blog | werkgroep caraïbische letteren

Ken Mangroelal – Massage

Mijn moeder liep al een tijdje hysterisch door het huis. Een giftige pijl van de ex van mijn stiefvader had weer trefzeker door de lucht gezoefd en zich feilloos in de roos, de eeuwig kwetsbare ziel van mijn moeder, geboord. Op den duur zouden zelfs de niet-giftige pijlen, de losse flodders, een virulente uitwerking op haar inborst hebben en dat een leven lang.

Ik zat in de woonkamer en las een boek. Ik moet na de zoveelste schending van mijn leesplezier – mijn moeder liep de woonkamer onder wee en ach in en uit – het boek naast mij hebben neer- gelegd en met verstoorde blik de emotionele wervelstorm hebben gadegeslagen. Toen zij weer eens plotseling de woonkamer binnen was geblazen en op de bank beland, dacht ik: goed zo, de storm is gaan liggen en ze komt tot haar zinnen, alles bedaard. Maar de giftige pijl was klaarblijkelijk tot een diepere laag door- gedrongen, want zij schokte en beefde over haar hele lichaam. Zij riep mij om hulp, wees naar de medicijnkast, zei dat ik haar met wintergreen moest insmeren en masseren. Ik liep naar de kast en kwam met het flesje wintergreen terug.
“Toe, schiet op,” riep ze.
Ik draaide de dop van de fles. Een koele aangename lucht steeg uit de fles op. Langzaam vulde de medicinale vloeistof de holte in mijn linkerhandpalm. Maar toen mijn hand zich in haar richting bewoog, verstijfde ik. Haar lichaam scheen plotseling ongenaakbaar. Haar aanraken had iets van taboe, van heiligschennis. Haar lijf waarin ik cel voor cel was aangemaakt, verscheen mij als vreemd en beangstigend. Zij en ik hadden zich voor eeuwig van elkaar losgemaakt, zelfs om elkaar nooit meer te beroeren. Het genotvolle gesabbel aan de maternale tepel en het spiegelen van het zich geborgen voelen in elkaars blik, is vermoedelijk aan mij voorbijgegaan. Mijn lippen hebben van meet af aan de tepel van het substituut, de fles met een brouwsel van Friesche Vlag-melkpoeder en zoetwater gewonnen uit de Caraïbische zee, gezocht en gevonden en dat natuurlijk bevonden. De aanraking, de streling, hoewel nu volledig therapeutisch van aard, schrok terug voor het somatische landschap daarachter. Het oermetafysische, het moederlijf waarin ook Eros huist. Als een volleerde Oedipus wees ik haar seksueel af, zodat ik later andere vrouwen dan haar kon begeren. Ja, voorbij Oedipus, voorbij zijn leed waarvan de aanblik voor hem zo pijnlijk was dat hij het licht in zijn ogen eigenhandig doofde. En toch, voorbij dit alles wachtte een nieuw leed en onvermogen. Ik stond oog in oog met het metafysische, met het oerlijf waarin mijn verkrampte hand zich gestadig had gevormd. ‘Therapeuo’, Grieks voor: ik verzorg, ik vereer; mijn hand die in verzorging en eer tekortschoot. Dat was schokkend. Je moeder laten creperen. En deze metafysische ervaring deed mij vragen: wat ging hieraan vooraf? Wat voltrok zich tussen ons in deze voor-Newtoniaanse tijd en ruimte? Had zij mij laten creperen in haar binnenste? Was mijn niet te hulp kunnen schieten een koekje van eigen deeg? Dat ene gestolde moment waarin de aanraking in de lucht bleef hangen en nooit werd wat in haar bestemming lag, wees uit: ik ben niet haar redding, haar toeverlaat. Ik rende de deur uit en smeekte tante C., de naaister die gekluisterd aan haar Singer-naaimachine de dagen doorbracht, om hulp. Het was een van die uitzonderlijke dagen dat het geratel van de naaimachine stilviel. Gedurende die stilte bood zij de hulp die ik niet kon bieden. Ik kon het niet helpen.

Uit: Ken Mangroelal, Caribbean Rhapsody. Scènes uit een leven. Amsterdam: Lampros, 2019. ISBN 978-90-9031545-4
Te bestellen via ken.mangroelal@gmail.com
Prijs €18

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter