blog | werkgroep caraïbische letteren

Lenny Peeters wint schrijfwedstrijd

Voor de tweede keer op rij wint een Vlaming de schrijfwedstrijd van Uitgeverij Contact. Lenny Peeters uit Borgerhout wint met haar verhaal ‘Nanoseconde’ een plek in de schrijfcursus van de uitgeverij ter waarde van € 1200,-.

Lenny Peeters was één van de twaalf finalisten die met behulp van het commentaar van de jury haar verhaal heeft herschreven. Drie finalisten kwamen uit België, een Surinamer (Marcel de Kom) dong mee naar de hoofdprijs en acht Nederlanders. In totaal stuurden driehonderd mensen een verhaal in op de wedstrijd met het thema ‘Schrijf je eigen einde’.

Ook bij de vorige wedstrijd in 2008 won een Vlaming. De vorige winnaar, Raf Goossens, debuteert in november 2010 met zijn roman Kieken zonder kop.

Het thema van de wedstrijd, ‘Schrijf je eigen einde’, werd gekozen naar aanleiding van het boek Het Einde van Chris Impey dat in augustus 2010 verschijnt. Het winnende verhaal ‘Nanoseconde’ zal in ieder exemplaar van Het Einde ingestoken worden.

Hieronder het verhaal van Marcel de Kom – Onvoltooid verleden tijd

De klok tikt in mijn hart bij de eerste stappen op de gladde tegels. Het grove asfalt van de weg heeft mijn schoenzoolrubber laten verslijten. Net als de dubbele banden van de voorbijrazende vierassige truck. Die van links kwam aanrijden. Ik moest rennen en springen toen ik de straat overstak. Mijn zwakke enkels slingerden als papegaaikoppen. Ze zeggen alleen nog maar ‘lorre’ en geen ‘koppie krauw’meer. Niemand zal mijn voeten ruiken op deze dag want ik ruik ze al jaren niet meer. Ik zie alleen maar recht voor mij de deur die open moet op vier tegels afstand. De zon warmt mijn rug en de wind duwt koele lucht in mijn overhemd met korte mouw. Ik ga die deur van glas bossen .

Er is geen weerstand de winkeldeur zwenkt op mijn elleboogstoot open. Een rumoerig vliegtuig boven mijn hoofd: de airco die in de ruimte koude lucht verspreidt. Ik zie waterdruppels op mijn bruine Armani schoenen; zijn het mijn angstzweetdruppels of lekt die airco boven mijn hoofd condensvocht? Zal ik wel een veiligheidsriem omdoen of niet? Want als dat vliegtuig straks omlaag valt dan slinger ik er vanzelf uit als de riem niet vastzit. Dan kan ik dat vallende metaal nog ontwijken. En ben ik niet opgepropt in dat verwrongen aluminium als ik de veiligheidsriem vastmaak. Of maak ik mij zorgen om niets?

Ik loop naar het midden van de winkel waar de toonbank staat van glanzend fineer. De dame erachter met een brede glimlach. En tanden als walabapalen geslagen voor het tegenhouden van wild slachtvee. Toch glanzend wit als ik voor haar ga staan. Ze herkent mij, anders zou ze niet zoveel hebben blootgegeven. De inkijk die ze mij geeft in het boek dat voor haar op de balie ligt, betoverend, haar handen op het midden van de bladzijden. Ze duwde het boek verder open naarmate ik mijn wens kenbaar maakte. Ik wilde mijn adem even inhouden om te denken; wat bedoelde ik nou precies? Een balpen om te schrijven, dat was mijn wens. Die zacht in de hand moest liggen en vanzelf moest rollen over het papier. Haar handen lieten het boek los en het sloeg dicht. De omslag mocht ik zien als een glanzende droom.

Ik herkende haar, mijn gedachten gingen terug naar de voorpagina van de Times , tig jaren terug. Haar verwrongen gezicht gezicht bekneld tussen autostoel en stuur op de foto. Het flitslicht weerkaatsend op het gesprongen glas dat voor haar lag op het dashboard. De foto was zodanig afgedrukt dat een bepaalde indruk ontstond: de omstanders hingen in de lucht en lagen op de grond alsof zij de lijken waren. En de auto zag je in het midden zweven. Het was zeker een fout van de zetter geweest. Dat gebeurde wel eens vaker in die tijd. Zaken werden soms anders voorgesteld dan ze in werkelijkheid waren. Het resultaat was dan wel dat de krant beter verkocht. Alles kwam pas nu weer naar boven. De gedachte aan dat voorval stond weer rechtovereind in mijn hoofd. Ze zou mij nu een goed schrijvende pen verkopen. Hoelang was dat leed nu geleden? En ze deed weer normaal. Behandelde mij zo te zien als elke andere klant. Ze liep naar de andere kant van de toonbank. ‘Met deze kan je heel lang schrijven, rijdt snel over papier en is veilig’. Wat moest ik hiervan denken?

Ze kon die stront maar beter uit haar gedachten wissen, dat ik op haar advies nog iets zou kopen. Ze had al teveel willen bepalen.

Ze ging uitdagend over de toonbank hangen; ‘Als je mij niet meer wil zien dan moet je hier niet in de winkel komen’. Misselijk makende woorden van haar in mijn oren. Toen boog ik voorover om de van haaientanden voorziene balpen aan een ketting in mijn hand te nemen. Als een hond trok zij aan de ketting. Bang dat ik de balpen zou stelen. Ik zou alleen maar een proefrace maken over kladpapier. ‘Waarom stap je dan een winkel binnen waarvan je weet dat daar iemand werkt die je niet aanstaat? Ik had je eigenlijk een kogel door je kop moeten schieten toen ik de kans had. Misschien doe ik dat nog wel. Schrijft deze ballpoint lekker, mijnheer?’ Alsof er niks aan de hand was keek ze mij aan met dikke roodblauw opgezwollen ogen, ze had zeker last van glaucoom. Haar collega kwam dichterbij. Zou ik de balpen maar laten voor wat het was en gewoon naar het vliegveld gaan?

Ik had de fles whisky bij het wakker worden in de ochtend maar beter kunnen leegdrinken. De moed om haar te zeggen wat ik dacht verdween naar mijn blaas. Die stond op springen. Om mij van de angst te kunnen verlossen. Zuiver wit poeder was nodig om mijn gedachten nu te zuiveren.

Als ik de balpen kocht dan zou ik haar weer kunnen schrijven. Over mijn onreine gedachten. Dan zou ik de macht over haar kunnen krijgen. Want ze hield van lezen. Of zou ze nu gewoon alles verbranden wat ik op papier zou zetten voor haar? Was dat niet al eens eerder zo geweest? Alles was al uit de hand gelopen. De auto op zijn kant. De razernij waar ze in verkeerde toen. Ze had de voorpagina gehaald en was even de ster geweest in het nieuws.

De ster wilde ik zijn! Met een foto op de voorpagina van de krant op het moment dat ik mijn diploma in ontvangst zou nemen. Ze had alles voor mij verpest. Op die ene dag aan het einde van het cursusjaar van de schrijversvakschool. De beoordelingsdag. En vanaf dat moment stond voor mij alles op zijn kop. Ik was totaal verrot van binnen. Het leek erop alsof mijn darmen steeds korter werden. De onophoudelijke stroom uit de darmen die niets meer vasthouden. Alleen een kurk met watten in de kont was de amateurististische oplossing voor mij als niet-verzekerde. En de kurk drie keer per dag eruit trekken was het recept. Dan had de voorverwarmde pindasaus een uitweg.
Ik wilde al niet meer naar de dokter om te horen wat ik toch al wist. Het zou alleen maar tijd- en geldverlies zijn. Zelfs de kogel die ze mij toewenste vanachter de toonbank was nog vriendelijk bedoeld. Ze kon zelf maar beter een oogmasker dragen om niet herkend te worden. Want het was niet voor het eerst dat ze zulke uitspraken deed. Het waren dezelfde woorden uit haar verleden toen ze als rekruut over leven en dood van niet juist schrijvende schrijvers bepaalde. Wat eerst een nachtelijke escapade moest zijn geweest met haar bleek later een ordinaire manier te zijn om mij uit de weg te ruimen.

Het was de verleiding van haar geweest die mij tot het punt van alles durven schrijven had gebracht. En dan was zij de hoogbegaafde docent in het lokaal waar de opleiding werd verzorgd. Ik werd in de val gelokt als een domme gans die vetgemest werd. Elke keer dezelfde woorden: ‘Schrijf gewoon wat op je hart ligt. Laat je woorden gaan over papier.’ En daar ging ik dan; trechter in mijn bek en ik werd iedere dag gevoed met hoogbegaafd voedsel van een onbevoegde docent. Die zij was. Ja, dat wist ik toen nog niet. Een bamboebuis werd nog even in mijn reet gepropt om de stroom gaande te houden. Aan het einde van iedere les werden de volgeschreven velletjes papier netjes verzameld.

En na een jaar kwam de beoordeling door haar. Toen werd alles duidelijk. Als pionnen op een schaakbord werd alles in positie gebracht. Er werd een uitleg gegeven aan hetgeen ik had geschreven. Alles werd op zijn kop gezet. Elk woord van mij werd anders uitgelegd. Daar had ik het niet voor geschreven. Ik wist wel een betere uitleg te geven. Ik werd door haar gezien als een tegenstander. Alsof ik een officiële verklaring had afgelegd voor de krijgsraad te velde. En aan het einde van die avond bood ze aan om mij naar huis te brengen, om zoete broodjes met mij te bakken. ‘Het was allemaal niet zo erg bedoeld’ zei ze. De richting die ze reed was een sluiproute om mij af te leveren. Ze bracht me niet naar huis. Ze reed een eenrichtingsweg die alleen maar leidde naar het kampement van de rekruten. Een kruising verder stopte ze de auto en een lange kerel stapte achter in. Nog geen seconde erna zag ik niets meer, een zak werd over mijn hoofd getrokken. De banden gierend over het asfalt en de auto maakte een bocht. Ik voelde iets om mijn middel trekken over de veiligheidsriem. Uit alle macht zwaaide ik met mijn armen in het donker. Ik voelde bonken op mijn hoofd. Hoorde ruis en gekras van de radio die van zijn vaste zender verschoof. Doffe klappen in mijn maag, ik werd misselijk. Duizelig in mijn hoofd. Ze zette haar tanden in mijn vuist. Mijn voeten duwde ik in het stuur. Het leek alsof ik in het reuzenrad op de kermis omhoogging. En daarna het geschreeuw van alle kanten.

‘Wil je die ballpoint nog kopen met dat plastic balletje of die metalen kogel?’ Ik had geen behoefte meer aan haar gesmeek zodat ze een goed begin zou hebben van de dag. Door wat te verkopen aan mij. En ik moest dit maar zien als de enige genezing die ik gratis kon krijgen voor mijn geest. Mijn lichaam was al over zijn vervaldatum heen. Ze mag van mij achterblijven in haar onvoltooide tijd. Voor mij was mijn verleden voltooid. Het vliegtuig was wachtende. De weg naar mijn bevrijding na zoveel jaren.

De deur zwaaide achter mij dicht. Er was nog het nasuizen in mijn oren van het aircogeluid, als een lange pieptoon. Ik zag de grijze trottoirtegels als hoekjes in mijn ogen.

Aan de overkant van de straat de volle ochtendzon op het dak van mijn glanzende witte auto. Een blinde vlek in mijn ogen. Ik keek eerst naar rechts voor de zekerheid. Want uit die richting zou een vrachtwagen kunnen komen. Of was het links? Ik zag alleen de schittering van de zon. En een donkere wolk die mijn kop zou gaan bossen.

Bossen: Surinaams/Nederlands: kapot maken, rammen
Walabapalen: houtsoort die in grillage vormen splijt en dienst doet als weilandomrastering
De Times: ochtendkrant in de rep. Suriname

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter