Kevin Headley – De wachter
“Ben je er klaar voor?” vraagt het hoofd van de school in Coronie aan Jerry, de nieuwe bewakingsmedewerker van de instelling. Jerry kijkt hem aan en zegt na enige aarzeling: “Yes, yes’.
Waarom moet ik op deze school juist aangesteld worden, denkt Jerry bij zichzelf terwijl het schoolhoofd uitlegt wat er van hem verwacht wordt. Een school waar het spookt. Alsof het leven al niet moeilijk genoeg is. Met mijn diploma voor het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs alleen op zak kan ik nergens een goede baan vinden. Ze vragen overal een bachelor of hoger. Degenen die mij tenminste oproepen. Hoe wil de maatschappij dat ik aan geld kom als ik niet eens de kans krijg om eerlijk ervoor te werken. Als het niet voor mijn vrouw Rachel en dochter Sharon was zou ik allang op een andere manier voor geld zorgen.
“Je hebt nooit eerder als wachter gewerkt?” interrumpeert het schoolhoofd Jerry zijn gedachten. Jerry zegt stamelend: “Nee, nee, maar ik zal mij inzetten om het goed te doen.”
“Wat voor werkervaring heb je?” vraagt het schoolhoofd. “Ik las in je curriculum vitae dat je op de kunstacademie hebt gezeten?”
“Ja, ik studeerde beeldende kunsten op de Academie voor Kunst en Cultuur Onderwijs zo’n drie jaartjes. Ik kreeg een vette baan aangeboden bij een grafisch bureau als illustrator dus ik stopte vroegtijdig met de opleiding. Er kwamen veel opdrachten binnen. Illustraties maken voor promotiemateriaal van reclamecampagnes en evenementen. Storyboards voor reclamefilms. Ik had ook nog tijd over om wat vrij werk te doen. Mijn eigen creaties te ontwikkelen. Toen kwam de economische crisis. Het eerste waarop wordt bezuinigd is kunst en het bedrijf kreeg nauwelijks opdrachten meer dus moesten ze mij ontslaan. Ze gaven me een bedrag mee om het even mee te doen, maar dat was binnen een mum van tijd op. Met alleen een middelbaar diploma vind je ook niet makkelijk een baan in deze tijd in het land, laat staan een goed betaalde. En ik heb een vrouw en een kind te verzorgen, dus daarom zit ik nu hier.”
“Ik heb respect voor iemand die op een eerlijke manier aan zijn geld komt in plaats van te stelen of roven,” zegt het schoolhoofd.
“Dank u,” antwoordt Jerry.
“U bent wel af en toe nog bezig met kunst?” vraagt het schoolhoofd verder.
“Door mijn geldsituatie heb ik geen inspiratie en zin,” zegt hij.
“Een kunstenaar zonder inspiratie is als een Rolls Royce zonder brandstof,” zegt het schoolhoofd.
“Nutteloos dus,” vult Jerry hem aan.
Het schoolhoofd kijkt strak naar Jerry en zegt: “… boordevol potentie. Enfin. We werken met twee maanden proef en daarna een contract van zes maanden.”
“Vind ik prima,” zegt Jerry, terwijl hij ook even uit het raam kijkt. Hij ziet een deel van het schoolplein en enkele lokalen met leerlingen. In de verte, achter de lokalen, een grote boom op een heuvel. Een kankantrieboom. Een lage stenen schutting, die scheef staat en op een paar plekken gebroken is, scheidt de school van de begraafplaats.
“Wat is met de muur gebeurd?” vraagt Jerry.
“Oude muur, volgens mij gebouwd in dezelfde periode als de begraafplaats,” legt het schoolhoofd uit. “Leerlingen hingen eraan. Zaten erop. Stootten ertegenaan. Het is toen deels in elkaar gestort. Helaas hebben we geen geld nu om een nieuwe te plaatsen. De begraafplaats wordt sinds jaar en dag ook niet meer gebruikt omdat het vol is, dus valt het mee.”
Jerry kijkt naar de grote kankantrieboom die als een kolossale paraplu op de heuvel midden op de begraafplaats staat. De schaduw van het bladerdek reikt ver over de begraafplaats.
“Gigantisch hè?” vraagt het schoolhoofd retorisch. “De boom is tientallen jaren oud. Hij is volgens mij ouder dan de school. Hij heeft dus veel gezien en ervaren. Maar goed, u kunt rond een uur of tien zich aanmelden. De andere bewaker zal u dan de sleutels geven. Jullie gaan elkaar steeds afwisselen. Wie wanneer de middag- en de avonddienst heeft. Dat kunnen jullie wel zelf onderling regelen. Dat was het dan van mijn kant. Heeft u vragen?”
“Zijn de verhalen waar?” vraagt Jerry.
“Zo,” antwoordt het schoolhoofd. ”Ik had wel verwacht dat u daarover nog iets zou vragen. Ja, de school is de afgelopen periode negatief in het nieuws geweest. Door kattenkwaad dat de leerlingen uithaalden, niet door boze geesten dat gesuggereerd wordt in de berichtgevingen. De kinderen vroegen om aandacht en dat hebben ze gekregen. We zijn voorbij die fase.”
“Kregen de kinderen geen winti?” vraagt Jerry verder.
“Ze deden interessant!” zegt het schoolhoofd. “U gelooft toch niet dat er kwelgeesten rondrennen die zorgen voor onrust?”
“Er is meer tussen hemel en aarde,” zegt Jerry.
“Heeft u bewijs dat er kwelgeesten bestaan?” vraagt het schoolhoofd.
“Nee,” zegt Jerry.
“Als u problemen heeft om te werken op deze instelling …,” vervolgt het schoolhoofd.
“Nee, ik wil hier werken,” geeft Jerry het schoolhoofd aan voordat die zijn zin kan afmaken.
“Prima,” zegt het schoolhoofd daarop. “Ik wens u dan succes met uw werk. Zolang u alles naar behoren doet zullen wij geen problemen krijgen.”
Ze schudden elkaars hand en Jerry gaat weer naar huis om zich later aan te melden voor zijn shift.
“Je kan elk uur een rondje lopen om het terrein en kijken of alles in orde is,” zegt de andere wachter wanneer Jerry zich aanmeldt later in de avond. “Hou je goed.”
“Thanks,” zegt Jerry.
“Oh ja, niet naar de begraafplaats gaan,” zegt de bewaker nog voordat hij vertrekt. “Het is pikdonker daar en straks val je in een gat of zo en bezeer je jezelf.”
“Was ik niet van plan,” mompelt Jerry. Terwijl de andere bewaker eindelijk vertrekt neemt Jerry plaats in het wachtershuisje. Op tafel plaatst hij zijn rugtas en haalt er een pocketradio uit. Die maakt hij aan. Een omroeper vertelt wat er door de dag heen is gebeurd in het land. Jerry kijkt nog even in zijn tas en ziet twee zakken met boterhammen en een tekenmap. Hij haalt de tekenmap eruit en maakt die open. Na een half uur en een boterham minder, is het stuk papier nog onaangetast als de maagd Maria.
De leraren op de kunstacademie vonden allemaal dat ik goed kon tekenen. Dat ik een grote kunstenaar zou worden. Ga erop uit, Jerry! Toon je werk aan de wereld, Jerry! Ze zouden allemaal teleurgesteld in mij zijn als ze me nu zagen. Pa lacht me zeker uit. Die wilde nooit dat ik kunstenaar werd. Ik moest advocaat worden net als hij. “Dat zijn goede beroepen, je gaat een zielige kunstenaar worden als je daarmee doorgaat.” Die sukkel had gelijk. Ik ben echt een idioot. Mijn inspiratie is even dood als mijn carrière. Je hart volgen is rommel. Liever had ik een rechtenstudie gedaan en zat ik nu niet in deze shit. Ik zou niet blij zijn met mijn baan, maar ik zou wel tenminste geld hebben.
Na een uur legt hij zijn potlood neer en begint aan zijn eerste loopronde door de gangen van de school. Hij schijnt met zijn flashlight in de lokalen. Het enige wat hij ziet zijn lege stoelen en tafels die naar hem terugkijken. Jerry kijkt even naar de boom in de verte. Met de maan erachter lijkt hij op een gigantische uitgestrekte hand. Hij gaapt en loopt terug naar het kantoor. Hij gaat weer zitten op zijn stoel en kijkt weer naar de blanco pagina. Op de achtergrond speelt “In the midnight hour” van Wilson Pickett op de radio. Hij kijkt naar het lege vel van zijn tekenblok. Al maanden is het blanco, lukt het hem niets op te plaatsen, niet eens een streep. Hij wrijft in zijn gezicht.
Ene moment aan top in zijn leven, ander moment weer helemaal onderaan de ladder. Door mijn eigen schuld. Als ik het niet om mijn gezin was had ik allang een bank beroofd. Als het niet om mijn gezinwas. Hij schrikt wakker als hij gekrijs in de verte hoort.
Wat was dat?
Jerry staat op.
Zal ik de politie bellen? Maar dadelijk is het een loslopende hond en komen ze zomaar. Dan zal het schoolhoofd klagen dat ik op mijn eerste dag onnodig voor chaos zorg. Laat me even gaan kijken wat het is. Maar ze zeiden dat ik liever naar de begraafplaats kon gaan.
Hij hoort weer het gekrijs. Hij slikt de brok in zijn keel weg, ademt uit, pakt zijn flashlight en loopt het wachtershuisje uit. Hij ziet plotseling een kleine jongen langs de middelste rij van lokalen lopen. Wat doet een kind op dit tijdstip op school?
“Hey, wat doe je hier?”roept hij.
De jongen, met krullend haar, in een short en een t-shirt en badslippers, staat op en rent weg. Richting de begraafplaats. Jerry rent achter hem aan.
“Stop, waar ga je heen, wat doe je hier?”
De jongen springt over de gebroken schutting die de school en de begraafplaats scheidt alsof het niets is. Jerry stopt.
“Hoe?”
Hij is de begraafplaats opgerend. Ze zeiden dat ik niet naar daar moest gaan. Maar dadelijk is de jongen met de schrik ernaartoe gerend en weet niet in wat voor gevaar hij is. Jerry ademt diep in, blaast uit en loopt de begraafplaats op. Met zijn flashlight probeert hij in het donker zijn weg te vinden.
“Jongen, waar ben je? Kom hier. Deze plek is gevaarlijk.”
Het ruikt alsof iemand een fles formaldehyde heeft rondgestrooid op het terrein. Het is muisstil, een ge-oe van een uil doorbreekt de stilte om de zoveel tijd. Hij slikt de zure smaak in zijn mond door. De lucht in de omgeving voelt kil aan. Hij krijgt rillingen over zijn lichaam.
Waar is die jongen, denkt hij bij zichzelf.
Hij loopt voorzichtig door de doolhof van grafstenen. Plotseling hoort hij weer het gekrijs dat door zijn ziel snijdt. Hij schijnt het licht van zijn flashlight in de richting van het geluid en ziet de jongen staan. Hij schijnt in het gezicht van de jongen. Zijn ogen zijn pikzwart. Hij maakt zijn mond openen er komen vlijmscherpe tanden tevoorschijn. De haren op het lichaam van Jerry staan loodrecht.
Oh, shit.
De jongen begint op Jerry af te rennen en verandert langzaam in een behaard wezen. Jerry wil wegrennen, maar valt steil achterover wanneer hij in een gat stapt. Zijn flashlight rolt uit zijn hand. Het wezen komt uit het niets en springt bovenop hem. Nu ziet hij hem beter. Het heeft een groot hoofd, korte ledematen, dunne lange vingers met scherpe nagels en tanden die eruit zien als enorme stekels. Het probeert hem te bijten. Jerry probeert hem met alle macht van van zich af te houden. Wat is dit voor wezen?
Jerry voelt de kracht in zijn armen afnemen terwijl het tekeergaat. Het probeert zich los te wringen terwijl het hem ook de baas probeert te zijn. Jerry zijn hart bonst tegen zijn borstkas. Zweet sijpelt uit zijn poriën. Plotseling begint de kop van het wezen te veranderen. Zijn langwerpige snuit met scherpe tanden wordt steeds kleiner en zijn kop wordt een gezicht. Een gezicht dat hij herkend. Het is het gezicht van zijn vader.
“Je bent een mislukking,” zegt die tegen hem. “Als je had geluisterd naar mij was je nu niet hier. Waarom ben je zo koppig, jongen. Je denkt dat de wereld zit te wachten op je kunst? De wereld heeft geen interesse in die rommel die je maakt. Word wakker! Neem je verantwoordelijkheid. Je hebt nu een vrouw en een kind. Je hebt geen tijd om stomme dromen achterna te jagen die je niks gaan opleveren. Waarom luister je nooit naar mij?”
“Moet ik naar de man luisteren die mijn moeder sloeg?” zegt Jerry terug. “Die mij sloeg.”
“Je moeder was ook koppig. Zij wilde me een grote mond, geven. Mij. De man die het geld binnenbracht. Buitenshuis werd ik geprezen voor mijn prestaties. Maar in mijn huis had ik niet het respect van mijn eigen gezin. Ik moest jullie harder hebben geslagen. Dan misschien was jij beter geëindigd. Ondankbare rotzak. Dit krijg ik als dank van een kind waar ik alles voor heb gedaan.”
“Je hebt me vernietigd,” zegt Jerry.
“Ik heb geprobeerd om je tot een man te maken,” zegt zijn vader. “Helaas ben je maar een waardeloze kunstenaar die niet eens het werk van een wachter goed kan doen. Ik schaam me om je vader te zijn. Je brengt me alleen maar schande.”
“Je bent een slechte vader,” zegt Jerry.
“En jij bent niks waard,” zegt zijn vader.
“Nee!” zegt hij.
“Ja!” zegt het wezen. Het verandert. De trekken van zijn vader vervagen en het wordt langzaam… hem. “Ouwe heeft gelijk. Je kunst stelt niks voor. Ondermaats. Niks unieks. Niks bijzonders. Hoe haalde je het in je hoofd om kunstenaar te worden. Omdat een paar leerkrachten op de lagere school vonden dat je goed kon tekenen? Ze hielden je voor de gek. Je kan niks.”
“Je liegt,” schreeuwt Jerry tegen zichzelf. “Ik heb talent.”
“Talent in je mars,” zegt zijn evenbeeld. “Je blinkt nergens in uit. Je hebt geen eigen stem. Je vond toevallig een baan die wat betaalde die je alweer snel kwijt was en nu zit je in deze shit. Je kan niet eens genoeg verdienen om je gezin te onderhouden. Je gaat zien dat Rachel je binnenkort gaat verlaten. Voor een betere man. Een succesvollere man. Een die haar alles kan geven wat ze wil. Financieel en emotioneel. Je kan haar op geen enkel vlak bevredigen. Wat voor man ben je.”
“Je liegt. Rachel houdt van me,” zegt Jerry. “Sharon houdt van me.”
Tranen rollen van zijn gezicht. Hij voelt zijn armen verslappen. Hij verliest zijn kracht.
Hoe kan ze van zo iets nietszeggends als jij houden,” gaat zijn evenbeeld verder met een lach. “Rachel gaat straks weg en neemt Sharon mee. Ze gaat echt niet haar kind grootbrengen met een slechte vader als jij. Ze kan iemand beter vinden. Ik vraag me echt af wat zo’n mooie vrouw in jou ooit zag.”
Het wezen verandert weer.
“Pa…”
Langzaam veranderen de trekken van het wezen in die van zijn dochter.
“Pa, ik heb een mooie jurk gezien met mama. Kan je die voor me kopen.”
“Ik heb niet genoeg geld,” zegt Jerry.
Haar ogen beginnen te tranen. Je hebt nooit genoeg geld. Hou je wel van me?”
“Heel veel.”
“Waarom koop je die jurk niet voor me?”
“Omdat het nu even niet kan.”
“Mama heeft gelijk. Je doet niet hard genoeg je best. Je laat ons steeds in de steek.”
Zijn greep wordt steeds zwakker. Hij wil zich overgeven aan het wezen. Hij kan het niet meer. Hij maakt zijn ogen dicht. Net wanneer hij wil loslaten voelt hij een hand op zijn schouder. Hij zit achter zijn tekentafel. Meneer Ed kijkt naar de tekening en daarna naar Jerry. Op zijn wit gerimpelde gezicht komt een lach tevoorschijn.
“Ziet er goed uit,” zegt hij.
“Echt?” vraagt Jerry.
“Misschien de contouren een extra schaduw geven voor wat meer diepte, maar ik zou zeggen dat je eerste volwaardige kunstwerk bijna af is.”
“Echt?” vraagt Jerry nogmaals. “U zegt het mij niet om mij goed te laten voelen?”
“Nee,” zegt Ed. “Ik meen het. Ik heb je zien groeien. Van een onzekere jongeman naar een die langzaam een eigen stem in de kunst heeft ontwikkeld. Het is belangrijk om geld met je kunst te verdienen. Om door anderen te worden geprezen. Maar belangrijk is dat jij jezelf eerst uitzonderlijk vindt.”
Ed tikt op Jerry zijn borstkas.
“Kunst komt van hieruit Jerry en hier moet je het ook voeden. Ik weet dat het leven soms onze plannen in de war gooit. Maar blijven tekenen. Kunst kan je gebruiken, niet alleen als middel om je boodschap over te brengen, maar ook als therapie. Om jezelf te helen. Want als jij er zelf niks uithaalt, wat voor zin heeft het dan.”
Jerry knikt.
“Ik mis u, Ed. Uw ondersteuning en begeleiding. U gelooft in mij. Als u er nog was had ik de opleiding nooit onderbroken. Waarom moest u mij zo snel verlaten.”
Ed kijkt hem lachend aan.
“Ik ben nooit weggegaan. Ik ben er wanneer je me nodig hebt. Ik blijf je ondersteunen en blijf over je waken. Wat heb ik je geleerd?”
Samen zeggen ze in koor “blijven tekenen”
“De echte kunstenaars zijn degenen die nooit opgeven,” gaat Ed verder. “Zonder kunst is de wereld een donkere plek. Dus geef niet op. Geef nooit op.”
“Ik geef niet op. Nooit!” schreeuwt Jerry uit. Plotseling voelt hij het beest niet meer. Hij doet zijn ogen open. Het is overal donker. Hij pakt zijn flashlight op. Hij schijnt ermee in de duisternis. Hij ziet niks. Hij staat op en loopt snel terug naar zijn post.
“Je maakt een grap!!” schreeuwt het schoolhoofd. Jerry schrikt wakker. Hij kijkt recht in het gezicht van het schoolhoofd. Hij kijkt daarna snel om zich heen. De zon schijnt. Het is ochtend. Hij is in het wachtershuisje. Hij kijkt weer naar het schoolhoofd die hem nog steeds strak aankijkt.
“Je eerste dag en je gooit er al met de pet naar.”
“Sorry, sorry, sorry,” verontschuldigt Jerry zich. Hij staat op. Hij raapt al zijn schetsen bij elkaar die over de tafel liggen. Hij duwt ze in zijn rugtas. Hij wil weglopen wanneer het schoolhoofd vraagt: “Waar ben je geweest? Je hemd is vies en vuil. Het lijkt alsof je hebt zitten worstelen in de modder.” Jerry veegt over zijn hemd en ziet wat modder aan zijn handen.
“Waar kom je vandaan?” vraagt het schoolhoofd. “Pas op hoor, dit is geen goede eerste indruk.”
“Sorry, Sorry,” mompelt Jerry en loopt naar de poort. Hij probeert snel met zijn handen de modder van zijn hemd af te vegen terwijl hij wegloopt. Hij glimlacht even. Hij wil zo snel mogelijk naar huis. Zijn vrouw en zijn kind omhelzen. En dan verder gaan met tekenen. Het schoolhoofd zet zijn bril af. Veegt de glazen schoon en zet hem weer op. Hij raapt een schets op die uit het schetsboek van Jerry is gevallen en kijkt ernaar. Heel gedetailleerd is de kankantrieboom met de maan erachter getekend. Het schoolhoofd glijdt met zijn wijsvinger erover en denk bij zichzelf: talentvol.