Klassen- of rassenjustitie – Leren van geschiedenis 66
door Hilde Neus
Stelen en stelen zijn in Suriname verschillende dingen. Niet twee, nee, heel veel verschillende dingen! Je zou bijna kunnen zeggen dat diefstal zich op een spectrum bevindt. De een wordt zwaar gestraft, soms neergeschoten wanneer op hetere daad betrapt. Neergeschoten, soms met dodelijk gevolg. Of je komt voor jaren in Santo Boma terecht. En dit heeft niets te maken met wat je gestolen hebt, het kan een pak melk of een brood zijn. Integendeel, hele grote diefstallen, miljoenen dollars zelfs, gaan vrijwel onopgemerkt aan justitie voorbij vanwege onvoldoende controle. Zoals vorig jaar bij de Centrale Bank. De ander komt er dus mee weg.
Soms bepaalt de rechter dat je niet op persoonlijke titel een minister van Financiën mag aanklagen, omdat je slechts een burger van het land bent. Zoals in 2018 toen er een rechtszaak tegen minister Hoefdraad werd aangespannen vanwege het overschrijden van het leningenplafond waar miljoenen mee gepaard gingen, maar twee hoge economen de diefstal van de minister niet bewezen achtten. Soms worden witteboordencriminelen niet opgepakt en vervolgd. Soms wel, maar in Suriname worden hoge heren vaak niet persoonlijk aansprakelijk gesteld voor hun misstappen. De straffen variëren dus, van niets tot heel zwaar, en wij zien niet altijd de logica van de veroordeling door de rechter in.
Misdaad vroeger
Al vrij snel nadat de Zeeuwen de kolonie Suriname hadden veroverd op de Engelsen, werden er plakkaten bekendgemaakt, met daarop de wetten. Diefstal en moord werden bijzonder zwaar gestraft. Het beeld dat we hebben van de koloniale tijd, is dat slechts de slaven tot zware straffen werden veroordeeld. Klassenjustitie dus. En daarbij ook nog met een racistische insteek. De afbeeldingen waren daar dan ook naar, bijvoorbeeld die van Stedman (1796).
Maar dat er geen afbeeldingen van terechtgestelde blanken zijn, wil niet zeggen dat zij geen doodstraf konden krijgen. In 1748 hadden twee soldaten, Joseph Tiebach en W.m Erich Grooskop een diefstal gepleegd op de recent gebouwde Fortresse Nieuw Amsterdam. Zij werden gevat en ontkenden aanvankelijk dat zij de spullen over de gracht hadden gebracht. Op 1 augustus werd er nog een derde soldaat opgepakt, Frans Marquard, insgelijks schuldig aan diefstal. Hij bekende echter niet. Middels tortuur werd hij tot confessie gebracht, en ook veroordeeld om opgehangen te worden. Op 7 augustus werden ze alle drie geëxecuteerd op Nieuw Amsterdam.
In augustus 1748 was de soldaat Pieter Staalman op Fort Zeelandia gedetineerd omdat hij een andere soldaat had doodgestoken. Hij werd ter dood veroordeeld door de krijgsraad. De terechtstelling bestond uit het ‘harquebuseren’ van de moordenaar. Een ‘harquebus’ is een speciaal geweer, van het type musket. Staalman werd op de 20ste augustus gefusilleerd. Voor de executie had de delinquent, die Luthers was, nog verzocht om ‘op zijn wijze voor zijn dood te mogen communiceren’, wat doorgegeven werd aan de kerkenraad. Zij stuurde de buitenpredikant dominee de Ronde, die ’s morgens bij de bedestonden deze droeve plicht gracieus en broederlijk vervulde.
Groot vergrijp, lage straf
Op 15 oktober 1759 heeft het Hof een memorie gelezen over de neger Jantje van de plantage RacaRac. Uit verhoor in Fort Zeelandia was gebleken dat hij op zekere morgenstond omstreeks 4 uur betrapt werd toen hij bij Andreas Klint zijn huis ingekomen was om te stelen. Hij wist echter uit de voorste boeien en de gevangenis te breken en te ontvluchten. Hij keerde terug naar zijn plantage, alwaar de directeur hem zelfs een ‘scheuring’ heeft gegeven in plaats van hem weer over te dragen aan justitie. De Raad Fiscaal schreef de directeur aan om Jantje uit te leveren. Deze liet hem vangen en boeien, en wilde hem in een pondje naar de stad brengen. Jantje is onderweg vanuit het vaartuig in het water gesprongen en heeft zich bijna vijf maanden schuilgehouden in het bos.
Toch is hij weer naar RacaRac gekomen, waarna de directeur hem heeft overgedragen. Jantje verklaarde dat hij alleen bij Klint in huis was om een zekere meid te bezoeken, maar zij ontkende dat. Hij was door haar ontdekt en zij had hem laten vangen. Onder marteling bekende Jantje dat het zijn intentie was om te stelen. Met een beitel in zijn hand had hij de deur opengewrikt, omdat de grendel er niet goed op zat. Jantje betuigde uiteindelijk spijt van zijn daden en bood aan weglopers aan te wijzen in het bos en te helpen ze te vangen. Jantje werd gestraft met een Spaanse bok rondom het Fort en teruggestuurd naar zijn meester, als die de kosten wilde betalen. Ondanks inbraak in een huis werd Jantje niet ter dood veroordeeld, met een lijfstraf kwam er nog goed vanaf.