blog | werkgroep caraïbische letteren

Kevin Headley – De proef

De mannen van het dorp hebben dagen vooraf de mieren verzameld in het bos. Tientallen van die grote zwarte wezens. Ze worden “yuku’s genoemd. Wanneer ze je bijten, voelt het aan alsof een hete brandnetel je lichaam doorboort.

Illustratie door Desmond Kerk

Als de twaalfjarige Kenyu daaraan denkt, wil hij overgeven.  Hij zit aan de zijkant van de rivier en kijkt hoe de zon ondergaat in de verte. Een groep papegaaien vliegt voorbij. De rivier die overdag elke korjaal probeert om te kantelen, is de rust zelve. Het getjirp van de krekels wordt steeds luider. Aan de kust wordt het ook wat kouder. Kenyu ruikt de geur van gebraden wild in de verte. De mannen zijn bezig het eten klaar te maken voor het feest. Het feest dat elke keer de avond voor het toegangsritueel, de proef die elke jongere moet doorstaan op weg naar volwassenheid, wordt gehouden. Hij zucht. Hij heeft er geen zin in. Niet in het feest en niet in het ritueel. Nog erger, hij wil het laatste helemaal niet doen! Wat als hij het niet aankan? Wat als de pijn hem overmeesterd en hij het uitgilt? Dan is iedereen van het dorp teleurgesteld in hem. Ook zijn broer Nayu. Ze verschillen twee jaar van elkaar, maar Nayu is helemaal toegewijd aan de zorg van zijn broertje. Vanaf het overlijden van hun ouders toen Kenyu nog heel klein was. Waarom moet ik die proef toch doen? vraagt Kenyu zich verder af. Wat voor zin heeft het? Intussen is Nayu naast hem komen zitten.

“Broertje, ik snap dat je bang bent,” zegt hij. “Ik was ook bang. Het doet ook echt pijn. Maar voor je denkt is het afgelopen. Je moet gewoon proberen te denken aan andere dingen. Positieve dingen om  de tijd te doden. Bijvoorbeeld hengelen op de grote rivier. Of jagen met je pijl-en-boog op bosvarkens. Denk aan hoe blij je daarvan wordt. Dan ga je zien hoe snel de tijd gaat.”

“Wat als ik doodga,” zegt Kenyu. “Ik heb een paar mannen horen zeggen dat een paar keer jongeren zijn doodgegaan aan de proef.  Dadelijk haal ik het niet.”

“Niemand is ooit doodgegaan aan de proef,” zegt Nayu. “We hebben het allemaal moeten doen. Iedereen moet het ritueel doen. Het is een hele belangrijke traditie voor ons volk. Het verbindt ons met onze voorouders en de anderen die na ons zullen komen. We zijn dan een grote familie bij elkaar. En je komt er ook doorheen.”

“Jij had het makkelijk,” zegt Kenyu. “Ma en pa waren er voor je.”

“Je hebt mij,” zegt Nayu. “Ik weet dat ik ma en pa hun plek niet kan innemen. Maar ik ben er. Ik zal je ondersteunen. Je kan op me rekenen. We gaan er samen hard tegenaan.”

“Samen,” herhaalt Kenyu. “Echt?”

“Echt,” zegt Nayu terwijl hij met zijn hand drukt op de schouder van Kenyu. “Tradities mogen maar dan wel minder pijnlijk,” zegt Kenyu.

“De pijn bereidt je juist heel goed voor op het leven,” zegt Nayu. “Dat alles niet even gemakkelijk gaat en er pijnlijke momenten zullen voorkomen.“

Wanneer ik per ongeluk trap op een mierennest weet ik tenminste wat ik kan verwachten, denkt Kenyu bij zichzelf. Hij kijkt eerst naar zijn kortharige broer met een spleet tussen zijn tanden en daarna naar het uitzicht van de rivier dat nu pikdonker is. Zijn broer staat op en slaat op zijn schouder.

“Kom, laten we naar het feest gaan, het zal je even afleiden.”

Kenyu knikt en staat op. Samen lopen ze naar het dorp. Het feest is al een poos aan de gang. Er wordt muziek gemaakt met de maraka, een grote beschilderde kalebas die een ratelend geluid maakt. De vrouwen dansen door steeds door hun knieën buigen. De mannen doen af en toe ook mee. Een feestganger drukt Kenyu een kalebas met kasiri in zijn handen, die hij met een teug leegdrinkt. De bittere smaak vindt hij lekker. Hij neemt nog een beetje en kijkt hoe de mannen nu samen met de vrouwen dansen. Iedereen is in een goede stemming. Kenyu begint te lachen en drinkt meer kasiri.  Na een poos begint alles om hem heen te draaien. Nayu moet hem goed vasthouden zodat hij niet omvalt. Hij begeleidt Kenyu naar zijn hangmat. Nog net voordat Kenyu in slaap valt hoort hij de woorden “Slaap lekker broertje, mogen is de grote dag” van Nayu.

De volgende dag wordt Kenyu met een draaiende buik wakker. Hij twijfelt of het van de kasiri is of van de zenuwen. Hij geeft twee keren over. Daarna loopt hij waggelend naar de tent waar de jongeren zich moeten aanmelden. Eén voor één worden ze gebracht naar de man die de kunana, een mat met de mieren ingevlochten erin, vastgeklemd tussen buikstuk en staartstuk, aan hem vastbindt. Hij wiebelt op de ballen van zijn voeten van links naar rechts terwijl hij wacht. Steeds kijkt hij uit de tent naar zijn broer. Die kijkt naar hem en knikt. Hij zucht en knikt terug. Hij sluit steeds aan in de rij. Zijn hart stuitert tegen zijn borstkas. Hij zweet alsof hij uren heeft gerend in de felle zon. Kenyu houdt zich sterk wanneer de mat wordt vastgebonden aan hem. Hij mag niet klagen of schreeuwen. Want dan wordt hij straks gezien als een zwakkeling. Nadat de man klaar is met het binden van de mat gaat Kenyu liggen in een hangmat. In het begin valt de pijn mee. Het voelt aan alsof hem gewoon een paar muggen bijten. Maar dan wordt de pijn steeds heftiger. Het voelt aan alsof verschillende stekels hem prikken tot in zijn ziel.  Er komt geen einde aan. Ik hou het niet meer vol. De beten branden teveel. Ik wil niet meer. Het moet stoppen. Hij begint te bewegen in zijn hangmat. Steeds heftiger. Dat maakt de pijn juist erger. Hij wil huilen. Gillen. Hij twijfelt zelfs of hij nog leeft. Het lijkt erop alsof zijn ziel zijn lichaam verlaat. Hij wil uit zijn lichaam stappen. Vrij van alles. De pijn. De angst. Het verdriet dat zijn ouders er niet meer zijn om hem te helpen. Hij moet aan positieve dingen denken, had Nayu gezegd. Kenyu probeert te denken aan de ene keer dat hij en zijn broer diep in het bos waren gewandeld. De bomen reikten tot naar de hemel en overal was er groen te zien.

“In alles wat de mens nodig heeft voorziet de natuur,” vertelde Nayu. “Eten, drinken, medicijnen en ook rust. Daarom is het belangrijk die balans goed te houden. Wij zijn allemaal onderdeel van een groter geheel. Daarom is de mierenproef belangrijk voor ons. Het brengt ons dichter bij de natuur. Om die te respecteren en ook te beschermen.”

Nayu wees hem naar een rij mieren die over een tak liepen.

“De mier is een klein wezen, maar is in staat andere wezens veel groter dan hem ten val te brengen door zijn doorzettingsvermogen, motivatie en zijn koppigheid om niet te accepteren dat hij zo klein is. Mieren werken ook goed samen. Iedereen heeft een taak, ze respecteren elkaar en geven elkaar de ruimte om hun taak goed te doen. Ze rekenen ook op elkaar. We kunnen als mens daarvan leren om goed samen te werken. Door samen te werken met elkaar kan je veel bereiken,” zei Nayu met een glimlach. “Dus vergeet niet: hoe moeilijk de situatie ook is gewoon blijven doorzetten, blijven vechten en onthouden dat je deel bent van een groter geheel, jouw rol is ook belangrijk.”

Er zijn momenten dat alles zwart wordt voor de ogen van Kenyu. Hij weet niet waar hij is. Wat er met hem gebeurt. Alles om hem heen draait. Het lijkt alsof hij in brand staat. Hij hoort plotseling de stem van zijn broer in zijn hoofd.

“Adem,”zegt die hem. “Rustig blijven Kenyu. Adem. Even volhouden.”

Kenyu bijt op zijn tanden. Drukt zijn vuisten met alle kracht dicht. Hij drukt zijn ogen dicht. Hij ademt, in en uit. In en uit. Zijn lichaam begint minder te beven. Hij komt tot rust.

“Rustig ademen,” hoort hij zijn broer nog zeggen.

De verlossing komt wanneer een paar mannen van het dorp de band komen losmaken en hem omhelzen. Hij probeert te lachen, maar er komen alleen tranen tevoorschijn. Ze schudden zijn lange haar door elkaar van vreugde. Maar Kenyu wil alleen liggen en slapen. Zijn broer omhelst hem en tilt hem op. Hij brengt hem naar hun hut en plaatst hem in zijn hangmat. Kenyu’s lichaam voelt nog steeds pijnlijk aan, maar het is voorbij.

Hij ligt een paar dagen doodziek in zijn hangmat, maar met het herstellen van zijn kracht groeit ook het besef dat hij zijn moed heeft bewezen en erdoor is gekomen. Hij is nu volwassen. Wanneer hij wat aangesterkt is, verwent zijn broer hem met een lekker stuk konkoni. Hij is niet meer de kleine Kenyu, maar Kenyu, de man. Hij voelt zich natuurlijk wel gewoon hetzelfde als hij eerlijk is. Maar de anderen in het dorp kijken niet meer naar hem als een kleine jongen. Nayu is trots op hem, zijn broertje is nu een man.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter