blog | werkgroep caraïbische letteren

Laudatio’s voor dr Karin Amatmoekrim

Op dinsdag 26 september 2023 promoveerde Karin Amatmoekrim op het proefschrift In wat voor land leef ik eigenlijk? Anil Ramdas onmogelijk kosmopoliet. Hieronder de laudatio’s van promotoren prof. Yra van Dijk en prof. Michiel van Kempen.

De overhandiging van de doctorsbul door prof. dr Wim Willems, secretaris van de promotiecommissie, aan de nieuwe doctor.

[Laudatio door prof. dr Yra van Dijk, Universiteit Leiden]

Weledelzeergeleerde doctor Amatmoekrim, lieve Karin,

Een biografie die een dissertatie is, stelt en beantwoordt een onderzoeksvraag. Een leven wordt geanalyseerd in het licht van die vraag. Jij vroeg ‘wat de positie is van de postkoloniale intellectueel in de veranderende westerse context’, oftewel: Hoe keek Nederland naar een intellectueel van kleur? Dat is een vraag die over Ramdas gaat, maar ook over jouzelf.

Net als bij iedere biografie zijn we dus geneigd ons af te vragen hoezeer de biograaf ook zichzelf beschrijft. Is In wat voor land leef ik eigenlijk? ook een boek over Karin Amatmoekrim zelf?

Je zou het kunnen denken, want je hebt natuurlijk het een en ander met Anil Ramdas gemeen. Jullie delen een Surinaamse afkomst, jullie hebben een vergelijkbare (enorme) ambitie,  waren beiden migranten, intellectuelen en kosmopolieten.

Toch zijn de verschillen groot. Waar Ramdas brutaal was, ben jij eerder verlegen, zoals je beschreef in een NRC-column van vorig jaar: ‘schuw’, noemde je dat zelfs: iemand die zich verbergt achter haar woorden en haar tekst.

Yra van Dijk tijdens haar laudatio.

En waar Anil Ramdas eigenzinnig was, toonde jij je zeer bereid om suggesties aan te nemen nadat je je voor het eerst meldde met plannen voor een biografie en proefschrift ineen, zes jaar geleden. Je stelde veel vragen, las meteen wat co-promotor Michiel van Kempen en ik, je aanbevalen. Zocht en vond postkoloniale theorie, dissertaties van je voorgangers en internationale collega-biografen.

Tenminste, je leek bescheiden. Als iemand het waagde om zich tegen je boek te keren, of tegen Ramdas, stond je pal voor je onderwerp en voor je werk. Vanmiddag heeft iedereen gezien hoe dat eruit ziet: hoe bevlogen je je academische werk verdedigt. Anil Ramdas komt in je boek naar voren als een moreel mens, als een geleerd mens, en ook als een serieus mens. Ook voor jou gelden alle drie die kwalificaties.

Ramdas zou dertig jaar geleden promoveren bij mijn vader, Teun van Dijk, en bij Bram de Swaan. Door tegenwerking van het ministerie is dat er niet van gekomen (wie er meer van wil weten moet je boek maar lezen). Dat jij hier nu staat, zou Anil vast net zoveel plezier hebben gedaan als het ons nu doet. Het was voor Michiel van Kempen en mij een groot voorrecht bij je project betrokken te zijn. De dissertatie waarin het geresulteerd heeft, is een ontluisterende analyse van de Nederlandse postkoloniale samenleving en de gevolgen daarvan. Dat die leest als een klassieke tragedie, is jouw extra verdienste als literair auteur.

Dat je je in die zes jaar bovendien ontwikkelde tot een publieke intellectueel van formaat, onder andere door een spraakmakende serie in de Correspondent, terwijl je daarnaast privé het nodige meemaakte, maakt je prestatie alleen maar indrukwekkender. Ook je kinderen, Sumi en Lee, zullen vervuld zijn van bewondering en trots op hun geleerde moeder (zelfs als ze misschien niet de leeftijd hebben om dat vaak uit te spreken). Je eigen moeder zag ik de hele verdediging heel streng kijken naar de opponenten, en ontroerd kijken bij het uitreiken van de bul.

Jouw aanvankelijke bescheidenheid toonde zich afgelopen week nog éénmaal, toen je naast je zenuwen voorzichtig suggereerde dat we er vandaag misschien ook ‘een klein fééstje’ van konden maken. Lieve doctor, misschien mag ik je hier een allerlaatste maal een kleine tekstcorrectie suggereren: we gaan er een gróót feest van maken.


De promovenda met haar paranimfen Marian Duff en Jan Maarten Boissevain, in afwachting van de promotieplechtigheid.

[Laudatio door prof. dr Michiel van Kempen, Universiteit van Amsterdam]

Lieve doctor Karin,

Vijftien jaar geleden, toen mijn leerstoel nog maar een paar jaar bestond, hebben we bij NWO een groot plan ingediend waarbij drie promovendi een deelonderzoek tot hun proefschrift konden maken, waarna ik als promotor een synthetisch deel kon schrijven. Het heette Understanding You as I en het plaatst zich in het hart van de postkoloniale literatuuranalyse, zoals de titel al duidelijk aangaf: kunnen we teksten uit andere culturen begrijpen, hoe komen we het postkoloniale ravijn over? Jij was een van die drie promovendi, en ik twijfelde er niet aan dat het project een grote kans van slagen had, wat ook werd bevestigd door de superlatieven van de vier beoordelaars. Maar tot onze grote frustratie werd het project niet gehonoreerd. Vandaag de dag zou dat bizar geweest zijn, dat was het toen ook al, maar verdedig je maar eens tegen een onwelwillende wetenschappelijke moloch.

Achteraf denk ik dat dat in ieder geval voor jou nog helemaal niet zo slecht is geweest. Want je had toen al twee romans gepubliceerd en een derde kwam eraan. En de twee zielen in je streden onderling een fikse strijd: moest je de literaire kant op, of de academische? En die strijd was door de beslissing van NWO voorlopig beslecht. Je hebt daarna je literaire talent prachtig uitgerold. Je intellectuele nieuwsgierigheid had je overigens al bewezen met je doctoraalscriptie over etniciteit in de Surinaamse literatuur geschreven bij mijn voorganger Bert Paasman. Die nieuwsgierigheid en je persoonlijke engagement heb je literair nooit zo krachtig neergezet als in je laatste boek, Tenzij de vader.

Michiel van Kempen in gesprek met de moeder van de promovenda, Marie Amatmoekrim. Foto Yvette Kopijn.

En toch bleef die gedachte aan een academisch proefschrift bij jou broeien. En toen Yra van Dijk je de kans bood om dat te verwezenlijken, greep je die kans met beide handen aan. En dan nog wel over Anil Ramdas die behalve een intellectueel uitdagend onderwerp, ook een voor deze tijden urgent object van beschouwing is, en die bovendien voor jou als essayiste een groot voorbeeld geweest is. Er diende zich een professor van grote reputatie uit Londen als copromotor aan, maar toen al snel bleek dat haar vermogen om zich aan de professorale verplichtingen te onttrekken even groot bleek als haar reputatie, kwam ik in beeld. En ik was blij en trots dat jij en Yra mij ingeroepen hadden, niet alleen als herkansing voor het project uit 2009, maar vooral omdat dit promotieproject in mijn ogen twee auteurs samenbrengt die enkele van de beste Nederlands-Caraïbische boeken ooit hebben geschreven: Anil Ramdas en jijzelf.

Natuurlijk waren jouw twee zielen in de jaren die je aan dit boek hebt gewerkt ook aan het werk. Het was goed te merken hoezeer je voortdurend de essayistische kant op wilde, en ik genoot daar zeer van, want veelal is academisch proza voor een begeleider toch ook wel een vorm van licht masochistische marteling. Dat was bij jou allerminst het geval. Maar het betekende soms ook dat je een van je sierlijke formuleringen de nek moest omdraaien en dat je een vorm van analyse en formuleren moest binnenhalen die niet altijd compatibel is met wat jouw eigenwijze pen je direct ingeeft. Het is maar goed dat er altijd de, zoals jij haar terecht karakteriseert ‘angstaanjagend intelligente promotor’ Yra van Dijk was, die altijd kwam met de angstaanjagende tegenwerping ‘Maar…’ en die daarmee die jou en misschien ook mij wel op het juiste methodologische pad hield. Zo kon je slagen voor het zwaarste examen: dat van cardiologie van de migrantenziel. En daar feliciteer ik jou, je moeder, je kinderen en je andere naasten allerhartelijkst mee.

Behalve bevrediging van je intellectuele nieuwsgierigheid heeft dit schitterende boek over Anil Ramdas je nog iets wezenlijks gebracht. Dat bracht je zelf onlangs onder woorden in een van je columns, waarin je uitlegt waarom je trots bent op je academische titels. Je signaleert daar een heel Hollands verschijnsel: dat je niet de vlag voor je eigen verdiensten mag uithangen. Je memoreert hoe een man lang geleden nogal smalend deed over het feit dat je op je visitekaartje je doctorandustitel had vermeld. Je schrijft:

“Ik was trots op die titel. Hij stond niet alleen voor een afgeronde academische studie, maar vooral ook voor de eenzame weg die ik eerst als middelbare scholier had afgelegd, een weg die slingerde tussen kinderen die zo vanzelfsprekend thuis waren op het gymnasium, die na school thuis kwamen en er een pot thee en serene kalmte vonden, een weg die naar mijn eigen flat terugleidde, waar het liefdevol maar druk was, met kleine zusjes en broertjes en een alleenstaande moeder die tot laat werkte, waar ik eerst moest koken en opruimen en de kleintjes naar bed moest brengen, en pas daarna tijd had voor huiswerk. Die titel was een beloning omdat ik als eerste van mijn familie, alle generaties voor mij meegeteld, naar de universiteit ging.”

En je eindigt ermee dat je geen visitekaartjes meer hebt, maar dat je ze na het behalen van je doctorstitel misschien wel weer laat drukken “alleen om die nieuwe titel erop te zien prijken.” Ik zou zeggen: morgen direct naar de printerette. En ik zal afsluitend ook nog uitleggen waarom, behalve om die uiterst valabele reden die je zelf al zo goed onder woorden hebt gebracht in je column.

De promovenda tijdens haar verdediging, geflankeerd door haar paranimfen.

Je zult ongetwijfeld binnen afzienbare tijd naar Suriname vliegen om daar je prachtboek te presenteren. Je boek is veel te duur voor de gemiddelde Surinamer, maar daar weten ze daar wel raad mee, ze herdrukken het gewoon op een iets kleiner formaat met hetzelfde omslag, zoals ze ook gedaan hebben met Badal van Anil Ramdas, rechtenvrij zullen we maar zeggen. Welnu, toen ik zelf kort na het behalen van mijn doctorstitel naar Suriname vloog, raakte ik aan de praat met een heer uit Nickerie. Er werd in die tijd nog zoveel Black Cat rum geschonken op het traject naar Zanderij dat de KLM er bijna aan failliet ging. Die Nickeriaanse heer had het zijne aan dat nakende faillissement bijgedragen en hij vroeg me op een gegeven moment om mijn visitekaartje. Daar stond mijn doctorstitel op, want ik heb net als jij een lange weg afgelegd, ik kom net als jouw uitgever uit Brabant en je weet, dan ben je al bijna in de Derde Wereld. Goed, die Nickeriaanse heer bekeek het kaartje even en zijn gezicht begon direct te stralen. Ik werd vervolgens vergast op een lang verhaal over zijn moeder die aan een serieuze ziekte leed. En of ik de symptomen herkende. Dat deed ik. En welke behandeling dan het beste was. Ook daar had ik een Black Cat-antwoord op. Je begrijpt: die mevrouw leeft niet meer Maar wat ik maar zeggen wil: die nieuwe visitekaartjes van jou bezegelen niet alleen dat je de finish van een zeer lange weg hebt gehaald, maar ook dat je in het oog van miljoenen mensen het hoogst haalbare hebt bereikt: de status van geneesheer, al is er soms lichte verwarring over het object van onderzoek.

Een volle promotiezaal in het Leidse Academiegebouw.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter