blog | werkgroep caraïbische letteren

Kurá van Willem van Lit (5)

Dit is deel 5 van de synopsis van Kurá, het nieuwe boek over de situatie op de Nederlands Caribische eilanden dat binnen afzienbare tijd zal verschijnen. Het draait daarbij om de oriëntatie op het goede leven.

Gebouw van het rk bisdom, Otrabanda, Willemstad, Curaçao. Op de achtergrond de Emmabrug. Foto © Michiel van Kempen

 

 

 

Natie en autonomie
‘Bildung’ en ‘nation building’. Het ligt dicht bij elkaar. Als Bildung betrekking heeft op individuele burgers, gaat nation building over de collectieve ontwikkeling van de natiestaat: het collectieve niveau van educatie, morele vorming, de sociaal-economie, kortom wat John Rawls noemt de welgeordende samenleving. De vraag in dit verband is wat zelfredzaamheid voor het eiland of de eilanden betekent. Wat is de betekenis van autonomie of zelfstandigheid in hun geval en in hoeverre is dat bepalend voor het goede leven? Uit de interviews komt in grote lijnen het volgende beeld naar voren.
• Mensen willen zeker niet onafhankelijk worden;
• Men sluit onafhankelijkheid op termijn niet uit;
• Onafhankelijk worden is een kreet die alleen maar als politiek pressiemiddel wordt gebruikt;
• Men wil overtuigd wel onafhankelijk worden op korte termijn.
De overgrote meerderheid [op Curaçao – red. CU] vindt dat onafhankelijkheid voorlopig niet haalbaar is of dat dit idee – tegen de achtergrond van globalisering, de positie en hoedanigheid van de eilanden – niet gewenst is en achterhaald. Dit beeld komt min of meer overeen met wat andere onderzoeken, zoals een opinieonderzoek van Wouter Veenendaal in 2015 ook zegt.
Er zijn verschillende referenda geweest in de afgelopen twintig jaar en hierbij hebben mensen nooit voor een eigen toekomst gekozen, zegt een van mijn gesprekspartners. Men maakt altijd een defensieve keuze: beschutting en lijfsbehoud, dus niet voor volledige onafhankelijkheid. Deze keuze heeft echter altijd enorm polariserend gewerkt in de samenleving: de emoties over de relaties laaien geregeld hoog op. De basis voor deze wankelmoedigheid is gebrek aan vertrouwen. Niemand was in staat – als voorman – leiding te nemen om de collectieve energie te ontwikkelen tot volledige zelfbeschikking te komen. En dit zou toch de basis moeten zijn voor het vertrouwen in het goede leven. Iemand zegt dat het jarenlange gedoe rond de staatkundige hervormingen vooral een (juridisch) steekspel was en voor bestuurders een vluchtroute om aan hun verantwoordelijkheid te ontkomen.
Vertrouwen kan pas ontstaan als er sprake is van volledige wederzijdse evenwaardigheid in de betrekkingen: tussen de eilanden en Nederland, maar ook tussen de eilanden onderling. Men moet daarbij tevens partners op evenwaardig niveau vinden in het Caribische gebied, Latijns-Amerika en de VS.

 

Otrabanda, Curaçao, ca. 1968.

Net zoals onafhankelijkheid achterhaald is volgens een aantal, zo is ook nationalisme een achterhaald idee. Sommigen openen rechtstreeks de aanval op extreme uitwassen van nationalisme en laten duidelijk hun afkeer merken. Ook zoals Karl Popper zegt, is nationalisme een misleidend idee, waarbij nooit duidelijk is waarom dat moet worden geaccepteerd als een ‘fundamentele politieke categorie’. Het is de doctrine van het uitverkoren volk of – nog een stap verder – het uitverkoren ras, opgevat als een theïstisch of natuurwettelijk dogma en gebaseerd op het historisch determinisme. De vorming van de natie zou geschiedkundig verklaard kunnen worden als de voortdurende strijd tussen volkeren en rassen, waarbij de beste (sociaal-darwinistisch gedacht) als overwinnaar naar voren komt. Op deze wijze is de lotsbestemming van de mens te profeteren. Deze gedachtegang is misleidend omdat het uitgaat van superioriteit van rassen of volkeren. Deze superioriteit moet men voortdurend bevechten. Het is de doctrine van het antagonisme en het geweld. Kolonialisme en racisme zijn voortbrengselen van deze ideologie (Karl Popper en Achille Mbembe). Nationalisme vertolkt ‘de Geest van het volk’ – ook te lezen als het bloed van het uitverkoren ras – en dit zou de basis vormen voor de staat: de natiestaat. De anderen – die daarbuiten – zijn dan de natuurlijke vijanden. Permanent.
Nationalisme heeft racistische trekken. Dat komt ook op Curaçao wel naar voren. Karel Frielink heeft in een tweetal toespraken dit ook genoemd. Twee Curaçaose politici lieten duidelijk merken dat sommige bestuurders op Curaçao weg moesten omdat er één niet op het eiland geboren was en de ander omdat die getrouwd was met een Europese Nederlander. Een andere politicus liet expliciet merken dat Curaçaoënaars die in Nederland hebben gestudeerd fout zijn omdat ze hun Afro-Caribische cultuur zouden hebben ‘verloochend’. Volgens deze man is Curaçao geen multiculturele samenleving en zijn anderen daarom niet welkom. Men maakt vanuit nationalistische opvattingen hierbij duidelijk onderscheid naar afkomst, waarbij de ‘vreemdeling’ niet meer past in een ‘zuivere’ of ‘gezuiverde’ eigen samenleving. Dit ligt gevaarlijk dicht aan tegen racisme en discriminatie. Nationalisme in de extremistische vorm gaat niet uit van evenwaardige wederkerigheid. Hiermee haalt men de basis van vertrouwen onderuit en zal zelfrespect ondermijnd worden.

 

De eilanden hebben door hun eeuwen afhankelijkheid van anderen duidelijk een kolonialistisch en racistisch verleden. Hierdoor zijn de verhoudingen tussen mensen mentaal gezien doordrenkt van het idee van ongelijkwaardigheid. Dit speelt op elk maatschappelijk terrein een grote rol. Men raakt die mentale instelling en cultuur niet snel kwijt. Deze situatie van eeuwen heeft onder andere geleid tot wat ik noem de vermeende ondoorgrondelijkheid van de cultuur en de paradox van het zwijgen. Buitenstaanders mogen geen kritiek hebben op de Afro-Caribische cultuur omdat zij nooit in staat kúnnen zijn deze ook maar bij benadering te kennen. Dit ligt aan de basis van het cultuurrelativisme. Hieruit volgt de paradox van het zwijgen ‘Niemand kent ons, iedereen weet, niemand spreekt’, zo heb ik dat zelf ooit besproken [Willem van Lit, Cariben laten we het onmogelijke vragen, pag. 210 – 216.]. Het is het fenomeen dat ook Marcha en Verweel hebben besproken in hun bekende werk over de cultuur van de angst [Marcha en Verweel, De cultuur van de angst, pag. 116.]. Zwijgen als een vorm van onverzettelijkheid; men mag ons niet kennen: ‘als wapen tegen de veroorzakers van de angst’.
Naast de antagonistische vorm van nationalisme bestaat er ook een vorm van constructief patriottisme of vaderlandslievendheid. Dit is een kracht die – onder andere in navolging van Gandhi of Nelson Mandela – kan leiden tot positieve energie die, zoals Martha Nussbaum zegt, leidt tot betekenis geven aan een gezamenlijk menselijk bestaan en een rechtvaardige samenleving. In deze opzet is men wel bereid offers te brengen voor het algemeen belang. Constructief patriottisme kan ontstaan onder bepaalde voorwaarden, zoals overlappende consensus bij politieke principes onder redelijke burgers, het vermogen tot medeleven, voldoende vertrouwen en het betrachten van evenwaardige wederzijdsheid. In de situatie van de Caribische eilanden hebben we gezien dat er nu juist op een aantal van deze vlakken problemen aan te geven zijn.

 

Vervolg – deel 6 – klik hier

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter