blog | werkgroep caraïbische letteren

Kantráki-verhalen

Verhalen van Kwatta: Derde tot Vijfde Rijweg, 4

door Prem Dihal

Een groep kantráki’s die op een koffieplantage hun vijfjarig contract hadden uitgediend vertelden weleens over gebeurtenissen op de plantage. Ik heb niet kunnen achterhalen of de vertellers zelf slachtoffer waren geworden. Het werd opgetekend door één van hun kleinkinderen.

Plukkers en opzichters staande tussen de struiken Liberia-koffie op de Plantage Jagtlust in Suriname. De koffie-bedden waren berucht om de mierennesten. (Rijksmuseum, ObjectnummerNG-1994-32-5, foto (toegeschreven aan) Eugen Klein, 1900-1905.)

Het optreden van de voorlieden en de opzichters was niet zo menselijk, vooral niet tegen de vrouwen. De meesten probeerden hun het hof te maken. Wanneer het niet lukte seksuele gemeenschap met ze te hebben, werden zij afgestraft door ze in het veld op die plaatsen te laten werken waar het wemelde van de mieren. Zodoende konden zij hun werk niet naar behoren verrichten. Vooral bij het oogsten van koffie was dit het ergst; de boom zat dan meestal vol met mieren waardoor het vereiste aantal kilogrammen per dag niet gehaald werd. In het weekend, bij de uitbetaling van de lonen, werd dan keihard ingehouden van hun 40 cent loon per dag. Zo werden ze na een week of twee gedwongen om zich over te geven aan de lusten van hun voorman of opzichter. De vrouwen stonden gewoonweg machteloos tegenover hen. De misbruikte vrouwen wilden klachten indienen, maar wisten van tevoren dat ze nul op het rekest van de directeur zouden krijgen. Met andere woorden, de voormannen en opzichter hebben flink misbruik gemaakt van hun positie.

In het regenseizoen kwamen de arbeiders kletsnat van het veld af. Dan werd er gebaad en werden er droge kleren aangetrokken. Door de regen werd alles werd vochtig zodat vuur maken niet vlot verliep, ondanks het aanblazen met een pijp (buis). De luifel en het huis zaten onder de rook, hetgeen zeer onaangenaam was voor de ogen en longen. Desondanks moesten de vrouwen zich inspannen om het vuur aan te wakkeren. Het nam een half tot een uur tijd in beslag om het hout normaal te laten branden. Hierna kon men gaan koken. In het grote regenseizoen duurde dit dus onafgebroken vier maanden lang en in het kleine regenseizoen twee maanden. Klagen over de werkomstandigheden bij de opzichters, voormannen en directeur hielp niet. Hoe onaangenaam de omstandigheden ook waren.

Foto van een uitbetalingsmoment op een plantage na een week hard werken. Er wordt geregistreerd en uitbetaald door de skrifiman. De gezichten zijn vermoeid, er kan geen lachje af. De lonen waren dan ook laag. Op dit moment werd je loon ingehouden als je je werk niet af had. (Foto afkomstig van SH-Dikland/SurinameHeritageGuide, Duidelijk anders. Een oosterse wind in de Surinaamse architectuur, 2020). Ook te vinden op Suriname.nu: https://suriname.nu/surinamezoeken/knowledge-base/javanen-en-hindustanen-wachten-op-de-uitbetaling-van-hun-loon-op-de-plantage-cle/.)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter