blog | werkgroep caraïbische letteren

Karin Amatmoekrim – Denk niet al te lang na over ouder worden

Vorige week was het twaalf jaar geleden dat Clark Accord overleed, de schrijver van de onverwachte bestseller De koningin van Paramaribo. Ik herinner me zijn dood als een groot onrecht, hoewel je dat soort dingen misschien niet mag denken, omdat het impliceert dat er zoiets als gerechtigheid bestaat in het lot van wie ziek wordt, en wie gezond blijft.

Clark Accord. Fotoportret door Nicolaas Porter

Clark leerde ik kennen op mijn allereerste Boekenbal, inmiddels bijna twintig jaar geleden. Ik was te verlegen om tegen mensen te praten en voelde me vreselijk verloren tussen al die mensen die daar veel beter op hun plek leken te zijn dan ik. Clark zag mij en zei, kom maar bij mij staan, meid. Vanaf dat moment was hij als een oudere broer die me de weg wees in literair Nederland.

Toen hij stierf was hij net vijftig geworden. Te jong, zeiden wij achterblijvers tegen elkaar. Te jong om te sterven, bedoelden we dan. Ik dacht aan hoe betrekkelijk leeftijd is, omdat dit weekend twee jeugdvrienden de vijftig passeerden, en daarmee ouder werden dan Clark ooit zou zijn. Het is een vreemd gegeven, merk ik, dat mijn vrienden vijftigers zijn, en dat dit mensen zijn die ik ken als tieners, toen we platen draaiden van NWA en Tha Liks, en urenlang Mario Kart speelden. En ik besefte dat sterven op je vijftigste te jong is, maar dat wie blijft leven en naar het ouder wordende gezicht in de spiegel kijkt, evengoed durft te klagen over hoe oud we zijn geworden. Hoe onze gewrichten al pijn beginnen te doen, en dat we rimpels hebben gekregen, en grijze haren.

Het gaat er natuurlijk om dat het ons angst aanjaagt, de vervliegende tijd, en hoe gewelddadig deze ons met zich meesleurt. Maar wat oud is bij leven, kan niet opeens jong zijn wanneer iemand sterft. Of, zoals mijn moeder altijd zegt wanneer we haar plagen dat ze oud wordt: „Ik hoop het”. Want, is de impliciete gedachte; als ik niet oud word, betekent het dat ik ben gestorven.

Misschien is het de bedoeling om het te zien als geen van beide: oud noch jong, maar gewoon wat het is, en daar dankbaar voor zijn. Het hielp dat ik zaterdag een tiental vrouwen interviewde in de leeftijd van 62 tot 87. We spraken over hun leven, hun jeugd en de manieren waarop hun grootouders de geschiedenis aan hen door hadden verteld. Een dame herinnerde zich haar overgrootvader, die 113 was geworden en in het jaar dat hij 100 was geworden nog elke dag een uur naar de markt wandelde, en weer terug. Ze glom van trots, terwijl ze het vertelde. Misschien hoopte ze dat de kwieke stap van haar overgrootvader op haar over zou gaan, mocht zij die gezegende leeftijd bereiken.

De dames vertelden over liedjes van volkszangers in de jaren 40 die de dijen van beruchte hoertjes bezongen, en over hoe, achteraf gezien, seks het lekkerst is zo rond je veertigste – met een betekenisvolle blik in mijn richting geworpen. We hadden ons de tranen in de ogen geschaterd en toen ik naar huis ging na die baldadige middag met bejaarde dames, tegen wier energie ik als vermoeide veertigplusser bleek afstak, bedacht ik dat ik wellicht iets te veel over ouder worden en vergankelijkheid had nagedacht. Misschien volstaat het om gewoon te leven en lief te hebben – en te hopen dat het nog even langer duurt, dat het allemaal nog niet eindigt.

[uit NRC, 16 mei 2023]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter