blog | werkgroep caraïbische letteren

Kinderen, kunstenaars en krankzinnigen

Bestaat er een verband tussen de grootte van een land en de omgang van dat land met zijn geschiedenis? In haar prikkelende essay A Small Place (1988) stelt Jamaica Kincaid dat in kleine landen mensen door kleine gebeurtenissen in beslag worden genomen en dat deze gebeurtenissen hun denken en handelen bepalen. Volgens Kincaid gaat het altijd om aangelegenheden van locale aard. Mensen die een klein land wonen, zo vervolgt zij haar betoog, hebben moeite zichzelf als deel van een groter geheel te beschouwen en zichzelf te positioneren in een keten van gebeurtenissen. Ook exactheid en volledigheid zijn hen vreemd. Hun tijdsbesef wordt niet gestuurd door een scherp onderscheid tussen verleden, heden en toekomst. Een gebeurtenis uit het heden kan zich zo ongrijpbaar voordoen dat het evengoed om iets van honderd jaar geleden zou kunnen gaan. Omgekeerd kan iets uit een ver verleden worden beleefd alsof het zich in de actualiteit afspeelt.

 

kincaid small-place

De omgang van mensen in kleine landen met dagelijkse gebeurtenissen doet Kincaid op de haar typerende wijze verzuchten dat zij niet weet of zij in Antigua is opgevoed door kinderen – de ‘eeuwige onschuldigen’, door kunstenaars – ‘die nog geen erkenning hebben gevonden in een wereld die te dom is om hen te begrijpen’ – of door krankzinnigen – ‘die het op zich hebben genomen hun eigen inrichting te bouwen’. Misschien, zo concludeert zij ironisch, was het wel door een exquise combinatie van deze drie.

Suriname is geen Antigua, maar wel een klein land, in ieder geval in termen van inwonertal. Als Kincaid gelijk heeft, dan eisen ook hier alledaagse voorvallen de aandacht op, zetten zich voor korte tijd vast in het geheugen en worden vervolgens door andere alledaagse voorvallen verdrongen en uitgewist. Dit is inderdaad een herkenbaar fenomeen dat het leven van veel mensen reguleert, maar manifesteert het zich alleen in kleine landen? Als we om ons heen kijken, dan zou je even gemakkelijk kunnen constateren dat de waan van de dag overal regeert en dat kleine gebeurtenissen onlosmakelijk verbonden zijn met elk mensenleven.

Die waan van de dag beperkt zich niet tot locale aangelegenheden. Ook als we ons zouden beperken tot de waarneembare dimensies van het bestaan, dan nog denk ik dat mensen, ook die in kleine landen, in staat zijn zichzelf te zien als deel van een groter geheel en als schakel in een sequentie van gebeurtenissen. Wat zich hier lijkt te wreken is dat A Small Place vóór de digitale revolutie verscheen en dat Kincaid zich op het moment van schrijven onmogelijk een voorstelling kon vormen van de technologische sprong voorwaarts die de mensheid niet lang erna zou maken. Want tegenwoordig laten individuen, ongeacht hun geografische herkomst, de traditionele begrenzingen van hun bestaan frequent achter zich en zijn zij er meer dan ooit van doordrongen dat zij deel uitmaken van een veelomvattender wereld. Dat wil niet zeggen dat hun positiebepalingen altijd gearticuleerd zijn en dat zij een volledig beeld hebben van hetgeen hen omringt, maar de vraag is of dat überhaupt mogelijk is. Waar het om gaat, is dat de beschikbare leefomgeving voor de meeste mensen groter en complexer is geworden en dat zij zich op allerlei manieren met het bovenlokale verbonden voelen.

Heeft dit ook consequenties voor het denken over verleden, heden en toekomst? Weten mensen in kleine landen de tijdsvolgorde van gebeurtenissen minder goed te onderscheiden dan mensen in grote landen? Ook dit betwijfel ik. Kincaid heeft natuurlijk wel gelijk als zij stelt dat bepaalde thema’s uit het verleden, bijvoorbeeld slavernij, voor grote groepen mensen van Caraibische afkomst een grotere actualiteitswaarde hebben dan veel hedendaagse thema’s. Maar het onderscheid tussen de fysieke slavernij die in de Caraïben in de 19e eeuw werd afgeschaft en de mentale slavernij waarvan de doorwerking voor menigeen tot in de 21ste eeuw reikt, kunnen mensen zonder al teveel problemen maken. Ook de tijdperken van koloniale onderwerping, autonomie en onafhankelijkheid worden gemakkelijk uit elkaar gehouden, ook al zijn de meesten zich ervan bewust dat deze begrippen weinig zeggen over de reëel bestaande vrijheid en soevereiniteit van landen en volken in de onderscheiden perioden.

Als het om geschiedschrijving gaat is het doorgaans de politiek die graag de blik naar binnen richt. De buitenwereld bestaat voor veel regeringen in het Caraïbisch gebied bij de gratie van de zegeningen van handel en industrie en de mogelijkheden van langjarige leningen en investeringen. Maar de eigen geschiedenis wordt vooral gezien als een lokaal fenomeen dat ‘in huis’ moet worden bestudeerd en door lokale historici moet worden opgetekend. Daar is weinig mis mee, behalve dat die historici in veel gevallen niet professioneel zijn opgeleid en nooit in de ambachtelijke kanten van het vak zijn ingewijd. Daarmee is niet gezegd dat zij geen bijdrage aan de geschiedschrijving kunnen leveren, maar wel dat zij de noodzakelijke vaardigheden en expertise missen om over de grenzen heen deel te nemen aan historische debatten en invloed uit te oefenen buiten de lokale kring van belangstellenden.

Het herschrijven van de geschiedenis wordt tegen die achtergrond een hele opgave. Als uitdrukking van de ambitie van een volk om de eigen geschiedenis vast te leggen en erop toe te zien dat deze niet voor het karretje van vooringenomen buitenstaanders wordt gespannen, is dit een nobele doelstelling. Tegelijk is deze veelgebezigde term een open deur, aangezien met elke serieuze nieuwe publicatie over een bepaald onderwerp de geschiedenis als vanzelf herschreven wordt. In de Caraïbische geschiedenis doet zich bovendien de omstandigheid voor dat er over veel onderwerpen nog niets substantieels geschreven is. Pas als dergelijke publicaties beschikbaar zijn, kan het herschrijven een aanvang nemen. Idealiter gaat daarbij de ‘van binnenuit’ benadering hand in hand met aandacht voor de verbindingen van de Caraïbische mens met de ‘buitenwereld’.

De noodzaak van goed opgeleide historici wordt in ieder geval in Suriname onderkend. Een eerder dit jaar gestarte universitaire masteropleiding geschiedenis zal de nieuwe generatie Surinaamse historici er van overtuigen dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de kwaliteit van geschiedschrijving en de professionaliteit van de historici die voor die geschiedschrijving verantwoordelijk zijn. Die kwaliteit kan alleen maar worden gewaarborgd als studenten niet – om met Kincaid te spreken – via kinderen, kunstenaars en krankzinnigen met de bestudering van het verleden vertrouwd worden maken, maar aan de hand van wetenschappelijke methoden en technieken.

Dat wil niet zeggen dat kunstenaars nooit iets interessants over geschiedschrijving op te merken hebben. Integendeel. Caraíbische historici doen er goed aan kennis te nemen van A Small Place en van al die andere literaire werken uit de regio waarin op een inspirerende wijze op het verleden wordt gereflecteerd. Zolang de geschiedenis – ‘de chemische verbinding van noodlot, toeval en bedoeling’, zoals Cees Nooteboom het ooit zo fraai formuleerde – maar recht wordt gedaan en op een integere manier wordt bevraagd, kunnen historici met deze werken hun voordeel doen.

on 25.09.2011 at 15:04
Tags:

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter