blog | werkgroep caraïbische letteren

Ken Mangroelal – De blauwe bromvlieg

De ochtend begon met de jacht op de blauwe bromvlieg die via de openstaande keukendeur de woonkamer was binnen gesnord. Na een korte verkenningsvlucht landde hij op de boterham die ik op de eettafel had klaargezet voor mijn ontbijt. Toen ik met een bak koffie de woonkamer was binnengelopen, zag ik de hem met korte snelle beweginkjes kriskras over mijn boterham schieten.
O nee, dacht ik, de blauwe bromvlieg, de Musca obscoena. Die heeft nu op mijn boterham voldoende feromoon uitgescheiden om zijn kameraadjes op het feestmaal uit te nodigen. En als het een vrouwtje is, heeft ze al kans gezien haar eitjes als paaseitjes in mijn boterham te verstoppen. Maar waar ik het meest van walg, is het feit dat de blauwe bromvlieg van rottend vlees of stront leeft. Langzaam stapte ik terug de keuken in om op zoek te gaan naar de vliegenmepper. Ik rommelde wat in een kast maar kon die niet snel genoeg vinden. (Ik was vergeten dat die in de slaapkamer op ‘t nachtkastje lag.) Toen rolde ik de NRC van gisteren op en betrad daarmee gewapend het slagveld. De vlieg vloog net op toen ik wilde neerstrijken. Met een laag toerental bromde het ongedierte zigzaggend door de ruimte. Ineens was het stil. Ik sloop de kamer verder binnen om te zien waar hij zich stilhield. Ik keek en keek, maar nergens was ‘t kreng te zien. Tot het weer opsteeg en op de Scientific American landde die op de bank lag. In dat nummer stond in een artikel dat het menselijke brein voor een groot gedeelte is opgebouwd uit genen die de fruitvlieg, de Drosophila melanogaster ook heeft. Je bent geen fruitvlieg dacht ik, er is geen gelijkenis tussen ons, dus zal ik met groot plezier je hersenpan inslaan. De bromvlieg bewoog zich met snelle beweginkjes over het tijdschrift als zocht hij de juiste positie en baan om op te stijgen. Hij steeg op en landde nu op de kalender die aan de muur hing in vak 8. “Nee, nee”, zei ik “ morgen is het de achtste van de maand. Vandaag ga je d’r aan!” Maar het lukte mij ook deze keer niet mijn tegenstander slimmer af te zijn. Mijn koffie stond koud te worden. ik liep naar de eethoek en nam wat slokjes terwijl de bromvlieg wat excursies door de kamer maakte. Ik keek naar m’n boterham en trok een vies gezicht. Ik hoorde nu een aankomend brommend geluid bij de keukendeur. Ik liep er snel naar toe en trok die dicht. Dat was zeker een uitgenodigde gast.
Terug in de woonkamer hoorde ik de bromvlieg achter de luxaflex. Ik kon misschien een raam openen en de vlieg naar buiten laten ontsnappen. Nee, vandaag zal de bromvlieg zijn galgenmaal hebben gehad en met een slag van de NRC worden verpletterd! Ik trok de luxaflex iets weg van het raam zodat het logge schepsel daar weg kon en z’n dood tegemoet kon vliegen. Als een bloeddorstige homo sapiens met z’n krant als knuppel in de aanslag liep ik in de kamer rond. De bromvlieg liet weer van zich horen. Hij landde nu op de lamp boven de eettafel. Ik sloop er naar toe. De vlieg trok met z’n pasjes vectoren op de bestofte lamp. Ik aarzelde even vanwege de stof die op de lamp lag om de vlieg daar te verpletteren. De klap zou heel wat stof doen opwaaien en mijn aarzeling ontkrachtte de kans dat ik raak zou slaan. Ik moest dus een betere gelegenheid afwachten. De bromvlieg verlangde, zoals menig crimineel, naar de plek van het delict want na wat onnozel getoer en schijnmanouvres landde die weer op de boterham. Goed zo. De boterham is vlak en op een gunstige hoogte als ik wil toeslaan. De bromvlieg staat zelfs stil. Het is nu of nooit. Ik bracht mijn wapen in stelling en sloeg snel uit alle kracht. Na de klap lag de bromvlieg als gefossiliseerd in volkoren. Met opgetrokken neus schoof ik de boterham met blauwe-vliegmotief in een plastic broodzakje en liep daarmee naar buiten, naar de container in de straat om daarna met frisse moed de ochtend opnieuw te kunnen beginnen.

 

Ken Mangroelal

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter