blog | werkgroep caraïbische letteren

Ken Mangroelal – O whe, o o whe

O whe , o o whe

Het onzichtbare neemt bezit van mij.
O whe, o o whe.
Trekt aan mijn manen
Berijdt mij als een paard.
In galop door de woestijn van het leven
In ritmisch klik klak over keiharde wegen van
eeuwenoude, nieuwe en vergane steden.

In rivieren de voorouderlijke geest doet opstijgen
Ik ruik de geur van Life Boy zeep waar mijn grootvader zich
mee inzeept, hij zingt vol schuim onder de douche.
De melodie golft over het water en de woorden bubbelen even onverstaanbaar als toen ik die voor het eerst hoorde,
klanken uit een vrolijke borst en een verloren taal.

Ik zie een voorouderlijke sefardische Jood
op een plantage aan de Wilde kust
met aan zijn linkerzij een zwarte concubine
met in zijn rechterhand de zweep die honderd zweepslagen
onvermoeid doet neerknallen op de brede rug van een slaaf die al te zeer had gelonkt naar het oerwoud en zijn weggelopen broeders.

Whe, o o whe

Hoefslagen
roffelen
op trommels
strak omspannen met dierenvellen
van de Nieuwe Wereld
zwiepen de heupen,
de geest in trance.

Whe, o o whe
het onzichtbare
dat nederdaalt
bezit neemt van mijn donker lijf
mijn verbleekte, verkleurde ziel.
Ik, kind van schemerlicht
zon en ondergang
van dag en overgang
van stad en platteland
van oerwoud en plantage
van vals en waarlijk licht
schijnend door een prisma
heimelijk licht
zichtbaar en onzichtbaar
voor een blauw mensenoog.

Laat het bloed van offerdieren vloeien
de grond drenken met hun vocht
en de dorst naar het onzichtbare
lessen
de dans mij hoger voeren
de trommelslagen voorbij vermoeidheid voeren
tot alle leed met het zilte zweet van het lijf
afglijdt.

Whe, o o Whe

Wintipriei, Tinakondre, Suriname. Foto Engel Weijs

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter