blog | werkgroep caraïbische letteren

Koloniale jeugdliteratuur uit de West: Van edele koningszonen en gruwelijke planters

door Michiel van Kempen

De Nederlandse koloniën in ‘de West’ (Suriname en de Nederlands-Caraïbische eilanden) hebben in de koloniale tijd een literatuur gekend die gemodelleerd werd naar het voorbeeld van Patria (Nederland). Voor de kinder- en jeugdliteratuur geldt dat niet helemaal: in de koloniën zelf is er nauwelijks jeugdliteratuur geschreven. In Suriname moet je die met een vergrootglas zoeken, op de eilanden is er vóór de 20ste eeuw zelfs helemaal niets.

Er zijn wel in Nederland aardig wat jeugdboeken óver de West gepubliceerd, nogal vaak ook door schrijvers die zelf geen stap in het Caraïbisch gebied hadden gezet. Het begrip ‘koloniale jeugdliteratuur’ geeft dus wel een afbakening in de tijd aan: boeken uit de koloniale tijd. Maar zelden betekent het begrip: ‘jeugdliteratuur geschreven ín de koloniën’.

Illustratie uit Christina van Goghs Vertellingen van een Surinaamschen vogel (1864). Collectie van de auteur.

Een papegaai spreekt

In Amsterdam verscheen in 1864, dus een jaar na de afschaffing van de slavernij, de Vertellingen van een Surinaamschen vogel. De schrijfster, onderwijzeres Christina van Gogh, schrijft dat zij zich al langer dan acht jaar in Suriname bevindt, waar zij dus eind 1855 of begin 1856 moet zijn aangekomen. Vanuit Suriname richt zij zich tot de ‘jeugdige landgenooten’, waarmee zij de Nederlandse lezers bedoelt. Zij beschrijft de vogels van het land, de rivieren, het klimaat en nog zo het een en ander, en komt dan te spreken over een vrouw die haar als vreemdelinge beklaagde, en dat nog wel ‘in een land zo ellendig als Suriname, waar zoo weinig geluk en vreugde wonen’. Dat waren woorden die Van Gogh ‘onwillekeurig eene huivering aanjoegen’. En toen was er opeens een papegaai in een boom die haar aldus toesprak:

Geloof mij, als ik u verzeker, dat gij hier vele goede en brave inboorlingen zult aantreffen, edele menschen, vol van hulpvaardigheid en opofferende liefde. Veroordeel hen niet, zoo lang zij u nog onbekend zijn; valt hen ook niet hard over de slavernij! Het tegenwoordige geslacht heeft die niet ingesteld; dat deden zijne voorouders in ruwer tijden met ruwer zeden.

Lees hier verder op literatuurgeschiedenis.org

Band van Christina van Goghs Vertellingen van een Surinaamschen vogel.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter