Kuitenbrouwer haalt bezem door taalgebruik Geert Wilders
door Wilma Haan
Frames zijn, aldus de in het boek aangehaalde taalkundige George Lakoff, mentale constructies die bepalen hoe we de wereld zien. “Door de manier waarop Geert Wilders over Nederland spreekt, bouwt hij een frame waar bijna geen verweer tegen is”, zegt de auteur.
Jan Kuitenbrouwer (1957) is journalist en columnist en een autoriteit op het gebied van taal. Hij heeft diverse boeken op zijn naam staan, Turbotaal uit 1987 was een absolute bestseller.
“Wilders spreekt voortdurend over hoe Nederland zou moeten zijn. Over hoe Nederland is bedoeld. Een mooi voorbeeld daarvan is zijn herhaaldelijke ‘waarschuwing’ dat we ‘dit land kwijtraken’. Kwijt aan de Islam, kwijt aan softe bestuurders en ga zo maar door. Hij veroorzaakt daarmee een gevoel dat het ons allemaal door de vingers glipt.”
En gevoel en emotie opwekken is nou precies een van de dingen waar het Wilders om te doen is, betoogt Kuitenbrouwer, die in zijn boek een boeiende uiteenzetting geeft van hoe allerlei stijlfiguren en taaltrucjes ervoor zorgen dat de PVV-voorman zijn politieke concurrentie retorisch de baas blijft.
“De metafoor van de onderbuik is in Nederland altijd een excuus geweest om niet over emoties te praten. Dat geeft Wilders dat rijk alleen.”
“Met het fenomeen framing houd ik me al een tijd bezig, als sinds ik zag dat het in de Amerikaanse politiek zo’n grote rol ging spelen. Dan weet je al, het komt ook hier. Wilders leek me al snel een uitgelezen persoon om een publicatie hierover aan op te hangen.”
“Toen hij het vorig jaar september in de Kamer plots had over een ‘kopvoddentaks’ wist ik zeker dat ik een boek ging schrijven over Wilders’ taalgebruik.”
Kuitenbrouwer werkte zich door nagenoeg alle publicaties die er van Wilders, nadat hij de VVD verliet, zijn verschenen. “Als gewone krantenlezer kun je nog denken: ‘Die Wilders weet het toch allemaal wel lekker bondig te formuleren.'”
“Maar als je zijn woorden in grote hoeveelheid tot je gaat nemen zie dat het eigenlijk ook niet heel veel meer is dan het strooien met categorische waarheden.”
Hoewel hij in zijn boek Wilders’ politiek puur linguïstisch benadert, kan Kuitenbrouwer het naar eigen zeggen toch niet helemaal laten af en toe een kanttekening te plaatsen.
“Het boek heb ik niet geschreven als Kuitenbrouwer de columnist, maar als ik me dan toch even laat gaan: Als Wilders alles wat hij zegt écht meent, kan hij eigenlijk niet goed bij zijn hoofd zijn. Neem de stelling dat er in Nederland geen moskeeën meer mogen worden gebouwd. Dat is toch eigenlijk een vreselijke uitspraak die indruist tegen alles wat Nederland is.”
“En daarbij: hoe moeten we het uitvoeren? Een christen mag een kerk bouwen maar een moslim met hetzelfde idee krijgt een verbod? De andere optie is: Wilders woorden zijn een façade voor iets anders. Maar wat dat dan is? Geen idee.”
“Het was een beetje zoals in het café. Iedereen lacht om je en je gaat steeds pikantere grappen maken tot de mensen om je heen plots allemaal stilvallen. Gênant.”
“Het was veel te grof gesteld. Niemand ging meer op het idee in, het ging alleen nog maar om dat bizarre woord. Ook ik heb pas later begrepen dat hij het nog meende ook, belasting op hoofddoeken.”
“Ik wil het ook weer niet overdrijven. Zijn aanhang vergeeft hem wel een foutje en er staan veel, zeker in hun ogen, goede vondsten tegenover.”
“Tegelijkertijd was het voor velen een soort onthulling van ‘hij deugt echt niet’. Ik denk dat veel mensen, inclusief mijzelf die hem ook nog wel een beetje amusant vonden toen vonden dat hij een grens overschreed.”
“Over de relatie tussen taal en gedachte is nog erg veel te zeggen. De taalfilosofie en taalwetenschappen zijn het er nog lang niet over eens. Ik denk erover om een boek volledig aan framing te gaan wijden.”
“Maar het hele idee van dat we denken in frames en metaforen vind ik erg aannemelijk. Alleen al al die versteende metaforen in onze taal. Iets dat belangrijk is, is ‘groot’, iets onbelangrijks ‘klein’. We hebben niet eens meer door dat we dergelijke metaforen gebruiken.”