Ken Mangroelal – Een koning Lear in de mondi
Hoe kwam ik hier?
Welke wind of storm
verwoei mij
joeg mij op
naar deze wildernis?
Van koningskleed ontroofd
met een vod
om mijn lendenen
mijn haren tot klitten
verward
sta ik hier
met getrokken zwaard
dat fonkelt in het maanlicht
Cactussen sabel ik neer
tot mootjes.
Ridders zijn het
in vermomming
en die twee daar mijn
haatdragende dochters
die mijn hart vertrapten.
Noem mij maar een nar, een dwaas
een teerling
wellicht geworpen
uit een venerische schoot.
Hoe haalde ik het in mijn hoofd
mijn rijk te schenken aan twee dochters
die in hun hart meer haat dan liefde
voor mij droegen?
en de jongste, mijn bloed
mijn adem, mijn meest geliefde
met lege handen liet staan?
omdat ze haar liefde voor mij
slechts met stilzwijgen
kon betuigen.
Ik dacht zorgen en zaken
van mijn bejaarde schouders
op die van jongeren over te dragen
en onbelast te kunnen sjokken
naar de dood.
Hier sta ik dan.
laat komen wind of storm
tooien zal ik mij met onkruid
wilde bloemen, een doornige kroon.
Boeten wil ik
voor mijn dwaasheid
vleiende woorden
holle frasen
valse liefde
niet te doorzien
en ware
voor niets
te verklaren.
O, ratelslang
ratel niet langer
met je maracas
schenk mij jouw gif
doodt dit venijn
toe
spring.