Klimaatverandering, een kwestie van gedragsverandering en heroriëntatie
door Quito Nicolaas
De Caribische eilanden staan voor een nieuwe uitdaging om de huidige en toekomstige generatie te beschermen tegen de gevolgen van het veranderende klimaat, zowel in sociaaleconomisch opzicht als in termen van natuurbeheer. Behalve een beleidsombuiging vereist een nieuwe aanpak nadere samenwerking tussen de eilandnaties en een bewustwordingsproces onder de populatie.
1. Uitdagingen
Al decennialang dreven de Caribische eilanden op de volumestijging van het aantal toeristen en de daaruit voortvloeiende inkomsten in de toerisme-industrie. De meeste eilanden hebben met het oog op het orkaanseizoen een calamiteitenfonds in het leven geroepen om de winsten uit deze industrietak onder te brengen, terwijl andere, zoals St. Maarten, een ander doel of andere uitgavenpost hadden voor deze opbrengsten. Het verwoestende effect van orkaan Irma (2017) heeft haar sporen nagelaten en thans staan de eilanden voor nieuwe uitdagingen die daadkrachtig aangepakt moeten worden. Op Aruba en de overige eilanden in het Caribisch gebied leeft het besef dat het voldoende regent, wat goed is voor de vegetatie en op den duur geen gevaar oplevert voor de productie van groente en uitdagingen van het klimaat. Het beleid was tot voor kort voornamelijk gericht op de schoonheid – zon, strand en nachtleven – van het eiland en minder op de mondiale uitdagingen die ook zijn repercussie heeft op de Caribische eilanden. Plotseling kwam er een verandering hierin, nadat de natuurrampen steeds dichterbij kwamen en het orkaanseizoen voor veel schade zorgde. Zo werden o.a. St. Lucia (1980) maar ook de eilanden Curaçao (2010), Puerto Rico (2011), St. Maarten (2017) opgeschrikt door een orkaan. Tot nu toe valt Aruba buiten de orkaangordel, maar het eiland wordt wel geconfronteerd met de stijging van de zeespiegel en CO2-uitstoot.
Een van de bizarre problemen is het aantal auto’s. Hoewel men belasting voor de nummerplaat betaalt, is dit niet toereikend voor het onderhoud en asfalteren van het wegennet. Standaard staan er voor elke woning twee auto’s geparkeerd, één van de hoofdbewoners en één van een werkende zoon of dochter. Tegenwoordig kan die trend doorgetrokken worden naar jongeren die net van school af zijn en net in dienst zijn getreden bij een werkgever. Als een jongere van school af is, is de aanschaf van een auto als een prestigeobject vaak het eerste wat bij hem opkomt. De banken spelen hierbij een misleidende rol. Zij organiseren info-middagen met uitnodigende offertes, je kunt meteen een contract tekenen ter bezegeling van een lening met een aflossing van zo’n AWG 500 – AWG 750 per maand. Hiermee storten jongeren zonder baanzekerheid zich in een schuldpositie. Waar het hen om gaat is te kunnen rondrijden en te laten zien wat ze zich kunnen permitteren. Terwijl hun schuldenlast ook nog stijgt omdat de overheid o.a. de wegenbelasting en andere gerelateerde kosten moet verhogen.
Met de klimaatverandering worden ook de eilanden die deel uitmaken van het Nederlandse Koninkrijk op termijn geconfronteerd met een uitdaging zoals een grote kans op overstroming door stijging van de zeespiegel. Er zijn geen gegevens beschikbaar over bijv. nieuwe bouwvoorschriften bij het bouwen van hotels, woningen, appartementen, dan wel bedrijfspanden van drie of vier etages hoog. Het is dus de vraag of die voldoen aan de nieuwe normen van bestendigheid. Om het autoverkeer enigszins te beteugelen tracht de overheid het openbaar vervoer zo veel mogelijk te stimuleren. Alhoewel de kosten voor een enkele rit of retour van woon-werkplaats nogal hoog zijn.[1]
Feit is dat er te veel auto’s op het eiland rondrijden,726 op 1000 inwoners, die voor CO2-uitstoot zorgen. Met een beter vervoerssysteem kan dit aangepast worden. Het gebruik van de auto voor woon-werkverkeer, familiebezoek, inkopen-doen, sportbeoefening of recreatiedoeleinden, kan deels vervangen worden door busvervoer.
[1] Een enkele rit kost AWG 4.50/$ 2.50 en een retour AWG 8.75/$4.86, zodat de tewerkgestelden op jaarbasis AWG 2275/$1263,60 van hun salaris voor vervoer moeten reserveren. Gelet op de inkomensschalen dient een retour met het openbaarvervoer deels door de werkgever of de fiscus vergoed te worden.
2. Overheidsbeleid in de 20e eeuw
Vanaf het begin van de vorige eeuw heeft men erop toegezien dat ter bescherming van het volk de meest noodzakelijke basisregelingen via de wet worden vastgelegd, zoals in de:
- Begrafenisverordening (PB 1919, 21) *
- Gezondheidsverordening (PB 1952, 157)
- Landsverordening besmettelijke ziekten (PB 1921, 66)
- Quarantaineverordening (Afkondigingsblad (AB)1992, GT 7)
- Landsverordening invoer kleine dieren (AB 1988, GT 43; Originele tekst PB 1952, 123)
[*PB: Publicatieblad, AB: Afkondigingsblad.]
Zo werd tijdens de Covid-periode de Landsverordening besmettelijke ziekten van kracht en wordt nog steeds – in geval van uitbraak van ziekte onder meerdere passagiers aan boord van een cruiseschip – de Quarantaineverordening van stal gehaald. Echter, de meeste lokale wetgeving is gedateerd en dient aangepast te worden aan de huidige omstandigheden.
De situatie is dat door de financiële begrenzingen van de overheidsbegroting en de kerntakenanalyse men voor korte duur de nodige diensten/departementen in het leven moet roepen, die dan weer door bezuinigingen en personeelsinkrimping moeten worden opgeheven. Het blijft een afweging tussen directe noodzaak, inzetbaarheid van gekwalificeerd personeel en beschikbare financiën. Derhalve moet men de focus verleggen naar regionale samenwerkingspartners in het Caribisch gebied en Latijns-Amerika. In hoeverre een structuur wordt geschapen, waarbij met organisaties als Stichting CAS (Climate Adaptation Services) wordt samengewerkt of groeperingen worden gehoord alvorens beleid wordt ontwikkeld, is de vraag.[1]
In de jaren ’70 zette de toenmalige regering zich in om iets te doen aan de natuur en het milieu van het eiland. Maar de komst van het Arikok Natuurpark heeft jarenlang op zich laten wachten omdat stagnatie optrad door belangentegenstellingen en gebrek aan overtuigingskracht. Na 30 jaar was het zover dat er een bestuur werd gevormd om het heft in handen te nemen. Helaas kan men zich echter niet aan het idee onttrekken dat ook bij dit project de overweging was dat vooral ook de toerisme-industrie er baat bij moet hebben.
Nog een beschermd natuurgebied is de Bubali-plas die in 1978 plaats bood aan zo’n 80 verschillende vogelsoorten. Na nagenoeg 30 jaar heeft deze plek in 2007 de status gekregen van een Important Bird Area.
Het begin van een natuurbeleid is er, maar wat momenteel wordt gedaan aan schoonmaakacties is meer gericht op de toeristenindustrie. Een vuilverbrandingsinstallatie ontbreekt echter vooralsnog, terwijl die in de woonwijk Parkietenbos naar elders verplaatst moet worden om de afgedankte spullen te verwerken.
Als het gemiddeld dertig jaar duurt voordat men een uitvoeringsbesluit neemt, betekent dit dat er zo’n zeven regeringen met een zittingstermijn van vier jaar overheen gaan, voordat een uitvoeringsbesluit is genomen aangaande de kwestie. Te nemen besluiten worden vooruitgeschoven wegens het ontbreken van een lange termijnvisie of gebrek aan de nodige financiën, of omdat het overheidsapparaat niet geëquipeerd is om de problemen aan te pakken.
Voor kleinschalige eilanden is het best voorstelbaar dat gebrek aan financiën een determinant vormt in het geheel. Maar juist om die reden moet men – op basis van een inventarisatie en uitvoeringsplan – aanvullende financiële bronnen aanboren. Zo valt op dat Aruba in de jaren ´80 over een departement Petroleumzaken beschikte, met o.a. een geoloog, ontwikkelingseconoom, olie-expert en daarnaast een goed geoutilleerde Milieudienst, voorzien van computergegevens van o.a. alle woningaansluitingen op het gas- en elektranet, die inmiddels weer zijn opgeheven.
Beleid & Rapportage
Inventarisatie van het aantal rapporten dat in de afgelopen decennia is verschenen om de betrokkenheid en het handelen van de overheid bij de huidige problemen vast te stellen van de jaren zeventig tot en met de jaren negentig levert een aantal op van 49.
In 1970 werd een rapport over de Afvalverwerking op de Nederlandse Antillen (vooral op Aruba en Curaçao) gepresenteerd. Uit het in 1979 gepubliceerde rapport ‘Onderzoek naar de milieuproblemen op Aruba’ blijkt dat men zich eind jaren zeventig al grote zorgen maakte over deze problematiek. Eén van de rapporten die in de jaren ’80 over milieubeheer werden uitgebracht was het rapport ‘Oil Spil Contingency’ (1984). Er werd destijds ook veel aandacht besteed aan de sluiting van de olieraffinaderij en de gevolgen daarvan. De Grondmij deed twee jaar onderzoek naar de Calichiputten en de afvalproblematiek. De jaren tachtig stonden vooral in het teken van de risico’s van de olieraffinaderij en de gevolgen daarvan voor natuur en milieu. Pas in de tweede helft van dat decennium verschenen rapporten over o.a. ‘De status van de Arubaanse riffen en de relatie met de locatie van de raffinaderij’, ‘Bescherming van zeevogels op het Lago-rif’ (1988), begin jaren ‘90 gevolgd door ‘Ecologisch onderzoek Bubali-plas (1992)’. In 1992 werd een ontwerpplan voor de bestrijding van olierampen gepubliceerd, evenals een rapport over de voltooiing van de stortplaats in het Parkietenbos. In hetzelfde jaar werd het ecologisch onderzoek van de Bubali-plas overgedragen.
3. Het akkoord van Parijs (2015)
Met het ondertekenen van het Akkoord van Parijs (2015) door Nederland in 2019, zijn er tal van afspraken gemaakt hoe de Europese lidstaten van de EU naar verbetering zullen streven om in 2030 de klimaatdoelstellingen te behalen. Maar deze intentiemaatregelen gelden niet voor de Caribische delen van het Koninkrijk (al gelden sinds het Akkoord van Parijs deze toch als een streefdoel), daar zij als Small Development Countries worden beschouwd.[2] Dit is een kwalificatie voor extreem goed beleid in landen zonder enige economische bron van bestaan – iets wat men de bestuurders niet kwalijk kan nemen.
Een van de belangrijkste afspraken die de 196 landen met elkaar hebben gemaakt is dat de opwarming van de aarde beperkt wordt tot een stijging van onder de 2 graden, zo dicht mogelijk bij de 1.5 graden.[3] Het is de vraag of men er goed aan doet de situatie van kleinschaligheid anders te beoordelen, want in vergelijking met Europese landen is de situatie op de eilanden niet minder urgent. Zoals gezegd baart de situatie op Aruba zorgen, als men kijkt naar het wagenpark dat zorgt voor de emissie van CO2. En wat zal op termijn van de toerisme-industrie verwacht kunnen worden, indien in acht wordt genomen dat vliegtuigen de grootse CO2-uitstoot veroorzaken en dat reizen per vliegtuig drastisch zal afnemen (de verwachting is dat in de reisindustrie een vliegtax wordt geïntroduceerd)? Tal van vragen die beantwoord moeten worden met als uitgangspunt, what if de zeespiegel met 2° stijgt. Bij een overstroming verdwijnen de meeste bouwwerken – die doorgaans dicht bij de kust zijn gelegen, geheel of gedeeltelijk onder water.
[1] In 2019 werd in de media gemeld dat het contract van de Compania Arubano di Petroleo (CAP) met Repsol i.v.m. olieboringen wordt beëindigd.
[2] M.E. Vierdag, Het Nederlandse verdragenrecht, Tjeenk Willink, 1995, p.35: artikelen 24-28.
[3] Zie Kamerbrief dd. 28-6-2019 van de minister van Economische Zaken en Klimaat met een voorstel voor een klimaatakkoord.
4. Zonne-energie
Tot nu toe heeft de overheid enkele voorlopige maatregelen genomen. Zo is men actief bezig op het vlak van de zonne-energie. Door het Water & Energie Bedrijf (WEB) zijn op diverse multifunctionele accommodaties (MFA’s) zonnepanelen geplaatst. Het lokale Elektriciteitsbedrijf Elmar heeft de Arubaanse luchthaven van zonnepanelen met een vermogen van 3.4 MW voorzien, daarbij gebruikmakend van de parkeerplaats met de zonnepanelen als afdak. Samen met het Service Solar Park werd ook nog eens 5.9 MW toegevoegd aan de energieconsumptie van het volk. In principe zouden dergelijke initiatieven een voorbeeld moeten zijn voor andere grote bedrijven om op zonne-energie te draaien, zoals het Dr. Horacio Oduber-ziekenhuis, de tehuizen voor ouden van dagen, scholen, winkelcentra en de 4- en 5-sterrenhotels.
De talloze overheidsgebouwen kunnen hierbij een voorbeeldfunctie hebben. Dit impliceert dat de grote afnemers van elektriciteit min of meer bij wet worden gestimuleerd om meer gebruik te maken van zonne-energie, hetgeen o.a. minder overbelasting van de capaciteit van de Elmar en minder stroomuitval oplevert. De organisatie van het aanleggen van batterijen om een reserve aan stroom op te slaan staat nog aan het prille begin, het is voornamelijk de gegoede burger die zich een dergelijke investering kan permitteren. Tevens zijn er tal van gezinnen die overgaan tot het plaatsen van zonnepanelen. Alleen zijn er geen regelingen getroffen in verband met teruggaaf of saldering van het verbruik. Evenmin geldt een mogelijkheid voor subsidie op de gepleegde investering.
5. Begrotingsbeperking
De slagvaardigheid van de overheid is afhankelijk van de financiële ruimte en armslag. In het geval van microstaten worden primair de basis overheidsinstellingen gegarandeerd, zoals een departement of ministerie van cultuur, onderwijs, sport, gezondheidszorg, sociale zaken, economie en toerisme. Wel kan men door automatisering streven naar reductie van het personeel en verbetering van de dienstverlening. Ook in dit geval is het belangrijk om de bestaande en toekomstige situatie met hulp van statistieken in het oog te houden.
Nederland en de zes Caribische eilanden die deel uitmaken van het Koninkrijk hebben onlangs een gezamenlijke agenda getekend in de strijd tegen klimaatverandering. Hiertoe worden essentiële stappen gezet om de samenwerking, financiering en kennisdeling op het gebied van klimaatverandering en duurzaamheid binnen het Koninkrijk te intensiveren[1] Het is de bedoeling dat in oktober 2024 een klimaatconferentie wordt gehouden om voortgang van de klimaatagenda te bespreken, waarbij hopelijk de ontbrekende kennis en financiering van projecten centraal zullen staan.
Naar verwachting zal het met name draaien om de financiering van projecten en inzetbaarheid van deskundigen gesteund door internationale instituties, én de vraag onder wiens gezag de regie ressorteert en of Nederland hiermee akkoord wil gaan. Elk eiland kent zijn noden en heeft een idee wat er allemaal moet gebeuren op bouwkundig vlak en qua wetgeving en regelgeving, maar ook op het vlak van gedragsverandering. Zoals gebruikelijk zal het een touwtrekkerij worden wie de regie moet voeren en staat het Europees deel van het Koninkrijk klaar om met een Rijkswet een en ander af te dwingen. Het wordt weer een proces dat jaren in beslag zal nemen voordat men de eerste resultaten ziet. Van de lokale bestuurders wordt verwacht dat ze daadkrachtig optreden met een agenda die resultaatgericht is en de nodige vruchten afwerpt. IJdele hoop dus.
6. Verticale betrekkingen en heroriëntatie
Gelet op het feit dat in de Europese landen tal van organisaties, clubs, groepen en activisten bestaan, naast de rubrieken en praatprogramma’s op radio & tv, dient men op de Caribische eilanden meer contact met elkander te leggen om zodoende elkaar bij te staan en een beroep te doen op elkaars deskundigheid[2]. Zo bestaat de Caribbean Climate Organization die start-ups bijstaat: ‘CANARI supports civil society groups in Caribbean climate justice advocacy, The Caribbean Resilience Knowledge Platform’. Het bestaan van deze organisaties is van belang gelet op het gegeven dat de relatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden gestoeld is op de verticale betrekking tussen de regering in Den Haag en die in Oranjestad, Willemstad, Kralendijk, Philipsburg, St. Eustatius en Saba. In dit verband speelt Bonaire een vooraanstaande rol. In die zin dat bijv. Green Peace op 7-2-2024 de ministeries van Economische zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft gedagvaard i.v.m. het adaptatiebeleid en hierover het volgende zegt: “Voor het adaptatiebeleid geldt dat de Staat voor Europees Nederland al jaren lang onder meer verstrekkende wetgeving tot stand heeft gebracht, financiële middelen beschikbaar heeft gesteld, permanent onderzoek laat doen en dit alles regelmatig evalueert, onder meer door externe rapportage aan de EU en de VN. Echter: Bonaire is eenvoudigweg uitgesloten van vrijwel al dit adaptatiebeleid van de Staat. De inwoners van Bonaire worden dus veel minder goed beschermd tegen de voorzienbare gevolgen van klimaatverandering dan de inwoners van Europees Nederland. Er bestaat geen rechtvaardiging voor deze ongelijke behandeling.”
[1] Het ligt in de bedoeling dat in oktober 2024 een klimaatconferentie op Curaçao wordt gehouden en naar verwachting zal men per eiland een inventarisatieplan voor de korte en langere termijn indienen met daarbij het bijbehorende financiële plaatje.
[2] More than 30 pallets of water, juices, candles packaged foods, flashlights and batteries, medical equipment and very valuable medication was delivered to the harbor in Oranjestad/Aruba and was loaded in 2010 aboard the Marine ship Hr Hm Pelikaan to assist Haiti.
7. Media en Literatuur
In de media ziet men heel weinig terug dat getuigt van aandacht voor de klimaatcrisis of dreigingen voor de komende generaties, die een halt toegeroepen moeten worden. Er zijn geen voorlichtings- of actualiteitenprogramma’s die hier aandacht aan besteden, noch een praatprogramma en ook geen reclame rubriek. Op de radio wordt er heel af en toe wel een uitzending aan besteed, maar die is meer op geschoolde volwassenen en minder op jongeren gericht. De mediastrategie zou juist moeten zijn dat groepen die buiten de boot vallen elementaire kennis aangeboden krijgen. Zo dienen ook op de middelbare scholen lesuren gereserveerd te worden om aandacht te besteden aan de klimaatcrisis. In samenwerking met de daartoe in aanmerking komende instanties kunnen lespakketten samengesteld worden om leerlingen meer bij te brengen over hun omgeving en de natuur. Dit programma zou een bewustwordingsproces op gang moeten brengen om meer inwoners te activeren, hun inzetbaarheid te vergroten en om de afstand tot de organisaties te verkleinen.
In de Antilliaanse en Arubaanse literatuur besteedt men nogal veel aandacht aan herwaardering van bestaande normen en waarden. Anderzijds is er veel aandacht voor de eigen geschiedenis die nog niet eerder werd verteld, of anders ingevuld moet worden. De literatuur biedt bij uitstek de kans om de opkomende generatie de gevaren en risico’s voor de toekomst bij te brengen. Dit naast klassikale behandeling in het onderwijs van dit onderwerp, of anderszins, als er daar tenminste maar op een of andere manier aandacht aan wordt besteed. Of dat nou in de vorm van een filmpje is, of met een excursie langs gebieden die een gevaar opleveren, of een bezoek aan een milieuvriendelijk bedrijf dat het anders aanpakt. Het gaat erom hoe bestaande normen kunnen worden omgebogen.
Van de nieuwe generatie schrijvers gaat alleen De Bouwval (2020) van Ronny Lobo enigszins in op deze thematiek. De lezer krijgt een inkijk in de intenties, overwegingen en beraadslagingen op een architectenbureau. Alhoewel men bezig is het lokale sociaal-culturele milieu te overstijgen, is men er niet in geslaagd om de klimaat-perikelen te behandelen en onder ogen te zien. Misschien moet men nog wachten op de opkomende jongere generatie. Ook van de overheidsbedrijven WEB, Elmar en in de private sector de SETAR-telecom, zou je een gebaar verwachten, financiële ondersteuning van initiatieven en projecten die laten zien dat het anders moet met het milieu en het klimaat.