blog | werkgroep caraïbische letteren

Ken Mangroelal – Op naar Nirvana

We kwamen op de hoek van de straat naast elkaar te staan bij het stoplicht en wachtten het moment af waarop wij veilig konden oversteken.
Ze had al twee keer schuins naar me gekeken. Een vrouw van rond de zeventig ingepakt in een donkergroene winterjas met bontkraagje met een daarbij passende gebreide muts over haar voorhoofd en half over haar oren getrokken.
“U woont tegenover mij in de straat,” zei ze plotseling.
Ik keek haar aan, maar haar gezicht kwam mij niet bekend voor, ook niet vagelijk vanachter een raam gezien als ik op het balkon zat en naar de overkant keek. Of op straat of in de supermarkt om de hoek.
“En,” vervolgde zij “u hebt wel een vreemde manier van de was ophangen.”
“Vindt u?”
“Ja, on-Hollands. Waar hebt u dat geleerd?”
“In Den Hemel,” antwoordde ik trots.
“Den Hemel? Nooit van gehoord, waar ligt dat?”
“In het hoge noorden,” antwoordde ik toen een fietser voor ons door rood reed.
“De meeste mensen kennen dat niet. Ze geloven ook niet dat ‘t bestaat, dat ik maar wat verzin. Het is ook moeilijk te vinden, zowel op de kaart als in werkelijkheid. Het gaat bijna altijd schuil achter een dik gordijn van dichte mist. Wij die er geboren zijn hebben zelf vaak moeite met de weg terug te vinden naar huis. Kijk, het licht springt op groen we kunnen oversteken.”
“O, ik geloof u meneer. Ik hoor ‘t ook aan dat geratel.”
“U bent toch niet blind?”
“Niet helemaal, maar met verkeerslichten heb ik moeite. De kleuren rood en groen kan ik niet goed onderscheiden. Heeft met kleurenkegels in mijn ogen te maken, zegt de oogspecialist. Het komt meer bij mannen voor dan bij vrouwen, dat zal zo wel wezen, maar ik zit er toch mooi mee opgescheept. En, als ik vragen mag, bent u op weg naar Den…?”
“Nee, nee ik moet niet zo ver. Ik moet naar de Nirvana.”
“Asjemenou?”
“Kent u die straat niet? Hier in Oost, pal achter de Hema in de Middenweg.”
Ze schudde met haar hoofd. “Ook nooit van gehoord. Volgens mij verzint u dat ter plekke.” Ze hield even de pas in om mij recht in de ogen te kunnen kijken.
“Ik weet ook niet welke pennenlikker in het gemeentehuis die naam voor de straat uit z’n pen zoog,”voerde ik aan, “Nirvana is boeddhistisch. Het is een toestand van verlichting, van verlossing, waarin alle begeerte is gedoofd.”
“Nou meneer, das niks voor mij.”
“Ook niet voor mij, want ik ben op weg naar mijn nieuwe liefde. Op de hoek van de Nirvana, is een bloemenwinkel daar werkt ze. De rozen die ik daar voor een oude liefde kocht, bracht ons bij elkaar.”
“Jullie buitenlandse mannen ook. Kent u die meneer bij ons in de straat met z’n drie vrouwen? En weet u hoeveel kinderen ie heeft?
Twaalf meneer, twaalf! En wat dacht u van zijn twee oudste zoons? Wel die zitten niet in de schoolbanken, maar in de jeugdcriminaliteit.”
“Ja, ja,” knikte ik.
We moesten even opzij voor een vrouw met kinderwagen geflankeerd door twee dromerige honden.
“Ik ben geen helderziende,” vervolgde ze, “maar ik schat zo in dat tegen de tijd dat ik kassiewijle ben, Amsterdam zwart zal zien.”
“Zwart?”
“Ja, zwart van al die vreemde gasten of hoe je ze tegenwoordig ook mag noemen.”
“U bedoelt…?”
Op dat moment kwam een scooter het trottoir op gesjeesd.
“Opzij!” riep ik. “Hij rijdt ons zo voor onze donder!”
Toen ze uitweek struikelde ze over een scheef liggende tegel. Ze viel. En wat een pech met haar donkergroene winterjas in de verse hondenpoep.
Gelukkig had ze dat zelf niet door. Ik hielp haar overeind.
“Gaat het?” vroeg ik.
“Het gaat, alleen voel ik me een beetje duizelig.”
“De eerste hulp is niet ver van hier. Zal ik een taxi bellen?” vroeg ik. Ze aarzelde. Ik zag wel dat ze van de kaart was.
“Ik zou het wel doen, mevrouw, je weet nooit.” Op uw leeftijd dacht ik erbij.
“Doet u maar.”
“Maar gaat u vooral naar uw nieuwe liefde,” zei ze vanuit haar plotselinge moment van helderheid. “Dat er tenminste vandaag nog iets vrolijks valt te beleven. Het is allemaal rotzooi in de wereld, meneer, allemaal rotzooi!”

 

Bangkok, What Po. Foto © Michiel van Kempen

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter