Kluun, Vaessens en Wilders: bien étonnés
door Elisabeth Leijnse
‘En ik heb nu alles van Kluun gelezen!’ Triomfantelijke woorden van eerstejaarsstudente Sophie die op het tentamen haar literatuurlijst verdedigt. Ze is Franstalig, zoals al mijn studenten, en volgt Nederlands als hoofdvak. Waarom ze zo gek is op Kluun? Ze heeft op de middelbare school meegedaan aan een wedstrijd speechen in het Nederlands, en de hoofdprijs weggekaapt: Komt een vrouw bij de dokter. Het was de eerste roman die ze las in een vreemde taal. Tot haar verbazing vond ze het meeslepend. Kluun bracht haar tot haar studiekeuze. Anders had ze economie gestudeerd. Op haar literatuurlijst staat ook De avonden. Ik vraag haar wat ze ervan vindt. Ze had twee maanden nodig om het boek uit te krijgen, zei ze, het was saai, niet te begrijpen. Het ging eigenlijk nergens over.
In de bus naar huis denk ik gniffelend aan de achttienjarige Kluun-specialiste met een Frans accent, en haar grijns van dégoût als ze de naam Reve (Rêve) uitspreekt. Ik sla De Groene Amsterdammer open. Mijn oog valt op een uitspraak die mij vervult met een dégoût die de hare moet overtreffen: ‘Er is niet zo veel verschil tussen Thomas Vaessens en Geert Wilders’. Connie Palmen in een interview met Daan Heerma van Voss en Daniël van der Meer. Het duo Kluun-Reve wordt opnieuw aan me vertoond, maar in een lachspiegel. Toen Connie als veertienjarige De avonden opensloeg, staat er, kreeg ze de revelatie van ‘het grote onderscheid tussen Reve en die andere rommel’. Het woord ‘grote’ komt vaak voor in het interview.
Ik probeer door te dringen in het woud van Palmens categorische imperatieven met studente Sophie nog in mijn achterhoofd. Álle gróte kunst komt voort uit éénzaamheid. In lectuur is eenzaamheid synoniem voor alleen-zijn. Maar de gróte kunst komt voort uit de erkenning van de fùndamentele éénzaamheid. Lage cultuur komt voort uit het zoeken naar groepen. Lage cultuur heeft een onbeweeglijke traditie. Het verschil met gróte kunst is dat lage cultuur door meer mensen tegelijkertijd beleefd wil worden. Het heeft iets kerks. De gerichtheid op een populus onderscheidt het van de hóge kunst.
Et voilà, Thomas Vaessens, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, is een populist. Hij sommeert de schrijver neer te dalen uit zijn ivoren toren. De Geert Wilders van de UvA. ‘Het enige wat ze doen is het “gewone volk” laten zien dat het niet serieus genomen wordt en achtergesteld is.’ Ik probeer me Vaessens voor te stellen bij het enige wat hij doet. Ik zie een opruiende literatuurcriticus met opgeschorte hemdsmouwen en geblondeerde haren kloppen op afgebladderde deuren in achterstandswijken om te verkondigen dat het lezen van Kluun een recht is. Het recht van het gewone volk!
Op de achterstandsdeur van Sophie heeft Vaessens blijkbaar al aangeklopt, en ook al bij haar leraar Nederlands van de middelbare school. Anders had die haar De avonden te lezen gegeven, en had Sophie nu economie gestudeerd. Thuis gekomen loop ik naar mijn pc. Mijn collega Shakespeare-specialist even laten weten dat zijn studieobject geen gróte kunst schreef. Shakespeare’s toneel is bedoeld om door meer mensen tegelijkertijd beleefd te worden. Shakespeare heeft iets kerks.
Zou het geen aardig idee zijn die twee Limburgers, Palmen en Vaessens, live een discussie te laten voeren over lage kunst en hoge Kunst? Ik zie en hoor (vooral) het al voor me!
Misschien kan mevrouw Palmen eens kijken in Wij melden u den nieuwen tijd: een beschouwing van het woordgebruik van de Nederlandse nationaal-socialisten van prof. M.C. van den Toorn. Daarin kun je precies zien hoe door het bewust maken van bepaalde associaties de lezer gemanipuleerd wordt. De Jood en Beëlzebub. Of bij Palmen: Vaessens en Wilders. Onrein taalgebruik, heet dat, geloof ik.
X. Jabini
“Het ging eigenlijk nergens over”. Deze zin is typerend voor alles buiten de wiskunde. Lezer, alsjeblieft: ga niet in de aanval; nergens voor nodig. Oefen je in de kunst van zelfreflectie.
Leren doe je om te leren. Vooral niet om te heersen. Eerder om te dienen. Daarom hoef je niet terug te vallen op kemphaangedrag.
Wilders, Vaessens, Kluun, Palmen en Elisabeth Leijnse spelen elk hun rol en krijgen hun deel. Was het niet onze Joost van den Vondel die dat ondubbelzinnig vastgesteld heeft.
Ieder heeft argumenten voor zijn gelijk. Alleen, ieder meent ook zijn uil een valk te zijn. Het ‘Poetinisme’ heeft een eeuwig leven.
Met Prediker zegt ondergetekende:
ALLES IS IJDELHEID.
De groeten,
Bill. A. Monkau-Vallée