blog | werkgroep caraïbische letteren

Laat Indonesiërs ‘ons’ koloniaal verleden onderzoeken

Het koloniale verleden in ‘De Oost’ staat volop in de belangstelling. Maar waarom stellen we onze archieven dan niet open voor Indonesische onderzoekers, vraagt Rick Honings, Scaliger-hoogleraar Bijzondere Collecties aan de Universiteit Leiden.

Indonesische nationalisten schreven na de Japanse capitulatie overal anti-Nederlandse leuzen op, zoals hier op het monument ter ere van Van Heutsz in Jakarta. Zij deden dat in het Engels, omdat vlak na de capitulatie de Britse militairen tijdelijk het gezag over Indonesië uitoefenden. Links staat goed leesbaar: ‘Indonesië never again the “life-blood” of any nation!’ Rechts staat: ‘Respect our constitution of august 1945. We are a free nation, conceived in liberty, and dedicated that all men are created equal.’.

Het koloniale verleden van Nederland in Indië staat volop in de belangstelling. In het jaar 2020 was Indonesië 75 jaar onafhankelijk; tijdens een staatsbezoek aan het land bood koning Willem-Alexander zijn excuses aan voor het Nederlandse geweld tijdens de dekolonisatieoorlog (1945-1949).

De laatste jaren is het Nederlandse zelfbeeld aan het wankelen gebracht. Hoewel de helft van de Nederlanders trots schijnt te zijn op het koloniale verleden, voeren in het publieke debat de kritische geluiden de boventoon.

Dit is onderdeel van wat je Nederlandse Vergangenheitsbewältigung kunt noemen: die term die wordt gebruikt voor het proces in Duitsland om in het reine te komen met zijn naziverleden. Indonesiërs werden niet in concentratiekampen opgesloten en Nederland heeft geen zes miljoen Holocaustdoden op zijn geweten, maar ook ons land worstelt met een beladen verleden. Het besef daalt in dat het koloniale project in ‘de Oost’, zoals alle vormen van kolonialisme, gestoeld was op discriminatie, onderdrukking en geweld.

Die veranderde visie heeft nog onvoldoende geleid tot het bewustzijn dat Nederland Indonesië en Indonesiërs hard nodig heeft om zijn verleden onder ogen te zien. David Van Reybrouck sprak voor zijn boek Revolusi (2020) de laatste getuigen van de koloniale tijd, maar die zijn intussen grotendeels overleden. Het is belangrijk om een paar cruciale stappen te zetten.

Tegenperspectief

In de eerste plaats is er meer onderzoek nodig naar Indonesische perspectieven om de eenzijdige Nederlandse blik op het kolonialisme bij te stellen. ‘De tijd is voorbij dat het ene volk het andere overheerst’, schreef de Javaanse prins Raden Mas Haryo Soerjosoeparto al in 1913 in een reisverslag. De bronnen die een tegenperspectief kunnen bevatten op het koloniale verleden liggen voor het oprapen, bijvoorbeeld in de Asian Library in Leiden.

Die heeft de grootste Indonesië-collectie ter wereld, maar de stukken zijn geschreven in het Balinees, Javaans en Maleis. Deze bronnen worden nog maar mondjesmaat gebruikt, omdat de expertise om ze te lezen in Nederland aan het verdwijnen is. Zo is het niet meer mogelijk om aan een Nederlandse universiteit Javaans te studeren en Javaans schrift te leren lezen, waardoor er nog maar een handjevol Javanici over is. Gezien de huidige behoefte aan een ander perspectief is dat wrang.

Het is bovendien vreemd dat er van Nederlandse kant nog altijd amper wordt samengewerkt met Indonesiërs. Voortdurend verschijnen er historische studies over Indië die geschreven zijn door Europese wetenschappers. Het wordt hoog tijd dat Indonesiërs óók in Nederland de kans krijgen om hun verhaal over het kolonialisme te vertellen. Juist omdat ze geworteld zijn in een andere cultuur en met andere ogen naar het koloniale verleden kijken, zijn ze in staat om een ander perspectief te bieden.

Ereschuld aan Indonesië

Om die samenwerking te bevorderen moet het academische onderwijs in Nederland voor Indonesiërs worden opengesteld. Een student van buiten de EU die Nederlandse Taal en Cultuur of Geschiedenis wil studeren, moet nog altijd het ‘hoge instellingstarief’ betalen. Dat is toch al gauw zo’n 16.000 euro per jaar, terwijl het minimumloon in Jakarta (het hoogste van de archipel!) slechts zo’n 225 euro bedraagt. Een Indonesische hoogleraar verdient misschien drie keer zoveel, maar niet genoeg om zijn zoon of dochter in Nederland te laten studeren. In 1900 stelde Conrad Theodor van Deventer, de ideoloog van de ethische politiek, dat Nederland tegenover de Indonesiërs een ‘eereschuld’ had. Die is anno 2021 nog niet ingelost.

Pas als er veel meer geïnvesteerd wordt in het onderzoeken van Indonesische bronnen, de samenwerking met Indonesiërs wordt bevorderd en studenten de kans krijgen om in Nederland (goedkoop? gratis?) te studeren, neemt Nederland zijn eigen Vergangenheitsbewältigung serieus.

[uit Trouw, 19 november 2021]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter