blog | werkgroep caraïbische letteren

Kurá van Willem van Lit (2)

Dit is deel 2 van de synopsis van Kurá, mijn vierde boek over de situatie op de Nederlands Caribische eilanden dat binnenkort zal verschijnen.

Foto © Ruth San A Jong

Het goede leven
“Een idee over wat een goed leven is, zal op de eilanden niet veel afwijken van wat men elders vindt”, zo zei een van de mensen die ik interviewde: “wel denkt men anders over de weg daarheen.” [Ik heb zowel mannen als vrouwen geïnterviewd, maar ik gebruik in dit verhaal steeds de mannelijke vorm. Sommige vrouwen zullen mogelijk hun uitspraak herkennen, terwijl ik het heb over ‘hij’. Daarmee is ook ‘zij’ bedoeld.] Iedereen heeft wel een idee over wat een goed leven moet zijn. De meesten van ons lopen rond met plannen en droombeelden. Geluk betekent dat men kans ziet die plannen te verwezenlijken. Toch is het voor ieder weer anders. Als men kijkt naar de eilanden bepaalt uiteraard de situatie wat de richting van dat streven zal zijn; immers het gewone leven is er al anders dan elders. Het gaat erom te ontdekken wat mensen vinden van het goede leven en hoe men dat zou willen bereiken.
In een opstel over autonomie in De Groene Amsterdammer (‘Het kasboek en de bijbel’, 27 juli 2017) stelt Stephan Sanders dat voor de mens autonomie kennelijk het ultieme streven is. Hij zet daar een aantal kanttekeningen bij: “Het is een doctrinaire ontwikkeling die niet alleen mogelijk maakt of vrijheid biedt, maar ook aanbeveelt en voorbeelden stelt in onze zoektocht naar het veelgeroemde Goede Leven”. Hij schrijft het goede leven een beetje snerend met hoofdletters. Autonomie, zo beweert hij is het nieuw heilige en absolute beginsel waarbij de mens nu hij van het oude anker van moraliteit – God – is losgeslagen, zich aan dat begrip vastklampt. De vrijheid van het individu, waarbij hij zich in volledig autonoom denken en doen moet opstellen, is een onverbiddelijk imperatief. Dat is de enige manier waarop hij zich onafhankelijk kan manifesteren. Dit – autonomie – heeft op de eilanden een bijzondere betekenis en bepaalt voor een groot deel de context van waaruit men op collectief eilandelijk niveau richting zoekt naar het goede leven. Dat heeft alles te maken met de geschiedenis van het kolonialisme en het racisme, zoals we later zullen zien.

 

Vrijdag en Robinson Crusoë

Kapitein Achab gaat in zijn waan en eigengereid handelen ten onder tegen Moby Dick. Robinson Crusoë is niets zonder zijn metgezel, de ‘edele wilde’ en ook Remy is in Alleen op de wereld een beklagenswaardig persoon. De mens is – hoe onverkwikkelijk soms ook – een sociaal wezen. Hij kan niet bestaan zonder de ander. De beul is niks zonder zijn slachtoffer. De homoseksueel – hoe soeverein autonoom hij of zij zich ook wil manifesteren – streeft in zijn wens tot gelijkheid het huwelijk na met iemand van zijn geslacht en hij begeeft zich daarmee in gelijkwaardige gebondenheid mét die ander. Dat is onvermijdelijk. De mens heeft naast het imperatief van autonomie er nog één: die van het leven mét anderen, het samen leven. Het goede leven krijgt dan ook pas inhoud bij dat sociale axioma. Als autonomie in de Nederlands-Caribische omgeving al een bijzondere betekenis heeft, dan geldt dat ook voor de sociale maxime, de opdracht om samen te werken met anderen. Deze twee samen bepalen de bijzondere richting in de weg naar het goede leven. Daar gaat het om in dit verhaal. De verwevenheid tussen enerzijds zelfbeschikking en anderzijds samen leven én de diverse knooppunten die daarin te herkennen zijn, komen in dit verhaal steeds weer terug. Soms is dat een netelig vraagstuk, soms een vanzelfsprekendheid in het besef dat het ene onmogelijk is zonder het andere. Dit komt ook naar voren uit de verhalen die ik van de mensen hoorde. Deze tweestrijd laat ik hier in verschillende opzichten terugkomen.
In de interviews vroeg ik naar het goede leven en wat dat betekent voor mensen. Mijn idee over dat begrip is –samengevat – het volgende. Het goede leven begint voor ieder afzonderlijk bij een normatieve of bindende oriëntering op hoe hij of zij ten diepste wil leven. Dit is een individuele vraag waarop een persoonlijk antwoord past. Deze gezindheid gaat samen met een noodzakelijk gevoel van eigenwaarde dat gebaseerd is op de zelfverantwoordelijke rede. De mens beseft dat hij voor de beleving van de vrijheid op zichzelf is aangewezen (bewustzijn). Doordat hij eerst en vooral een sociaal wezen is, kan hij niet zonder interactie met anderen. Taal als verbindend mechanisme schiep de mens; niet de mens de taal. De mens bezit het vermogen en bedrevenheid tot continu voortgaande ontwikkeling van vaardigheden en activiteiten (inherente motivatie tot het uitvoeren van immer complexere handelingen). Bij dit vermogen heeft hij anderen nodig. Hij exploreert, ontwerpt en ontgint hiermee een eigen levensplan waarin hij op redelijke wijze het goede én het juiste wil nastreven. Voor de verwezenlijking daarvan is zelfrespect het belangrijkste middel. Bij het streven naar het goede leven staat zelfredzaamheid voorop. Hierbij dient de mens zijn hoedanigheid van sociaal acteren, zijn cognitieve en intellectuele krachten in samenhang te gebruiken en toe te passen. Evenwaardige wederzijdse betrekkingen zijn doorslaggevend als hij wil slagen. Evenwaardige wederkerigheid betreft de interactie van dienst en wederdienst in het intermenselijk verkeer. Dit laatste is het werkend beginsel van medemenselijkheid. Het goede leven vindt op vier niveaus plaats: het individu, de groep (bijvoorbeeld in de wijk of bij een beroepsgroep), de samenleving als geheel en het nationaal niveau. Door interactie en medemenselijkheid ontstaat er een intermenselijke en collectieve verwevenheid, waarbij de best mogelijke condities worden geschapen om te werken aan gemeenschappelijke en individuele levensplannen. Dit gecombineerde vermogen heet sociabiliteit. Geluk ontstaat wanneer de mens min of meer succesvol is bij het uitvoeren van zijn levensplan.
Dat idee over het goede leven heb ik ontleend aan onder andere Joep Dohmen, Fernando Savater, Immanuël Kant, Charles Taylor, John Rawls, Aristoteles en Jan Pieter Guépin.

 


Levensplan en niveaus van het goede leven
Op twee punten geef ik nog even een toelichting: het levensplan en de niveaus waarop het goede leven plaats vindt. Een levensplan is in eerste instantie een persoonlijk plan dat waard is nagestreefd te worden. Het dient er tevens voor mensen zelfvertrouwen te geven dat zij hun intenties en verwachting kunnen omzetten in daden en resultaten. Als zelfvertrouwen en eigenwaarde ontbreken, dan ontstaat cynisme. Daarbij nog het volgende. Een levensplan is geen statisch project, waarbij de doelstelling in reeksen van jaren onwrikbaar vaststaan. De mens leert voortdurend. Hij is constant in ontwikkeling en door de jaren heen veranderen verlangens, maar ook het potentieel, de mogelijkheden, de inzichten en de omgeving. De mens vindt voortdurend voldoening in het uitoefenen van zijn verwezenlijkte vermogens en dus maakt hij steeds stappen voorbij zichzelf. Dit heet – naar Aristoteles – het motivatiebeginsel. Het leven is een kwestie van voortdurend oefenen en leren om uiteindelijk steeds complexere zaken onder de knie te krijgen. De dynamiek van een levensplan schuilt in de kracht van zelfredzaamheid.
Het goede leven kan vorm en inhoud krijgen op vier niveaus: individueel, op groeps- of sociaal niveau, de samenleving en op nationaal niveau. Bij het individueel niveau werk je aan jezelf; op groepsniveau word je gevormd tot een ethisch wezen. Op het derde niveau gaat het vooral om het scheppen van de voorwaarden voor de realisatie van het goede leven. Hier ontstaan de instituties – zoals een parlementaire democratie – die de condities leveren voor de uitvoering: de samenspraak tussen (groepen) mensen, de inspraak, het onderwijs, sociale voorzieningen, de sociaaleconomie, de rechtsstaat, enz. Ieder heeft de opdracht betrokken te zijn bij de vorming en onderhoud van deze instituties. Een regime dat de betrokkenheid tegenhoudt of belemmert, zorgt voor de mislukking van de samenleving. John Rawls heeft het over de voorwaarde van de welgeordende samenleving; Acemoglu en Robinson noemen de inclusieve samenleving dé voorwaarde voor het succes van de gemeenschap. Het vierde niveau is het nationale dek. Men wil als land of natie zelfbeschikking ervaren, soeverein zijn. Men wil zelf koers bepalen, maar men realiseert zich ook dat door een steeds grotere verwevenheid van de sociaaleconomie, de expansie van het internationale kapitaal, de vraagstukken van veiligheid en de technologische ontwikkelingen globalisering een krachtige ontwikkeling is. De discussie over hoe je toch bewegingsvrijheid behoudt, wordt soms op heftige wijze gevoerd. Men moet steeds de afweging maken tussen alleen of samen, autonoom of met elkaar.
Op elk van de niveaus kan men voor de eilanden een specifiek verhaal schrijven over het goede leven. Dat hangt samen met de geschiedenis, de geografische en fysiologische omstandigheden, het ontwikkelingsniveau van de bevolking, de staatkundige relaties en de economische toestand. Deze factoren bepalen de centrale kwestie: hoe te leven.

 


Typering van het goede leven
Indien men aan zijn levensplan werkt, is zelfredzaamheid het belangrijkste middel, zo zegt John Rawls. Dit staat ook voorop bij de interviews in dit boek. Het was opvallend dat dit overeenkomt met wat Rawls erover zegt. Het gaat de mensen om zelfredzaamheid, de resultante van zelfrespect en zelfvertrouwen. Andere belangrijke middelen die men noemt, zijn de zorg voor kinderen en jeugd, gevolgd door de zorg voor de gemeenschap (voornamelijk in de wijken). Daarna komt de natie en de mate waarin men op nationaal niveau zelfbeschikking kent; vervolgens komen gezondheid en welvaart, voorzieningen en materiële zaken naar voren. Deze vier factoren bespreek ik nadat ik iets over zelfredzaamheid heb verteld.
Om die sociale goederen of middelen mogelijk te maken (de condities) noemen mensen als belangrijkste: de politiek, het onderwijs, de mentale instelling en hoedanigheid van mensen, de invloed van misdaad (onder andere de positie van de rechtsstaat) en tenslotte ook de mate waarin mensen – als burgers – betrokken worden bij maatschappelijke instituties, die moeten zorgen voor de goede en juist ordening. Al deze aspecten worden besproken in dit verhaal.

Vervolg, deel 3, klik hier

Deel 1 staat hier

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter