Kurá, nieuw boek van Willem van Lit (7)
Dit is deel 7 van de synopsis van Kurá, het nieuwe boek over de situatie op de Nederlands Caribische eilanden dat binnen afzienbare tijd zal verschijnen. Het draait daarbij om de oriëntatie van de mensen op de eilanden op het goede leven.
Onderwijs
Onderwijs wordt door de meesten direct genoemd als een van de belangrijkste voorwaarden om tot zelfredzaamheid te komen. Het is voor kinderen uiteindelijk hét middel en de basis om hun levensplannen te kunnen verwezenlijken. De leraar heeft een cruciale rol als opvoeder en dan niet in de zin dat hij of zij zijn eigen schaal van ‘hogere’ waarden moet opleggen; wel dat hij de voorwaarden moet scheppen die leerlingen in staat stellen zélf die humaniserende waarden te ontdekken en toe te passen. Dat is de basis voor de ontwikkeling van zelfrespect.
Onwetendheid, gebrek aan zelfbewustzijn; dat vindt een aantal die ik sprak, hét centrale probleem op de eilanden. Het humaniseren van het onderwijs is de kernopdracht voor de komende jaren. Het is iets wat men zelf in de hand heeft. Humaniseren van onderwijs gaat onder andere over vorming van burgers in al zijn facetten. Het is een combinatie van morele, sociale en cognitieve vorming met daarbij aandacht voor leefstijl (mensen moeten leren wat goede voeding is en het belang van sport en spel met geïnterneerde discipline). De volgende thema’s staan in de focus:
• de sociale functie van het onderwijs;
• bestrijding van het analfabetisme;
• de kwaliteit van het onderwijs;
• de psychosociale situatie bij veel leerlingen en scholieren;
• de veranderingen in het onderwijs de laatste jaren.
Totaalaanpak. Onderwijs staat als aandachtsgebied niet op zichzelf. Het moet onderdeel zijn van een totaalaanpak, een compleet sociaal programma waarin kinderen, jongeren, moeders, gezinnen en de sociale cohesie in de wijken een plaats krijgen.
Analfabetisme. Ook dat komt in de gesprekken terug. Hoewel men niet weet hoe groot dit probleem exact is, wordt het wel met nadruk onder de aandacht gebracht. Sommigen zeggen dat zo’n driekwart van de leerlingen als functioneel ongeletterde de lagere school verlaat. Een van de factoren die hierbij een rol speelt, is het vasthouden aan het Papiamentu als enige instructietaal. Het Nederlands is op veel scholen uitgebannen en er wordt geen les gegeven in een andere taal. Dit maakt het eveneens heel moeilijk voor kinderen hun lerend leven in het buitenland te vervolgen. Laaggeletterdheid is daarbij een grote belemmering om later deel te nemen aan het arbeidsproces, waarbij het tevens een rem is op deelname aan het maatschappelijk leven.
Kwaliteit
Het onderwijs is kwalitatief duidelijk onder de maat, zo klinkt het bij de meesten. Een enkeling denkt dat het zeker nog wel meevalt. Men heeft het over de kwaliteit van de leerkrachten, de leermiddelen, de faciliteiten en de accommodaties. De meesten vinden dit over de volle breedte slecht. Leerkrachten zijn (mentaal) uitgeblust en zonder elan. Leermiddelen voldoen niet, schoolmeubelen zijn uitgeleefd. Schoolgebouwen zijn versleten. Er is geen bescherming tegen de hitte van de dag; de lokalen zijn soms verzengend heet. De faciliteiten voor allerlei noodzakelijke schoolactiviteiten zijn niet meer voorhanden of volledig ontoereikend.
Psychosociale situatie
Mensen praten ook over de problemen bij leerlingen en scholieren. Het zijn vooral degenen die in het onderwijs staan of gestaan hebben, die hierover iets zeggen. Voor een deel komt de mentale ingesteldheid van deze kinderen en jongeren voort uit hun thuissituatie, die in sociaal opzicht dikwijls te wensen overlaat. Men zegt over de mentale conditie van deze jongeren onder andere dat ze geen verantwoordelijkheidsbesef hebben en dat ze dat ook niet ontwikkelen. Het zelfstandig maken van leeropdrachten is vaak heel moeilijk voor ze. Ze laten alles aan anderen over. Ze kunnen zich niet concentreren en hebben een hulpbehoevende en gelaten instelling. Ze kunnen niet in stilte werken (“juf, mogen we muziek”?) en ze blijven ignorant en materialistisch van aard, opportunistisch en cynisch. Een van de mensen die ik sprak en die uit het onderwijs komt, zegt dat hij het gevoel heeft in een absurde wereld te staan als docent; alsof het allemaal volkomen zinloos is.
Veranderingen
De laatste tijd zijn er op Curaçao veranderingen aangebracht in het middelbaar onderwijs. Men heeft twee niveaus aangebracht in de eindtermen, twee normen. Met een diploma op het hoogste niveau kan de scholier naar een buitenlandse hogere opleiding; met een diploma op het lagere niveau kan men aansluiten bij een hogere opleiding op Curaçao zelf. Velen vinden dit het begin van uiteindelijke afbraak. Er zijn nog andere veranderingen ingevoerd die een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het onderwijs. Het Papiamentu als enige instructietaal voor veel scholen is al langere tijd in zwang. Het beperkt de mogelijkheden van leerlingen enorm. Daarnaast heeft men het onderwijs over de hele linie gratis gemaakt; dit heeft onder andere als effect dat het imago van de leerkracht is aangetast en de motivatie van de leerling negatief is beïnvloed, zoals mensen zeggen. Het geld had beter besteed kunnen worden voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in het algemeen.
De belangrijkste functie van het onderwijs is in eerste aanleg een einde maken aan onwetendheid, het onzindelijke denken zoals sommigen het noemen. Armoede en irrationeel denken hebben met elkaar te maken en zij vormen de basis voor de belemmering van sociale betrokkenheid; dat is het verlies van de samenbindende kracht in menselijke betrekkingen en dat blijft zorgen voor stagnatie op allerlei gebied. Dit bedoelt men met de humaniserende werking van het onderwijs en dat moet op gang komen. Een onderzoek (Marleen Teevenberg) naar vroegtijdige uitval bij het middelbaar onderwijs in 2015 wees uit dat 36% van de jongeren op Curaçao de eindstreep niet halen (in vergelijking, in Nederland is dat zo’n 8% en dat vindt men al een probleem). Het drop-out-probleem is dus enorm op dat eiland.
Al bij al meent men dat er een nationaal sociaal plan moet komen waar het onderwijs deel van uitmaakt. In dat plan moet in elk geval plaats zijn voor:
• de zorg voor gebroken gezinnen en de opvang van jonge kinderen;
• de terugkeer van jong-afgestudeerden uit het buitenland;
• investeringen in de kwaliteit van onderwijs: de leerkrachten, de accommodaties, de faciliteiten en leermiddelen;
• actieve en rechtstreekse bemoeienis van Nederland met onderwijsinstellingen buiten de plaatselijke politieke en bestuurlijke autoriteiten om;
• heroverweging voor het radicale alleengebruik van het Papiamentu als instructietaal;
• samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven over afstemming van onderwijs en beroep;
• er moet separaat aandacht komen voor onderwijs voor bijzondere groepen, zoals gehandicapten. Tevens moeten de mogelijkheden voor het volwassenenonderwijs uitgebreid worden.
Voor vervolg – deel 8 – klik hier