blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Katholieke meisjesschool

door Nellie Bakboord

De meeste meisjes uit de buurt waar ik in Paramaribo woonde, bezochten de Elisabethschool. Een basisschool, in de Monseigneur Wulfinghstraat. Deze straat kun je als een verbindingsstraat zien tussen de Gravenstraat met de Prins Hendrikstraat, links als je de brug overgaat. Dagelijks liep ik deze straat uit op weg naar school. Ons huis stond halverwege in de straat, voorbij de Regentessestraat. Schuins tegenover wat nu Ons Erf heet. Vroeger stond dit terrein bekend als de wei. Onderweg naar school viel er weinig kattenkwaad uit te halen. Alle bewoners stonden op dat tijdstip op hun balkon of waren juist net bezig hun erf te harken. Misschien piepten sommigen ook. Onzichtbaar. Vanachter hun houten jaloezieën. Nee hoor. Katholieke meisjes haalden geen kattenkwaad uit.

Gelovigen tijdens een mis in de rk basiliek in Paramaribo, Henck Arronstraat (voormalige Gravenstraat) allernaast de Mgr. Wulfinghstraat. Foto © Michiel van Kempen

 

Mijn school was en is nog steeds een meisjesschool. Niet alle meisjes gaan automatisch, als ze naar de MULO gaan naar de St.Louiseschool,de enige overgebleven meisjesschool in Suriname. Deze school bevindt zich op hetzelfde terrein als de Elisabethschool. Wij kregen les van soeurs en ook andere leerkrachten. De katholieke jongensscholen kregen les van fraters en anderen. Anders dan nu moest je wel katholiek zijn wilde je op deze scholen toegelaten worden. Moest je een doopbewijs overleggen? In ieder geval werd je met de hele klas klaargestoomd voor je eerste heilige communie. Een plechtige aangelegenheid waar ik mooie herinneringen aan over heb gehouden.
Aan de ene kant in de straat stonden de meisjesscholen en aan de andere kant de jongensscholen. De jongensscholen uit die straat, de Petrus en Paulus zijn nu gemengd.
Ik weet nog dat wij jaarlijks in schoolverband gingen biechten in de Kathedraal. Of je nou een zonde begaan had of niet je werd verwacht op de biechtstoel. Soms stond, terwijl ik driftig op zoek was naar een zonde het klamme zweet in mijn handen. Het overleggen had ik gelukkig al vroeg in de vingers. Met een paar meisjes uit de klas besprak ik wat ik deze keer zou zeggen. En in welke volgorde. Met zachte stem vertellen dat ik een schepje suiker had gepikt. Dat werkt altijd. En dat ik, terwijl mijn ogen op treurstand stonden, onaardig had gedaan tegen mijn broertjes en zusjes. In onze straat woonden grote gezinnen. Dat wist de pater. Hij kwam onverwacht bij alle katholieke gezinnen op huisbezoek. Kende hij iedereen bij naam? Na de biecht kreeg je de penitentie. Drie Weesgegroetjes en één Onze Vader. Je voelde je hierna verschoond; het gevoel dat Onze Lieve Heer je vergeven had. Ik vraag me ook af of pater het in de gaten had als je maar wat opsomde.
En zou je, als je echt een zonde had begaan dit aan de pater opbiechten?

Ik weet nog dat ik vreselijk verliefd was op een baldadig mooie jongen. Hij is de jongste uit het grootste gezin uit onze straat. Nu die prachtige krullenbol opnieuw op mijn netvlies verschijnt, vraag ik me af of ik dit geheim met pater had moeten delen. Ik denk dat ik pater hiermee in verlegenheid zou hebben gebracht. Hoewel je die eventuele verlegenheid niet eens zou opmerken. In de biechtstoel was er immers een tussenschot. Het gezicht van de pater kon je alleen van de zijkant zien. En ook nooit echt goed want in de biechtstoel is het schemerig. Je ogen pieren hielp niet. Pieren vrome katholieke meisjes hun ogen? Pater zat er. En hij verwachtte dat je kwam biechten. Gelukkig. ‘Verliefd zijn op’ valt niet onder zonde.

aaybaya@gmail.com

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter