastgesteld dat slavernij een misdaad tegen de menselijkheid is. Maar het ging bij de Neurenberg processen niet over de trans-Atlantische slavernij. In Neurenberg ging het om een militair tribunaal opgericht voor berechting van misdaden tijdens WO II begaan.
De Durban Declaration van 2001 was voor degenen die hadden gehoopt en verwacht dat er eindelijk een doorbraak zou worden bereikt en dat staten zouden worden verplicht reparations voor slavernij te bieden een grote teleurstelling. Maar de staten die graag reparations opgenomen hadden gezien in de Declaratie kregen toch nog een ‘troostprijs’.
In artikel 99 van de Declaration erkennen en betreuren de deelnemende staten het enorme leed en de tragische toestand waarin miljoenen mensen verkeren als gevolg van “.. slavery, the slave trade, the transatlantic slave trade, apartheid, colonialism and genocide..”. In het volgende artikel wordt vervolgens diepe spijt uitgesproken voor het leed en de gevolgen van slavernij. In artikel 102 van de Declaratie wordt opgemerkt dat men zich bewust is van de morele plicht (moral obligation) van alle betrokken staten om passende en effectieve maatregelen te nemen om de gevolgen van slavernij voor de nazaten te bestrijden. Let wel: een morele plicht!! Een meer verplichtende tekst was niet mogelijk.

 

(5) CARICOM reparations initiatief
Een belangrijke ontwikkeling op het gebied van reparations is de claim van de CARICOM om van de voormalige koloniale mogendheden compensatie te krijgen voor de ellende die de voorouders hebben ondergaan en die nu nog doorwerken in het leven van de nazaten. De Europese landen waar het om gaat zijn : het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Portugal, Nederland, Noorwegen, Zweden en Denemarken.
De CARICOM heeft een 10 punten plan ontwikkeld om reparations te realiseren voor landen in het Caribische gebied. Het plan wordt onderschreven door de 15 permanente leden van de Caricom.
Eerst een paar opmerkingen over de totstandkoming van het Plan. In 2013 werd door de regeringsleiders van de CARICOM (de 15 permanente leden) de Caricom Reparations Commission ingesteld. De opdracht aan de commissie was om een plan op te stellen voor reparations voor de inheemse bevolking en de nazaten van de slaven in het Caribische gebied die het slachtoffer zijn van misdaden tegen de menselijkheid. Deze misdaden omvatten genocide, slavenhandel en raciale apartheid. De Caricom Reparations Commissie heeft als standpunt dat de nakomelingen van de slachtoffers van misdaden tegen de menselijkheid recht moet worden gedaan. Degenen die deze misdaden hebben gepleegd en diegenen die hierdoor verrijkt zijn zullen zich hierover moeten verantwoorden. Het plan is niet gericht op een financiële vergoeding maar meer op ondersteuning in ontwikkelingen die van belang zijn voor de bevolkingen van de verschillende landen.
De CARICOM heeft het Engelse advocatenkantoor Leigh Day ingehuurd om haar in juridische kwesties bij te staan. Volgens deze firma zal de CARICOM een klacht indienen bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag als de Europese landen niet bereid zijn naar de onderhandelingstafel te komen. Aldus een verslag van Leigh Day gedateerd11 maart 2014.

CARICOM 10 PUNTEN PLAN
Ik zal nu het 10 punten plan doornemen. Ik noem de 10 punten van het plan en de motivering van de CARICOM bij de verschillende punten. Ik zal ook kort mijn indruk geven over de haalbaarheid en de zin van de verschillende punten. Misschien goed voor de discussie later.
HET PLAN
1. FULL FORMAL APOLOGY
Volgens de opstellers van het plan zullen de Europese landen formeel excuses moeten aanbieden aan de nazaten. Dit is belangrijk omdat hierdoor de relatie tussen de nakomelingen van de slaven en de nakomelingen van de slavenhouders kan worden hersteld. CARICOM is niet tevreden met uitingen van spijt en dergelijke door Europese regeringen. Hierdoor blijkt namelijk niet voldoende dat men zich bewust is van de omvang van de misdaden die gepleegd zijn.
Dit is een kwestie die ook in Nederland gevoelig ligt. De weigering van de regeringen om formeel excuses aan te bieden heeft alles te maken met de vrees voor claims die daar het gevolg van kunnen zijn.

2. REPATRIATION
De bedoeling van dit punt is dat alle nazaten het recht hebben terug te keren naar het Afrikaanse land van herkomst van hun voorrouders. Er zal een repatriëringprogramma moeten worden opgesteld en een hervestigingsprogramma.
Dit punt heeft mij verbaasd. Misschien zijn er nazaten die terug willen keren naar een land in West-Afrika. Het grote probleem is dat men daar een vreemdeling is en zich waarschijnlijk niet gemakkelijk zal kunnen voegen. Ik ben van mening dat er na al die jaren van slavernij er zeker een Caribische cultuur is ontstaan, waar ik in elk geval meer affiniteit mee heb dan een cultuur uit een van de West-Afrikaanse landen. Ik neem aan dat dit punt niet geldt voor de inheemsen.

3. INDIGENOUS PEOPLES DEVELOPMENT PROGRAM
De Caricom heeft berekend dat van de inheemse bevolking met een omvang van 3 miljoen mensen in 1700 er in het jaar 2000 minder dan 30.000 over waren. Er was sprake van genocide en landonteigening. Er is een ontwikkelingsplan nodig om deze mensen weer toekomstkansen te geven en ze verder te helpen.
Het is zeker noodzakelijk om de inheemse bevolking te betrekken bij het eisen van reparations. Daarbij is het volgens mij van cruciaal belang deze groep vanaf het begin bij de ontwikkelingen te betrekken.

4. CULTURAL INSTITUTIONS
De Europese landen hebben geïnvesteerd in gemeenschapsinstellingen zoals musea en onderzoekscentra om hun bevolking te informeren over misdaden tegen de menselijkheid. Dergelijke instellingen zijn er niet in het Caribische gebied waar de misdaden tegen de menselijkheid werden gepleegd.
De vraag is of de regeringen van de Caribische staten niet, eventueel met behulp van de UNESCO, programma’s kunnen ontwikkelen om hun cultureel erfgoed te beschermen. Dat zou al een stap in de goede richting zijn. De manier waarop bijvoorbeeld de historische binnenstad van Paramaribo verpaupert is een schande en niet (alleen) aan de voormalige kolonisatoren te wijten.

5. PUBLIC HEALTH CRISIS
Onder de zwarte bevolking in het Caribische gebied komen de meeste chronische ziekten voor zoals hoge bloeddruk en type 2 diabetes. Er is sprake van een pandemie en dit is voor een groot deel het gevolg van onvoldoende voeding, fysieke en emotionele onderdrukking en spanning als gevolg van de slavernij, genocide en apartheid. De chronische gezondheidsproblemen vormen een groot financieel risico voor het voortbestaan van de regio. Europa heeft een taak om hierbij te helpen.
Ik denk dat de CARICOM hier een belangrijk punt naar voren brengt. De ondervoeding als gevolg van armoede en de ongelijke kansen die hierdoor ontstaan vormen een probleem dat niet alleen het Caribische gebied aangaat maar op den duur de gehele regio in problemen zal brengen. Misschien zullen de Europese landen uit een welbegrepen eigen belang hier grootschalig in moeten investeren. Maar ook de regeringen van deze onafhankelijke staten zullen hun verantwoordelijkheid moeten beseffen. Voorlichtingsprogramma’s kunnen een belangrijke stap zijn om de gezondheidssituatie te verbeteren.

6. ILLITERACY ERADICATION
Aan het eind van de Europese koloniale periode was de bevolking in het Engelse Caribische gebied voor 70% functioneel analfabeet. Meer dan 70% van de uitgaven van de regeringen wordt besteed aan gezondheidszorg en onderwijs.
Er is zeker dringend behoefte aan beter onderwijs en gezondheidszorg. Europese landen kunnen hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Maar dan zullen de mensen in de Caribische gemeenschappen ook open moeten staan voor de hulp die geboden wordt. En natuurlijk moet er voor worden gewaakt dat niet opnieuw Europese normen en waarden aan de gemeenschappen worden opgelegd via onderwijsprogramma’s.

7. AFRICAN KNOWLEDGE PROGRAM
De gedwongen verwijdering van Afrikaanse gevangenen van hun land van oorsprong heeft geleid tot een culturele en sociale vervreemding van de eigen identiteit en het behoren tot een bepaalde groep. Volgens de CARICOM moet er een actieprogramma komen om zodoende bruggen van verbondenheid te bouwen. Uitwisselingsprogramma’s voor scholen, artistieke programma’s en dergelijke maar ook politieke samenwerking kan daarbij een rol spelen.
Ik denk dat het zeker belangrijk is om de achtergronden van de Afrikaanse landen van oorsprong te kennen. Investeren in kennis van het Caribische gebied en de mogelijkheden tot ontwikkeling zijn naar mijn overtuiging belangrijker.

8. PSYCHOLOGICAL REHABILITATION
De slavernij heeft diepe psychologische sporen nagelaten bij de nazaten van de slaven. Deze trauma’s zijn voor iedereen zichtbaar in de Caribische samenlevingen.
Dat er sprake is van trauma’s als gevolg van de slavernij wordt nog niet voldoende erkend en onderkend. Er is veel onderzoek nodig om op een goede manier hulp en begeleiding te bieden aan de mensen die hier het slachtoffer van zijn.

9. TECHNOLOGY TRANSFER
De Caribische landen hebben nooit kunnen participeren in het Europese proces van industrialisering. Deze landen waren alleen leverancier van grondstoffen. Er was geen mogelijkheid om zelf technologische kennis op te doen. De overdracht van technologische scholing en kennis moet onderdeel zijn van het reparations programma.
Dit is een belangrijk onderwerp: technologische kennis om landen te helpen in hun verdere ontwikkeling. Het is de taak van de verschillende landen om studenten mogelijkheden te bieden technologische kennis aan buitenlandse instellingen op te doen. Of dit onderdeel is/moet zijn van het reparations programma is de vraag. De regeringen van Caribische landen hebben hier en eigen taak in. Vraag is ook of die technologische kennis alleen in de Europese landen beschikbaar is.

10. DEBT CANCELLATION
Kwijtschelding van internationale schulden en steun bij de betaling van interne schulden zijn volgens de commissie noodzakelijk in het kader van reparations. De schulden waar de landen in verzeild zijn geraakt zijn deels het gevolg van het koloniale bewind waarbij geen ondersteuning werd geboden om de koloniale erfenissen goed weg te werken.
Moeilijk punt. Vraag is of alle ellende op binnenlands financieel terrein aan de voormalige kolonisator te wijten is.

Fort Scarborough, Tobago. Foto © Michiel van Kempen

 

Een paar opmerkingen over het 10 puntenplan
Mijn indruk is dat binnen de CARICOM nog verder nagedacht moet worden over de strategie voor de eis om reparations. En paar onderwerpen die mij zijn opgevallen:
a) De suggestie dat er op de een of andere manier terugkeer naar Afrika een optie zou zijn. Het gaat volgens de CARICOM om terugkeer naar het land van de voorouders. Wat heeft dat eigenlijk met reparations te maken? De CARICOM zou naar mijn mening haar aandacht moeten concentreren op het sterker maken van de eigen Caribische gemeenschappen. Een terugkeer naar een Afrikaans land is niet reëel.
b) Daarmee samenhangend is er te weinig nadruk op het bestaan van een Caribische gemeenschap en cultuur. Deze Caribische gemeenschap zou veel meer gestimuleerd moeten worden. De suggestie in het 10 punten plan om een ‘African Knowledge Program’ te ontwikkelen vind ik minder belangrijk dan uitwisseling van kennis en geschiedenis binnen het Caribische gebied
c) De CARICOM laat op geen enkele manier blijken dat ook van de kant van Afrikaanse gemeenschappen meegedaan is en verdiend aan de trans-Atlantische slavenhandel. De focus op het westen is nogal eenzijdig. Ook de Afrikaanse landen of gemeenschappen zullen moeten worden aangesproken op hun zeer kwalijke rol in deze mensenhandel.
d) De reparationsbeweging zou aan kracht winnen door zwarte mensen (nazaten) in Noord-, Midden en Zuid-Amerika te verbinden. Het besef dat de nazaten in feite door de slavernijgeschiedenis een nieuw volk zijn geworden is daarbij de rode draad. Hierover zijn o.a. door Sidney Mintz en Richard Price jaren geleden interessante ideeën ontwikkeld.
De CARICOM heeft een totale bevolking van ongeveer 20 miljoen, waarvan 17 miljoen zwarten (nazaten). De zwarte bevolking van Cuba, Brazilië en de VS bestaat totaal uit ongeveer 58 miljoen mensen. De aantallen nazaten van slaven in de drie Amerikas zijn natuurlijk veel hoger.
e) De CARICOM lijkt geen belangstelling te hebben voor de nazaten van de slaven die zich in Europa gevestigd hebben. Ook hier gaat het om substantiële aantallen die misschien ingezet kunnen worden bij de ontwikkeling van Caribische landen.
f) De verschillende landen die lid zijn van CARICOM zouden ook moeten nagaan hoe het gesteld is met de mensenrechten in eigen land. Grove mensenrechtenschendingen in eigen land verzwakken het verwijt van de ernstige misdaden tijdens de slavernij.
g) Het is wel wat makkelijk om de voormalige kolonisator van alle ellende te beschuldigen. Misschien ook goed om met elkaar vormen van samenwerking af te spreken waardoor zaken als gezondheidszorg en analfabetisme worden aangepakt.

Tenslotte:
Het Caricom 10-punten plan kan een handvat bieden om in gesprek te gaan met Westerse landen om vormen van reparations te realiseren. Het plan bevat naar mijn mening een aantal zinvolle uitgangpunten die de moeite van verdere uitwerking zeker waard zijn. Er zijn ook punten in dit plan waarvan ik mij afvraag of die enige zin hebben om opgenomen in een serieuze discussie over reparations.
Verschillende Westerse landen hebben geprofiteerd van slavernij en kolonialisme. Deze systemen hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de ontwikkeling en rijkdom van het Westen. Een beroep op deze landen om te voorzien in vormen van reparations is dan ook alleszins te rechtvaardigen. Het probleem is de bereidheid van deze landen hun verantwoordelijkheid te nemen en de landen waar nu de slachtoffers van hun beleid trachten te overleven op de een of andere manier te compenseren en te helpen de opgelopen achterstanden weg te werken. Als wij kijken naar de manier waarop Nederland met het eigen slavernijverleden omgaat is er nog een lange weg te gaan. Elke opvatting dat Nederland niet zou hebben geprofiteerd van slavernij en kolonialisme is een ontkenning van de historie en voor de nazaten van de mensen die hieronder geleden hebben een grove en pijnlijke misvatting. Soms lijkt het alsof hierbij een gebrek aan historisch besef een rol speelt, in andere gevallen het opzettelijk bagatelliseren van het feit dat de nakomelingen van de slachtoffers zich nog steeds gegriefd voelen over het onrecht dat hun voorouders is aangedaan.
De voormalige kolonisatoren zullen, ook in hun eigen belang, zich moeten inzetten om de positie van de nazaten van slavernij en kolonialisme te helpen hun achterstanden weg te werken. Dat gezegd hebbend, constateer ik dat er allerlei praktische problemen opdoemen als staten zich bereid verklaren hieraan mee te werken. Een van de (niet denkbeeldige) problemen is dat er het verwijt van nieuw kolonialisme op de loer ligt als getracht wordt invulling te geven aan deze benadering. Ook de medewerking van de politieke machthebbers in de verschillende landen is van cruciaal belang.
Een apart vraagstuk vormt de positie van nazaten die nu in de landen van de voormalige slavenhouders wonen en daar vaak ook in marginale posities verkeren. Als wij de situatie in Nederland bezien dan blijkt dat Surinamers en Antillianen op verschillende maatschappelijke gebieden ondervertegenwoordigd zijn en niet goed presteren. De vraag is dan of dit een gevolg is van het slavernijverleden of dat andere factoren een rol spelen.
Het lijkt alsof het CARICOM plan een plan is van intellectuelen. Geen verwijt omdat dit vaak de mensen in de voorhoede zijn van nieuwe ontwikkelingen. Om alle misverstanden te voorkomen: ik ben een voorstander van reparations voor de gevolgen van de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij. Maar dan zal wel een beter doordacht plan moeten worden opgesteld. Gedragen door de mensen om wie het gaat.

 

Foto © Rogier Meel

Bronnen
Asare, Abena Ampofoa,
The Ghanaian National Reconciliation Commission: Reparation in a Global Age
In: The Global South, Vol. 2, No. 2, Africa in a Global Age (Fall, 2008), pp. 31-53

Beckles, Hillary McD., Britain’s Black Debt. Reparations for Caribbean slavery and native genocide (Kingston 2013)

Bellagamba, Alice, Back to the Land of Roots. African American Tourism and the Cultural Heritage of the River Gambia, in: Cahiers d’Études Africaines, Vol. 49, Cahier 193/194, (2009), pp. 453-476

Benton, Adia en Kwame Zulu Shabazz, “Find Their Level”. African American Roots Tourism in Sierra Leone and Ghana, in: Cahiers d’Études Africaines, Vol. 49, Cahier 193/194, (2009), pp. 477-511

Biondi, Martha, The Rise of the Reparations Movement, in: Radical History Review Issue 87 (fall 2003): 5–18

Bruner, Edward M., Tourism in Ghana: The Representation of Slavery and the Return of the Black Diaspora, in: American Anthropologist, New Series, Vol. 98, No. 2 (Jun., 1996), pp. 290-304

CARICOM REPARATIONS COMMISSION PRESS STATEMENT Delivered by Professor Sir Hilary Beckles (Chairman) on behalf of the CARICOM Reparations Commission Press Conference Regional Headquarters, UWI 10th December 2013
http://caricom.org/jsp/pressreleases/press_releases_2013/pres285_13.jsp (geraadpleegd maart 2016)

CARICOM Reparation Plan for Reparatory Justice
http://www.caricom.org/caricom-ten-point-plan-for-reparatory-justice/ (geraadpleegd maart 2016)

Charter of the International Military Tribunal – Annex to the Agreement for the prosecution and punishment of the major war criminals of the European Axis (“London Agreement”) Artikel 6 onder c
http://www.refworld.org/cgi-bin/texis/vtx/rwmain?docid=3ae6b39614 (geraadpleegd maart 2016)

Chisolm, Tuneen E., Sweep around Your Own Front Door: Examining the Argument for Legislative African American Reparations, in: University of Pennsylvania Law Review, Vol. 147, No. 3 (Jan., 1999), pp. 677-727

Clarke, Kamari Maxine, Mapping Transnationality: Roots Tourism and the Institutionalization of Ethnic Heritage, in: Globalization and race: Transformations in the Cultural Production of Blackness (2006). Edited by M. Kamari Clarke and Deborah Thomas.

Coates, Ta-Nehisi, The Case for Reparations: An Intellectual Autopsy, in: The Atlantic http://www.theatlantic.com/business/archive/2014/05/the-case-for-reparations-an-intellectual-autopsy/371125/ (geraadpleegd april 2016)

Coates, Ta-Nehisi, The Case for Reparations, in: The Atlantic
http://www.theatlantic.com/magazine/archive/2014/06/the-case-for-reparations/361631/ (geraadpleegd april 2016)

Gifford, Lord Anthony, The Legal basis of the claim for Reparations. British Queens Counsel and Jamaican Attorney at Law. Paper presented to the First Pan African Congress on Reparations, Abuja, Federal Republic of Nigeria, April 27-29, 1993. Zie: http://www.shaka.mistral.co.uk/legalbasis.htm (geraadpleegd april 2016)

Gifford, Anthony, The Legal Basis of the Claim for Slavery Reparations, in: Human Rights, Vol. 27, No. 2 (Spring 2000), pp. 16-18

Franklin, V. P., Reparations as a development strategy: the Caricom Reparations, in: The Journal of African American History, Vol. 98, No. 3, (Summer 2013), pp. 363-366

Hartman, Saidiya, The Time of Slavery. In: The South Atlantic Quarterly 101:4, Fall 2002, 757-777.

Hartman, Saidiya, Lose your mother. A journey along the Atlantic slave route, New York 2007

Heywood, Linda en John Thornton, Pinpointing DNA Ancestry in Africa,
http://www.theroot.com/articles/culture/2011/10/tracing_dna_not_just_to_africa_but_to_1_tribe/ (geraadpleegd mei 2016)

Howard-Hassmann, Rhoda E., Reparations to Africa and the Group of Eminent Persons, in: Cahiers d’Études africaines, XLIV (1-2), 173-174, 2004, pp. 81-97.

Howard-Hassmann, Rhoda E. en Anthony P. Lombardo, Framing Reparations Claims: Differences between the African and Jewish Social Movements for Reparations, in: African Studies Review, Vol. 50, No. 1 (Apr., 2007), pp. 27-48

Inter-American Court of Human Rights, Aloeboetoe et al. Case, Judgment of December 4, 1991
http://www.corteidh.or.cr/docs/casos/articulos/seriec_11_ing.pdf (geraadpleegd april 2016)

Inter-American Court of Human Rights, Case of Aloeboetoe et al. V. Suriname, Judgement of September 10, 1993 (Reparations and Costs)
http://www.corteidh.or.cr/docs/casos/articulos/seriec_15_ing.pdf (geraadpleegd april 2016)

Jordan, Coleman A., Rhizomorphics of Race and Space: Ghana’s Slave Castles and the Roots of African DiasporaIdentity, in: Journal of Architectural Education, Vol. 60, No. 4 (May, 2007), pp. 48-59

Mintz, Sidney W. En Richard Price, The birth of African-American culture. An anthropological perspective (Boston 1976)

Nelson, Alondra , Roots and genes. ‘Roots’ sparked an African-American quest for identity through family history. Does DNA finally provide firm grounds?
https://aeon.co/essays/from-roots-to-dna-kits-the-quest-for-african-american-identity (geraadpleegd april 2016)

Oostindie, Gert, The slippery paths of commemoration and heritage tourism: the Netherlands, Ghana, and the rediscovery of Atlantic slavery, in: New West Indian Guide / Nieuwe West-Indische Gids, Vol. 79, No. 1/2 (2005), pp. 55-77

Padilla, David J., Reparations in Aloeboetoe v. Suriname, in:: Human Rights Quarterly, Vol. 17, No. 3 (Aug., 1995), pp. 541-555

Patterson, P.J., Open letter to British Prime Minister David Cameron on the Reparations issue October 8, 2015
http://today.caricom.org/2015/10/10/mere-acknowledgement-insufficient-pj-patterson-to-british-pm-on-slavery/#more-11033 (geraadpleegd maart 2016)

Plessis, Max du, Historical injustice and international law: An exploratory discussion of reparation for slavery, in: Human Rights Quarterly 25 (2003) 624-659

Posner, Eric A. en Adrian Vermeule, Reparations for Slavery and Other Historical Injustices, in: Columbia Law Review, Vol. 103, No. 3 (Apr., 2003), pp. 689-748

Price, Richard, Executing Ethnicity: The Killings in Suriname, in: Cultural Anthropology, Vol. 10, No. 4 (Nov., 1995), pp. 437-471

Report of the International Law Commission on the work of its fifty-third session, 23 April – 1 June and 2 July – 10 August 2001, Official Records of the General Assembly, Fifty-sixth session, Supplement No.10, Extract from the Yearbook of the International Law Commission:- 2001. Downloaded from the web site of the International Law Commission (http://www.un.org/law/ilc/index.htm) zie blz. 86-109 over Reparations (geraadpleegd mei 2016)

Report of the International Law Commission on the work of its fifty-third session, 23 April –
1 June and 2 July – 10 August 2001, Official Records of the General Assembly, Fifty-sixth
session, Supplement No.10. http://www.un.org/law/ilc/index.htm

Rodney D. Coates, If a Tree Falls in the Wilderness: Reparations, Academic Silences, and Social Justice, in: Social Forces, Vol. 83, No. 2 (Dec., 2004), pp. 841-864

Santana Pinho, Patricia de, African-American Roots Tourism in Brazil, in: Latin American Perspectives, Vol. 35, No. 3, The Impact of Tourism in LatinAmerica (May, 2008), pp. 70-86

Schramm, Katharina, Slave Route Projects: Tracing the Heritage of Slavery in Ghana

Soyinka, Wole, Between Truths and Indulgences, in: Transition, No. 103, Cabo Verde (2010), pp. 110-117

Stipriaan, Alex van, Roots and the Production of Heritage, in: Judith Thissen, Robert Zwijnenberg and Kitty Zijlmans (eds.), Contemporary Culture. New directions in arts and humanities research (Amsterdam 2013)

World Conference against Racism, Racial Discrimination, Xenophobia and Related Intolerance http://www.un.org/WCAR/durban.pdf Durban 2001

Wright, Donald R. The effect of Alex Haley’s “Roots’ on how Gambians remember the Atlantic Slave trade, in: History in Africa, Vol. 38 (2011), pp. 295-318

 

Klik hier voor een fotoreportage van de lezing van Dr Leo Balai.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter