blog | werkgroep caraïbische letteren

Karin Lachmising ten voeten uit!

Karin Lachmising was de eerste student die in november 2012 afstudeerde aan de schrijversvakschool te Paramaribo. Felicitaties voor haar en voor de school zijn op hun plaats. Nu is er een poëziebundel van haar verschenen met als titel: Nergens groeit een boom die haar aarde niet vindt. Op de achterkant van het omslag staat deze tekst: ‘Karin Lachmising beschrijft op voorbeeldige wijze de connectie tussen mens en natuur. In het titelgedicht komt de lezer erachter dat hij niet ver van de boom staat. … “Waar water haar verlaten heeft/ noch zaden haar voeden./ Nergens groeit die boom.” Zonder onze wortels, zonder onze voorouders zijn wij nergens.’

Ik wil in geen enkel opzicht de schrijver van deze opmerking te kort doen, maar na lezing van deze fascinerende bundel kon ik mij niet aan de indruk onttrekken dat deze tamelijk platte benadering het werk van Karin tekortdoet. Er is meer aan de hand. Veel meer. Al lezend moest ik denken aan mijn tandtechnicus die nu al een maand bezig is mijn aangezicht weer enigszins toonbaar te maken.
Opmerkelijk is daarbij dat hij dat doet met blote voeten. Stevige mooi gevormde, enigszins breed uitlopende voeten die stevig op de aarde staan. Al werkend aan de ‘kruin’ vormen zijn voeten de basis voor een stevige verticale lijn tussen de aarde en de hemel. Hoe anders lijkt dat het geval te zijn met de voeten van Karin. Op veel plaatsen in haar werk vinden wij een beschrijving van haar soms moeizame relatie met de (natte, vloeibare) grond, haar voeten en wortels. In het gedicht ‘Hoe lang nog?’ (p. 19) vinden we de volgende zin: ‘Hoe lang nog,/ voor de grond/ onder de voeten/ verdwijnt.’ In het gedicht ‘Voelen’ (p. 46) kunnen wij ervaren hoezeer zij op zoek is naar een verbinding met de aarde. Een verbinding die haar in staat zou moeten stellen om dat wat zich in haar licht en luchtwezen bevindt, adequaat uit te drukken. De gecompliceerde aard van haar verbinding met de grond maakt haar soms sprakeloos. Alsof zij zonder haar wortels (nog) niet kan of wil beleven.
Voelen
 
Ik vroeg hem waarom hij schoenen voor mij bracht, waardoor
ik de grond
niet meer zou kunnen voelen.
Hij zei me dat het zo hoort en het mij zou beschermen.
Ik vroeg hem hoe ik mij zou kunnen beschermen als ik niet
meer zou kunnen voelen.
Hij gaf mij papieren met dansende cijfers tussen lussen en
bogen. Ik vroeg hem waar mijn dieren waren, waar de zon,
waar de maan, waar de plek van mijn jacht.
Hij keek mij slechts verwonderd aan.
Mijn hand richtte zich op naar de drijvende lucht, maar hij
droeg een dak
dat zijn beeld beschermde.
Ik vroeg hem de aarde te voelen, maar zijn voeten zaten
opgesloten
in stevig zwart leer met veters, die hem afhielden van de bron
van leven.
In dit gedicht gaat Lachmising een dialoog aan met een mannelijke rationele kant die zij ongetwijfeld ook in zichzelf ervaart. De papieren met dansende cijfers, de zwart leren schoenen met beknellende veters staan in schril contrast met de ‘hoge hakken op een gerafelde mat’ die voorkomen in het gedicht ‘Masker’ (p. 42). Er is ook een horizontale lijn te ontdekken in het werk van Karin. In de schaarse momenten dat de dichter een dialoog probeert te hebben met de mensen om haar heen (buiten de troostende relatie die zij probeert op te bouwen met de natuur) vinden we vaak een gevoel van onmacht, onvermogen en op zijn best beloftes voor iets wat tot stand zou ‘kunnen’ komen. In een toekomst die nog niet is aangebroken.
Mijn tijd
 
Ik leg mijn hand op de plek
waar ik jouw hand bedenk.
In mijn hoofd ben ik de nacht van de dag
reeds ingegaan.
Mijn lippen vormen jouw naam,
die zich in stofdeeltjes naast mij neerlegt.
Ik draai mij om, streel je alvast,
voor het beeld
in ongeduld
wegglipt.
Ik verzoek een vergadering van de sterren
voor een andere datum, één
die mij dichter bij jou zal brengen
In deze veelbelovende bundel is er sprake van een doorvoelde gelaagdheid die verrassend is en als aangenaam beleefd kan worden. Ik heb het sterke vermoeden dat Karin Lachmising zich bewust is van deze gelaagdheid. Hopelijk is Karin moedig genoeg om haar schoenen te laten voor wat zij zijn zodat de vochtige warmte van modder en gras vrij spel heeft tussen haar tenen en haar woorden als vanzelf geaard raken in de grond van haar voorouders en in de liefde van haar tijdgenoten. De natuur zal haar daarvoor dankbaar zijn en wij ook!
Karin Lachmising: Nergens groeit een boom die haar aarde niet vindt. Haarlem: In de Knipscheer, 2013. ISBN 978-90-6265-840- 4

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter